Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethou ders. (agenda no. 8). Rapport der Commissie, belast geweest met het onderzoek van een suppletoire begrooting der Stads Armenkamer, dienst 1918. De conclusie van het rapport, strekkende tot goed keuring der begrooting, wordt met algemeene stem men aangenomen. De Voorzitter stelt voor dit voorstel te stellen in handen der commissie, die rapport heeft uitgebracht over de herziening van de jaarwedden van den bur gemeester, den secretaris en den ontvanger. De heer Haversclimidt vindt .geen aanleiding om een onderzoek in te stellen. De voorsteller zoekt verband tusschen de jaarwed den van burgemeester, secretaris en ontvanger en die van de wethouders, maar hij vergeet, dat het voor de eerstgenoemde ambtenaren, de hoodfbetrek king is, terwijl de wethouders meerendeels een druk ken werkkring hebben en slechts weinig tijd aan de gemeente kunnen wijden. Maar er is nog iets. De wethouders worden benoemd uit en door den Baad, hetgeen wil zeggen, dat elk der leden, voor zoover hij dat wenscht, een kansje heeft en dit juist moest den Baad weerhouden de jaarwedden ge durig te verhoogen. an neer een ambtenaar, een onderwijzer, een politieagent of een werkman 100 gulden meer moet hebben, wordt dit gewikt en gewogen, maar zon der veel omslag werd de wethouder in 1916 ge bracht van 900 op 1200 en in 1917 van 1200 op 1500 en wat zal men er nu weer van maken! In November 1917 heeft de burgemeester ver klaard, dat in een stad als Leeuwarden de wet houder geen grooter aandeel in de bestuurstaak kan nemen, al was het alleen maar, omdat hij beslag zou leggen op personeel, dat er niet is en ook niet noo- dig is. De heer Hiemstra, toen nog geen wethouder, zeide bij die gelegenheid, dat hij een jaarwedde van 1200 gulden bij den tegenwoordigen werkkring voldoende vond en dat hij tegen verhooging was, wanneer die werkkring niet werd uitgebreid. Jammer dat de heer Hiemstra afwezig is, want hij zou nu kunnen tegenstemmen. Spreker herinnert er ten slotte aan, dat men reeds een vierden wethouder benoemde, om de reeds niet zware taak van de anderen nog te verlichten, dat er pensioen aan de betrekking werd verbonden en dat ook het presentiegeld van de raadsleden aan de wet houders wordt uitgekeerd. Een onderzoek als, de heer de Vos wenscht, komt hem na het aangevoerde volstrekt overbodig voor. De heer de Vos zegt, dat de heer Haversclimidt terecht opmerkt, dat hij spreker zijn voorstel heeft ingediend in verband met de salarisregeling van den burgemeester, den secretaris en den ont vanger. Maar hij heeft daarbij ook rekening gehou den met het feit, dat de Voorzitter eenigen tijd ge leden heeft medegedeeld, dat het werk van den bur- gebeester binnenkort zal worden verlicht. Spreker verheugt zich daarover, maar het ligt in den aard der zaak, dat daardoor de wethouders meer werk zullen krijgen. Bovendien doet spreker opmerken, dat hij niet heeft voorgesteld: verhooging van sala ris, maar alleen een onderzoek. Mogelijk valt dat heel anders uit. De Raad weet niet wat werk de wethouders hebben. En als men zoo nu en dan eens een kijkje neemt, komt men tot de conclusie, dat het bijna een geheelen man eischt. De heer Haver sclimidt mag nu beweren, dat zulks niet het geval is, maar de tegenwoordige tijd bewijst wel anders. Spreker juicht daarom liet voorstel van den burge meester toe, omdat daardoor het werk van de wet houders meer naar voren zal komen. De Voorzitter moet even een kleine informaliteit herstellen. Den vorigen keer is de behandeling van dit voorstel aangehouden tot de volgende vergade ring, alvorens de Baad had besloten om het in overweging te nemen. Zulks moet overeenkomstig het Reglement van Orde en is ook met liet- volgend voorstel niet gebeurd. Het waren toch beide voor stellen vreemd aan de orde van den dag. Ofschoon ze nu op de agenda voorkomen, beschouwt spr. ze beide te verkeeren in de fase, dat over de in-over- weging-neming nog moet worden beslist. De heer Schaafsnia doet opmerken, dat in den laatsten tijd de salarissen verschillende keeren zijn herzien. Spreker en zijne partijgenooten hebben zich daarbij altijd op het standpunt geplaatst, dat de waarde der salarissen verminderd is. Dit is ook liet geval met de salarissen der wethouders. De 1500 van nu heeft niet dezelfde waarde als voor 4 jaar De lieer Haversclimidt: „Van voor 1 jaar". De heer