r f 1.700 f 20.150 -'Ob erslag van dc handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdaj 13 Augustus 1018. Herinnerd zij dat deze uitkeeringen van drieërlei aard zijn, n.l. 1. een bijslag aan hen, die uit een werkloozenkas trekken, 2. een uitkeering aan hen, wier uitkeering uit de werkloozenkas is opgehouden, 3. de uitkeering aan de zoogen. „crisis-werkloozen". Onder deze laatste groep, die haar naam ontleent aan een schrijven van het Kon. Kat. Steuncomité van 18 Januari j.l., zijn te verstaan de zijdelingsche slachtoffers van den oorlog. Het werd n.l. steeds moeilijker deze te scheiden van hen, voor wie het plaatselijk Steuncomité ook blijkens zijn officieelen naam was ingesteld: Comité dat zich de belangen aantrekt van hen die door de mobilisatie behoeftig zijn geworden. Door vast te houden aan den eisch van rechtstreekseh verband tusschen de behoeftigheid en de mobilisatie, was het aantal per sonen, dat door het Steuncomité werd geholpen, sterk gekrompen en vielen daarbuiten velen, die wel degelijk tengevolge van de tijdsomstandigheden in een toestand waren geraakt, die hun aanspraak op hulp deed geven. Door de bijvoeging van de groep, die onder het zeer rekbare begrip crisis-werkloozen vallen, zetten de bemoeiingen van het plaatselijk Steuncomité zich sterk uit. De uitkeeringen stegen in 1918 tot de vol gende bedragen Januari Februari Waart April Mei Juni 2 en 6 Juli 2.000 2.700 3.150 4.300 3.900 2.400 Uit het hooge bedrag der uitkeeringen op zichzelf mag niet de gevolgtrekking worden afgeleid, dat zij in ruimer mate werden toegekend dan verdedigbaar is. Wel gaf dit bedrag Burgemeester en Wethouders aanleiding opnieuw na te gaan of inderdaad bij de uitkeeringen maat gehouden wordt, of zij alleen worden toegekend volgens de regelen, aangegeven door het Kon. Nat. Steuncomité. Tot hun leedwezen leidde het onderzoek tot een beslist ontkennend antwoord op die vraag. Burgemeester en Wethouders hebben toen aan het Steuncomité in overweging gegeven de crisis-werk loozen van de andere ondersteunden te scheiden en de zorg voor eerstgenoemden aan anderen over te laten. Het Steuncomité is van oordeel dat deze scheiding niet te maken is. De juistheid hiervan in het midden latende, immers vroeger ondersteunde het Steuncomité alleen recht- streeksche oorlogsslachtoffers, moet worden toegegeven dat de scheiding in de toepassing vaak groote moeie- lijkheden oplevert en er veel voor te zeggen is alle uitkeeringen in één hand te brengen. Op grond van de opgedane ervaring mag die ééne hand niet het plaatselijk Steuncomité zijn. Dit Comité, ontstaan in de eerste oorlogsdagen door de samenwerking van vijf kiesvereenigingen, is niet het lichaam om op den duur een dergelijke taak op de schouders te nemen. Het is begrijpelijk dat hiertoe aanvankelijk is overgegaan bij de onzekerheid om trent den duur van den oorlogstoestand. Thans, nu die toestand zoovele jaren duurt en het einde daar van nog niet is te zien, wensohen Burgemeester en Wethouders er niet de verantwoordelijkheid voor te dragen dat aan een uitgebreid Comité van heeren en dames een onbeperkte beschikking over de ge meentekas wordt gegeven voor het doen van uit keeringen op een zoo weinig vasten grondslag als het begrip crisiswerkloozen biedt. Het is geen verwijt aan het Comité in zijn tegen woordige samenstelling, indien deze regeling min gewenschte gevolgen heeft gehad, want de regeling zelve deugt niet. In andere plaatsen draagt het plaatselijk Steuncomité meestal een geheel ander karakter, doordat het op eigen middelen is aange wezen en niet put uit de gemeentelijke geldmidde len. Is het noodig dat op ruime schaal door de ge meente wachtgeld wordt gegeven aan hen, die als middellijk of onmiddellijk uitvloeisel van den oor log buiten verdienste zijn geraakt, dan behoort dit een gemeentedienst te zijn, onder het dagelijksch toezicht en. verantwoordelijkheid van Burgemeester en Wethouders. Wij hebben ons dezen dienst aldus gedacht, dat een of meer ambtenaren zullen worden aangesteld om de vereischte onderzoekingen te ver richten, waarna in ieder geval het gevoelen van voogden van de Stads Armenkamer zal worden in gewonnen, die hun medewerking bereidwillig heb ben toegezegd. Voor Burgemeester en Wethouders zou meer in het bijzonder de wethouder van Finan ciën de taak op zich nemen. Alleen op deze wijze achten wij den nieuwen vorm van gemeentelijke overheids-beinoeiing mogelijk. Het is niet alleen in het belang van de gemeentekas dringend noodig dat aanvragen om uitkeering aan een scherp onder zoek worden onderworpen. Immers, zonder