240 Verslag van de handelingen van d<n gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 September 1918.
schaffing werd einde Mei gestaakt en Burgemeester
en Wethouders hebben op 2 Juli geantwoord, welk
antwoord' pas op 8 Juli is ingekomen.
Het is spreker uit een en ander gebleken, dat de
Commissie vier jaren lang haar uiterste best beeft
gedaan om de belangen der ingezetenen zoo goed
mogelijk te behartigen. Als spreker de bedragen na
gaat, blijkt hem, dat de Commissie er niet ruim mee
heeft ongesprongen. Het maximum der uitkeering
is 10.En nu is er iemand gesteund met dit be
drag, die vóór den oorlog 25 a /SO verdiende. Dat
is een man die een vrouw heeft en 5 kinderen. Toen
hij eens een week had, waarin hij 4verdiende,
kreeg hij van het steuncomité erbij. De com
missie is, meent spreker, niet te milddadig te werk
gegaan. Misschien zou spreker royaler zijn geweest,
en had hij den man, al had die 4 verdk nd, de volle
10gelaten.
De heer Berghuis (wethouder) zal niet diep op de
kwestie ingaan, daar het prae-advies het noodige
licht geeft. Er wordt van grieven gesproken van
Burgemeester en Wethouders tegenover het steun
comité, maar dat is overdreven. Burgemeester en
Wehouclers zijn overtuigd, dat het steuncomité al
die jaren zijn uiterste best heeft gedaan. Zij zijn
echter tot de overtuiging gekomen, dat een lichaam
samengesteld als het steuncomité in het vervolg
geen uitkeeringen meer moet doen.
De eerste kaarten zagen er wel aardig uit, maar
vaak bevatten ze niets anders dan de namen der ge-
steunden en de kwitantiën.
Van vele wijken ontbraken alle gegevens.
Er zijn weer nieuwe modellen gekomen en daar
staat nog minder op. Dit ook in antwoord aan den
heer Collet. De bedragen, dit geeft spreker toe, zijn
niet te hoog. Die hangen van de omstandigheden af
en die blijken uit de kaarten niet. Onder den naam
van den gesteunde staat niet of het geval behoort
tot de crisisgevallen of dat het is een gewone be
deelde. Het spijt spreker overigens, dat hem blijkt,
dat aan het steuncomité niet schriftelijk de bezwa
ren zijn medegedeeld, en dat alleen wel eens monde
linge besprekingen met den penningmeester werden
gehouden. Hij moet toegeven dat een schrijven van
Burgemeester en Wethouders ontbreekt, inhouden
de de bezwaren tegen de wijze van uitvoering.
De commissie ziet nu in het praeadvies te veel de
bedoeling om de commissie op een minder aangena
me wijze op zij te zetten. Dat hebben Burgemeester
en Wethouders geenszins bedoeld. Bovendien heeft
de heer cleHaan toegegeven,dat hij den tijd gekomen
acht dat de zaak op een andere manier moet worden
aangepakt en deze spreker zal het zeer zeker met
hem eens zijn, dat iedere controle door het college
van Burgemeester en Wethouders was uitgesloten,
hetgeen niet langer meer zoo kon blijven, waar het
als 't ware een blanco crediet werd, dat wekelijks in
omvang toenam. Spreker zal er niets meer van
zeggen.
De heer Hiemstra (Wethouder) wil, als minder
heid in het college van Burgemeester en Wethou
ders, iets zeggen. De heer Berghuis heeft gezegd:
alles staat in het praeadvies. Ja, maar met veel
wat daarin staat is spreker het niet eens. De heer
Berghuis heeft overlegging der kaarten gevraagd
en de heer Collet heeft gezegd dat de Raad daar
niet veel aan heeft. Spreker is dit met hem eens,
maar als de kaarten beter ingevuld waren zou de
Raad, meent spreker, er ook weinig aan hebben. De
steun toch verandert elke week. De eene week ver
dient de gesteunde b.v. 5de volgende week
meer of minder. Daarvan hangt de steun af. Als er
nu op de kaarten alleen voorkomt 't bedrag van den
steun, dan heeft de Raad daaraan niets, als er niet
bij wordt vermeld waarom de steun 45of
is. Zoo zijn de kaarten nooit ingericht ge
weest. De inrichting der kaarten kan dan ook geen
grief zijn. Die zijn nooit eene behoorlijke controle
geweest. De heer Berghuis heeft gezegd: van grie
ven is geen sprake. Als men evenwel het praeadvies
leest, moet men zich over deze uitlating verwonde
ren. Spreker is zelf nog heei kort lid van het steun
comité, maar hij weet dat de leden er zeer veel tijd
voor opofferen, sommigen wel twee dagen per week.