Schaafsnia: Ook niet van voor 1 jaar. Spreker vervolgt en zegt, dat dit een reden is, waarom hij herziening wenscht. Bovendien vraagt liet werk van den Wethouder meer dan een halven man. De verantwoordelijk heid van den wethouder van onderwijs b.v. vraagt meer dan een halven man. En als men meer eischt, moet men ook meer betalen en daarom zeker de sa larissen herzien. Spreker wil daarom een onder zoek en een rapport om te kunnen oordeelen. De Voorzitter herhaalt de vraag, of de Raad liet voorstel in overweging wenscht te nemen. Meet 15 tegen 5 stemmen wordt daartoe beslo ten. Vóór stemmen de heeren: Berghuis, Schoonder- mark, Dijkstra, Schaafsnia, Dijstra, Tiemersma, de Vos, de Haan, Terpstra, Tuip, Collet, Zandstra, Attema, Nijholt en van Sloterdijck. Tegen de heeren: Haversclimidt, Menalda, Koopmans, Fransen en van Wélderen baron Ren- gers. Met 18 tegen 2 stemmen wordt thans besloten overeenkomstig het voorstel van den Voorzitter. Tegen stemmen de heeren Fransen en Haver sclimidt. Ten opzichte van dit voorstel besluit de Raad ook tot het in overweging nemen. De beraadslaging wordt geopend. De heer Tulp kan niet meegaan met het voor stel. Hij stelt zich op het standpunt, dat het voor den Raad niet prettig is, dat Burgemeester en Wethouders trachten 's Raads bevoegdheden te bemachtigen. Omgekeerd is het voor Burgemeester en Wethouders niet prettig als de Raad het col lege werk uit de handen tracht te nemen. Het wil spreker voorkomen, dat dit voorstel zulks beoogt. Het werk der salarisherziening be hoort typisch aan Burgemeester en Wethouders en daarvoor behoort dan ook geen commissie in het leven te worden geroepen. Als de Raad dit werk aan Burgemeester en Wethouders ontneemt, wat doen wij dan, vraagt spreker, met wethouders. De Raad begeeft zich dan op een glad pad. Nu neemt hij de salarisherziening tot zich, straks weer iets anders. Waarvoor hebben wij dan wethouders noo- dig. De bedoelde commissie is bovendien eene com missie van advies. En als Burgemeester en Wet houders niet met de commissie accoord gaan, krijgt de Raad toch een ander rapport. Burgemeester en Wethouders moeten de geheele zaak even goed on derzoeken. De heer Fransen kan zich bij liet gesprokene van den heer Tulp aansluiten. Hij zal niet in herhalin gen treden, maar is ook van meening, dat de sala risherziening thuis hoort bij Burgemeester en Wet houders. De heer Fransen kan zich bij het gesprokene van den heer Tulp aansluiten. Hij zal niet in herhalin gen treden, maar is ook van meening, dat de sala risherziening thuis hoort bij Burgemeester en Wet houders. De Voorzitter sluit zich bij de beide vorige spre kers aan. De heer Schaafsma zegt, dat het voorstel bij hem is opgekomen, toen de Raad besloot de salarissen der hoogere ambtenaren te herzien. In Februari is er besloten geen salarisverhooging, maar duurte- bijslag toe te staan. Nu, heeft spreker gezegd, is er alle reden om terug te komen op een ten opzichte van de andere ambtenaren genomen besluit. Spre ker zou het reeds daarom beter vinden, om ook de lagere ambtenaren salarisverhooging te geven, omdat wij anders bij iederen begrootingspost dis cussieeren over een bepaalde groep van ambtena ren, zonder dat die discussies voldoende zijn voor bereid. Hij meent dan ook, dat het beter is de salarissen in eens te herzien, dan zoo nu en dan een slag in het wilde te doen, waarbij het onder ling verband verloren gaat. Spreker heeft toen gedacht: is dit nu de taak van Burgemeester en Wethouders of van den Raad. In den laatsten tijd hebben wij meermalen gehoord, dat het overal druk is en dat iedere afdeeling met werk overladen is. Als nu dit werk aan Burgemees ter en Wethouders wordt overgelaten, zullen zij ge bruik maken van de te hunnen dienste staande or ganen en ambtenaren en zullen deze nog met meer werk worden belast. Waarom niet eene commissie te benoemen, vraagt spreker, die de zaak in studie neemt en rapport uitbrengt. De Raad blijft dan toch nog altijd vrij om te besluiten overeenkomstig dat rapport of niet. Hij moet opmerken, dat het niets bijzonders is wat hij voorstelt, want er zjjn gemeenten, waar eene raadscommissie alle salaris sen heeft onderzocht, b.v. in Zwolle, Leiden en Almelo. Bovendien wijst spr. op de Staatscommis- sie-Stork, wie het gelukt is meer uniformiteit te brengen in de salarissen der rijksambtenaren. Als ook hier meer uniformiteit