zooda nig onderzoek werkt de uitkeering hoogst verkeerd en weerhoudt van het zoeken naar werk. Wordt de zaak aldus geregeld, dan vervalt daar mede niet de werkzaamheid van het plaatselijk steuncomité. Integendeel tneenen wij, dat andere deden van die werkzaamheid beter tot hun recht zullen komen, wanneer het Comité niet meer in de mate als thans soms het geval is, met werk is overla den. Bij de verdeeling van verschillende door liet Nationaal Steuncomité verstrekte goederen, zooals klompen, schoenen, sajet, straks wellicht boven- en onderkleeren, verleent het Comité zijn hoogstge- waardeerde medewerking. Evenzoo bij het onder zoek voor de militie-vergoedingen. En waarschijn lijk zijn wij nog niet aan het einde van de bemoei ingen, waarbij de hulp van het Steuncomité, mocht zij worden verleend, gaarne zal worden aanvaard. Wat nu betreft liet nog ter tafel liggend adres van den Bestuurdersbond lijkt het billijk om, waar de georganiseerde en de uitgetrokken werkloozen door hunne bijdragen aan de werkloozenkassen zich ook zelf niet onbelangrijke offers getroosten, den toeslag hooger te bepalen dan voor de ongeorgani- eerden. Zij zijn inderdaad niet gelijk te beschouwen, omdat zij, die een uitkeering ontvangen uit hun werkloozenkas of voor wie op grond van het regle ment de uitkeering is opgehouden, de zoogenaamde uitgetrokkenen, al reeds dadelijk blijk hebben gege ven van te willen medewerken tot hunne verzeke ring in geval van werkloosheid en door hunne bij dragen in die kas daarvoor hebben betaald. Die be taling komt. als 'het ware in mindering van de uit keering, welke daardoor minder bedraagt dan eene uitkeering aan de boven in de laatste plaats ge noemde werkloozen, die bij geen kas zijn aange sloten. Het is dus te verdedigen deze verschillende elementen tot hun recht te laten komen in een ver schillende tegemoetkoming. Dit kan geschieden door rekendnig te houden met de samenstelling van het gezin, in dier voege dat zij voor beide bedoelde categorieën verhoogd wordt met een bepaald be drag voor elk ten laste van het gezin komend kind. Het bedrag ware per kind van 14 jaar en jonger op 0.50 per week te stellen met een maximum van 2.50 per week. Wij hebben op grond van het bovenstaande de eer U voor te stelen, te besluiten: de regeling van 8 Januari/26 Februari 1918 niet Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 Augustus 1918. 207 te verlengen, doch, in afwijking in zooverre van Uw besluit van 1 September 1014 No. 317R/1ÖO, waaibij alle uitkeeringen van het Steuncomité voor rekening der gemeente werden genomen, goed te vinden, dat voortaan de uitkeeringen, welke op grond van vroegere raadsbesluiten aan slachtof fers van de mobilisatie of aan crisis-werkloozen ge schil den, van gemeentewege, onder het toezicht en de verantwoordelijkheid van Burgemeester en Wethouders, zullen worden gedaan, zulks met in achtneming van het verschil in uitkeering tusschen georganiseerden, uitgetrokkenen en ongeorgani seerden als boven is uiteengezet. De beraadslaging wordt geopend. De lieer Seliaafsma wil voorstellen de behande ling van dit punt aan te houden. Het is een zeer uitvoerig voorstel en pas Zaterdagavond heeft het den leden van den Raad bereikt. Spreker heeft daardoor geen tijd gehad vergelijkingen met an dere plaatsen te maken. In de tweede plaats komt in liet prae-advies een alinea voor, die spreker doet verzoeken de gelieele gavoerde correspondentie over te leggen, n.l. deze: „uit het hooge bedrag der „uitkeeringen op zichzelf mag niet de gevolgtrek- Jóng worden afgeleid, dat zy in ruimer mate wer den toegekend dan verdedigbaar is. Wel gaf dit „bedrag Burgemeester en Wethouders aanleiding „opnieuw na te gaan, of inderdaad bij de uitkee ringen maat gehouden wordt, of zij alleen worden „toegekend; volgens regelen, aangegeven door het j „Kon. Nat. Steuncomité. Tot hun leedwezen leidde „het onderzoek tot een beslist ontkennend antwoord „op die vraag." Spreker zou gaarne willen, dat de Raad op de punten, die voor de beoordeeling van belang zijn, beter werd ingelicht, opdat een comité uit de bur gerij, dat vier jaar lang geheel belangeloos haar diensten heeft bewezen, niet op een enkele uit spraak van den Burgemeester, welke niet nader door den Raad kan worden gecontroleerd, aan den wal wordt gezet. De Voorzitter wil den Raad im overweging geven de behandeling niet uit te stellen. Burgemeester en Wethouders hebben zicli gehaast op aandrang van den wethouder Hiemstra. Spreker acht het wen- schelijk dit punt zoo spoedig mogelijk te behande len, daar anders nog twee weken op deze