De wijze waarop het steuncomité is behandeld kan
dan ook niet door den beugel, meent spreker.
In het praeadvies staat toch niets minder dan dat
het comité buiten zijn boekje is gegaan. Het heeft
zich toch niet gehouden aan de regelen cloor het
Koninklijk Nationaal Steuncomité gesteld en is te
mildadig geweest. Dat zijn sterke beschuldigingen.
Na kan men wel beweren dat die beschuldigingen
de personen niet raken, maar, de heer de Haan is
raadslid, spreker is wethouder en, als nu gezegd
woidt dat het comité te roijaal steunt, wordt liet als
een persoonlijke grief gevoeld. In liet algemeen ont
kent spreker dat de beschuldigingen juist zijn. Er
kan wel eens een fout zijn gemaakt, dat gelooft
spreker wel, want dat is niet anders mogelijk. De
comitéleden worden wei eens bedrogen, vooral als
liet gaat over 300 ondersteunden. En nu is spre
kers groote grief dat er nog nooit door Burgemees
ter en Wethouders met een enkel woord eenige aan
merking is gemaakt op de werkwijze van het comité.
Als het gebleken was dat er steun werd verleend
aan menschen, die daarop geen recht hadden dan
was de weg deze geweest, dat Burgemeester en
Wethouders daarop de aandacht van het comité
hadden gevestigd en dat is nog nooit gebeurd.
De Voorzitter: „een heele lijst van aanmerkingen".
De heer Hiemstra (Wethouder) spreekt van na
Januari van dit jaar. Misschien zijn er voor dien
tijd gevallen geweest. Maar, vervolgt spreker, als
dat waar is, dan doet het eigenaardig aan dat er in
April een voorstel is gekomen van Burgemeester en
Wethouders om de uitkeeringen aan die crisiswerk-
looz n ook aan het steuncomité op te dragen. Het
vertrouwen in het comité was toen nog ongeschokt,
naar het scheen. De feiten, die voor Januari zijn
voorgevallen, kunnen dan ook geen onderwerp van
bespreking meer uitmaken. Het comité was door het
April-voorstel volkomen gerehabiliteerd. En na dien
tijd zijn er geen aanmerkingen gemaakt. Zonder
dat op fouten is gewezen wordt eenvoudig gezegd:
wij zijn van plan den Raad voor te stellen jullie de
zaak uit handen' te nemen.
Een klein deel van het praeadvies wordt door
spreker onderschreven. Ook hij gelooft dat reorga
nisatie van liet comité noodig is, vooral hij den groo-
ten toevloed van hulpzoekenden in dezen tijd. In
Januari keerde hij als voorzitter van een wijk 26
uit; nu wordt ruim 200uitgekeerd, wat op een
zeer groote toeneming wijst. Het comité krijgt daar
bij elementen, die 't moeilijk kan controleeren. Reor
ganisatie acht spreker dan ook gewenscht.
Hij acht een klein comité geschikt, maar voelt het
als een leemte, dat de Wethouder van financiën er
niet in zit. Het is zoo'n bij uitstek financiëele zaak.
De genoemde wethouder moet als Voorzitter optre
den. Spreker zou dat zeer op prijs stellen. Als er een
klein comité is met ambtenaren, die de zaken onder
zoeken, komt het comité beter tot zijn recht. Spre
ker meent hiermede te kunnen eindigen.
De Voorzitter wil een enkel woord zeggen, omdat
•hij gelooft dat de Raad hier staat voor een zaak van
betrekkelijk groot gewicht. In het eerste half jaar
van .1918 toch is reeds ruim 20.000uitgegeven en
de uitgaven nemen voortdurend toe. En dat zyn
gemeentelijke uitgaven. Dit in de eerste plaats, in
ite tweede plaats heeft men hier te doen met een
zaak van groote sociale be teekenis. Wanneer' toch
het geld slecht wordt besteed, dat doet men meer
kwaad dan goed. Als onoordeelkundig wordt ge
steund, zal er niet meer naar werk worden gezoclit.