komt, dan behoeft de Raad niet iedere vergadering salarisadressen te behandelen, die worden ingezonden omdat de eene groep verhoogd is, de andere niet. De heer Tulp zegt, dat de heer Schaafsnia het heeft over salarisverhooging of duurtetoeslag en beweert, dat de salariskwestie beter door eene com missie kan worden onderzocht. Als nu evenwel de meerderheid der commissie vóór duurtetoeslag is, dan wordt aan den wensch van den lieer Schaaf snia niet voldaan. Waarom, vraagt spreker, kun nen Burgemeester en Wethouders de salarisrege lingen niet herzien. Die kunnen liet, meent spre ker, beter weten dan eene commissie. De heer Schaafsnia heeft dan ook geen enkel motief voor zijn voorstel genoemd. De Voorzitter hoort den heer Schaafsma zeggen, dat deze niets bizonders ziet in zijn voorstel en hij beroept zich daarvoor op de Staatscommissie- Stork. Spreker is het niet met den heer Schaafsma eens, dat het niets bizonders is. De Raad zal toch aan Burgemeester en Wethouders een deel van het werk, dat op hun weg ligt, ontnemen en nog wel een deel, dat typisch bij het college thuis behoort, omdat Burgemeester en Wethouders veel beter in de gemeenteadministratie thuis zijn. Zij kunnen veel beter de werkzaamheden van de ambtenaren en de werklieden met elkaar vergelijken. Eene ver gelijking met de Staatscommissie-Stork gaat niet op. Daarin zijn menschen benoemd, die van de waarde van den te beoordeelen arbeid het meeste verstand hadden, die dus met het oog op de zeer uitgebreide taak, die de Commissie kreeg, waren uitgekozen. Hier krijgt men in de commissie uit sluitend Raadsleden. En, zegt spreker, als de heer Schaafsma meent, dat de ambtenaren minder werk zullen krijgen, wanneer eene commissie liet onder zoek ter hand neemt, dan dwaalt hij. Drie leden van den Raad toöh zijn minder thuis in de gemeen tehuishouding dan Burgemeester en Wethouders. Wanneer eene commissie met de zaak wordt be last, zullen de ambtenaren buitengewoon veel last krijgen. Het voorstel van den heer Schaafsma zal den ambtenaren zeker veel meer werk geven. De heer Schaafsma komt opnieuw met een on juist argument naar voren. Hij zegt n.l., dat er in eene vorige vergadering is besloten loonsverhoo- ging te geven en geen duurtebijslag. Dat is niet juist. De duurtebijslag had er niets mee te maken. De drie bedoelde ambtenaren toch, de burgemees ter, de seeertaris en de ontvanger, ontvangen onder geen omstandigheden duurtebijslag. Eene algemeene salarisherziening heeft pas een jaar geleden plaats gehad en Burgemeester en Wethouders hebben toen het volgende geschreven: „Was niet kort geleden, in verband met het schrij ven van Gedeputeerde Staten over de jaarwedden van den Burgemeester, den Secretaris en den Ont vanger, in den Raad een besluit was gevallen ten aanzien van een herziening van de bezoldiging der verschillende ambtenaren in dienst der gemeete (zie handelingen 1916, blz. 161 en volgg.), dan had hier van ons college een uiteenzetting mogen worden verlangd ten einde voor Uwe Vergadering te ver dedigen, waarom het ondanks den ernst en het on zekere der tijden, gemeend heeft met een voorstel als het onderhavige te komen, dat van de gemeen telijke schatkist blijvend zeer belangrijke offers zal eisehen, een besluit, dat het spreekt wel van zelf niet dan na gezette overweging genomen is". Nu zegt de heer Schaafsma: laten wij nu weer alle salarissen herzien, dan zijn wij van de adressen af. Spreker vraagt, of de heer Séhaafsrna zich dat voorstelt. Op het oogenblik bestaat er éen buiten gewone aandrang om salarisverhooging. Dat komt deels door de duurte, maar groot en deels door de vele hoog gesalarieerde tijdelijke betrekkingen. Hoe 202 Verslag van de handelingen van den 6 (agenda no. 7). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wijziging der gemeentebegrootinqdienst 1918. 8 (agenda no. 9). Voorstel van het lid van den Raad, den heer de T os, om een onderzoek in te stellen naar de jaarwedden van de wethouders dezer gemeente. van Leeuwarden van Dinsdag 13 Augustus 1918. 9 (agenda no. 10). Voorstel van het lid van den Raad, den heer M. Schaafsnia, tot het instellen van een raadscommissie, die zal onderzoeken in hoeverre de salarissen der ambtenaren en beambten moeten worden herzien. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 Augustus 1918. 203

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1918 | | pagina 3