manier moet worden gewerkt. Bovendien is spreker in de volgende vergadering niet tegenwoordig en stelt hij er prijs op de behandeling mee te maken. Wat de heer Sehaafsma verlangt, de Raad zal toch wel een klein beetje moeten afgaan op mededeelingen. Wij hebben den voorzitter van het Steuncomité in ons midden. Die zal bereid en in staat zijn den Raad in te lichten. Spreker gelooft niet, dat de be slissing afhangt van schriftelijke gegevens. Hij ziet ook niet in, dat de Raad daardoor meer licht krijgt. De Raad is voor dit onderwerp by uitstek in de gelegenheid om zyn licht op te steken. In ons mid den zijn twee vertegenwoordigers van het Steun comité, terwijl Burgemeester en Wethouders ook de noodige inlichtingen kunnen verstrekken. De heer de Haan moet eene opmerking maken. De stukken zijn gedateerd 12 Juli 1.1. en pas Zater dag 7 Augustus bij de raadsleden gekomen. In liet voorstel komen grove beschuldigingen voor. Het Steuncomité heeft geen maat gehouden bij de uit keeringen; Burgemeester en Wethouders hebben onderzocht of de regelen van liet Kon. Nat. Steun comité worden gevolgd en beantwoorden die vraag ontkennend; verder insinueeren Burgemeester en Wethouders, dat, hoewel het wenschelyk is dat het doen der uitkeeringen in ééne hand blijft, en die hand niet mag zijn die van het Plaatselijk Steunco mité. Er staat n.l.: „op grond van de opgedane ervaring mag die „eene hand niet liet Plaatselijk Steuncomité zijn." Dergelijke beschuldigingen, meent spreker, mo gen niet klakkeloos worden gedaan. Daarom moe ten alle stukken aan den Raad worden overgelegd. De behandeling dezer zaak had eerst wel binnens kamers mogen geschieden, tusschen Burgemeester en Wethouders en het Steuncomité. Dan was men beter tot bet doel gekomen dan bij een openbare behandeling, waar by den Raad oe gegevens worden onthouden om een onpartydig oordeel te vellen. Spreker is in het bezit der gewisselde brieven, de Raad niet. Hij is dan ook een voorstander van uit stel, ten einde het comité in de gelegenheid te stel len om de feiten, die aanleiding hebben gegeven tot genoemde beschuldigingen, behoorlijk kennis te ne men. Dan kan ook de Raad een zuiver oordeel vel len. Het zou spreker hoogst aangenaam zijn als de Raad het voorstel van Burgemeester en Wethou ders aannam. Als spreker echter geen bepaalde motieven hoort, waarom het Steuncomité verkeerd heeft gehandeld,' acht hij zich niet verantwoord door er vóór te stemmen. Op 't oogenblik is volgens spreker de zaak niet ryp voor behandeling. De heer Oystra komt tot dezelfde conclusie als de heeren Sehaafsma en de Haan. De heer de Haan heeft gesproken van beschuldigingen, ja zelfs liet woord insinuatie gebruikt. Spreker kan er niet over oordeelen, omdat hy van de juiste toedracht der feiten geen kennis draagt. Waar hij deze niet kent, is het voor hem uiterst moeilijk eene beslissing te nemen. Afgezien van de mededeeling, dat de Voor zitter de volgende vergadering afwezig is, is spre ker voor uitstel. De Raad is niet verantwoord te be slissen, als hij de feiten niet kent. De Voorzitter heeft al gevreesd, dat de lieer de Haan in het voorstel eene persoonlijke beschuldi ging zou zien. Spreker gelooft niet, dat die erin ligt opgesloten. Daarin staat alleen de beschuldi ging, dat er geen maat is gehouden bij de uitkee ringen. Maar dat is ook de eenige. Burgemeester en Wethouders echter laten er onmiddellijk op vol gen, dat de fouten te wijten zijn aan de regeling en niet aan het comité. Burgemeester en Wethouders hebben dan ook liet Steuncomité geen aanleiding tot aanstoot willen geven. Als de Raad overlegging der stukken verlangt, bij kan die krijgen, maar 't zal hem niet meevallen. De grief is juist, dat er geen gegevens zijn. Spreker erkent, dat het voor stel wat laat den Raad heeft bereikt, maar derge lijke vertragingen zijn in dezen tijd wel haast on vermijdelijk. Overigens wil spr. er zich niet tegen verzetten, indien de Raad de zaak wenscht aan te houden. De heer Berghuis (wethouder) heeft geen be waar tegen aanhouding der behandeling. Ook is hij vóór het overleggen der stukken, maar niet alleen van de brieven, maar ook van de kaarten, vooral de blanco kaarten, waaruit voor de controle niets te putten is. Daar komt 'het het meest op aan. Uit die kaarten toch blijkt, dat er bij dc uitkeeringen geen maat gehouden is, althans deze mi-et te controlee ren is. De heer Tulp wijst erop, dat men het Steuncomi té de gelegenheid moet geven de beschuldigingen te weerleggen. Of deze zaak nu nog 4 weken langer

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1918 | | pagina 5