En dat zou achteruitgang beteekenen. Spreker
meent dat in het heele debat het persoonlijk element
een te groote plaats inneemt.
Mogelijk heeft het praeadvies daartoe aanleiding
gegeven, maar reeds in de vorige vergadering heeft
spreker gezegd, dat men dit niet als een persoonlijke
kwestie moet -beschouwen en dat het niet aan de
commissie, maar aan de regeling ligt. En de regeling
is van Burgemeester en Methouders, zoodat die dus
de schuld aan zich zelf wijten. Zij hebben zich afge
vraagd: hoe kunnen wijde zaak aanpakken, dat liet
niet als een persoonlijke kwestie wordt beschouwd.
Het blijkt uit het debat, dat Burgemeester en W et
houders daarin niet zijn geslaagd. Men moet echter
niet al te gevoelig zijn over een enkel woord of een
ongelukkige uitdrukking in een praeadvies, maar
men moet zich afvragen: wat eischt het gemeente
belang.
Spreker wil nu den lieer Collet met een enkel
woord antwoorden. De brief van de werkverschaf
fing staat hem niet helder voor den geest. Ten tijde
dat het comité den brief heeft geschreven heeft het
steuncomité gevraagd of samenwerking met de
Werkverschaffing niet mogelijk was. Burgemeester
en Wethouders hebben zich vergewist dat de Werk
verschaffing door zou gaan. Andere jaren werd
deze gesloten, dit jaar zou een maand langer worden
gewerkt. Op het oogenblik, toen de vraag kwam,
was de zaak om die reden niet urgent en toen de
werkverschaffing sloot, hadden Burgemeester en
Wethouders de overtuiging dat de steunverstrek-
king niet op denzelfden voet moest doorgaan. In
dien zin had de brief dus zijn belang verloren. Toen
was het oogenblik daar cm eene andere regeling te
treffen. Spreker is overtuigd dat de zaak niet op
dezen voet moet worden voortgezet.
De heer Collet heeft eene verkeerde voorstelling
gegeven van de wijze waarop de uitkeering aan
crisiswerkloozen is begonnen.
Hij zegt dat liet doen clier uitkeeringen aan het
comité is opgedragen. Er kan van eenigerlei op
dracht in dien zin geen sprake zijn. Burgemeester
en Wethouders zijn begonnen met te zeggen: er zijn
zooveel mensehen tussehen schip en kade, waarvoor
liet moeilijk te zeggen is dat het oorlogsslachtoffers
zijn. Eerst hebben ze gevraagd: hoe doet het Ko
ninklijk Nationaal Steuncomité elders. Daarop is
geantwoord dat het Koninklijk Nationaal Steunco
mité steun verleent voor wat werd aangeduid met
het woord „crisiswerkloozen." De zaak ligt hier an
ders dan in andere gemeenten, het comité leeft hier
uit de gemeentekas. De meeste steuneomité's won.cn
gesubsidieerd en leven dus van eigen middelen,
deels van het Koninklijk Nationaal Steuncomité,
hier is dat niet het geval. Het comité is hier een
lichaam zonder eigen middelen en put uit de ge
meentekas. Dat vindt spreker de kern der zaak. De
heer de Haan heeft gezegd dat spreker leden heeft
aangewezen. Dat is best mogelijk, maar dat was
voor een ander doel. Dat is geweest in 4914, toen het
comité uit den grond gestampt moest worden.
Burgemeester en Wethouders zien in, dat de uit
keering aan de crisiswerkloozen niet bij het plaatse
lijk comité thuis behoort. De heeren de Haan en
Hiemstra verwijten Burgemeester en Wethouders
dat zij niet direct zijn begonnen met te zeggen: het
gaat niet zooals wij willen. De heer Hiemstra ver
gist zich, want er is wel een en ander maal aanmer
king gemaakt en wel dat in 19 a 12 gevallen de uit
keeringen niet in orde waren.
Een andere zaak is, dat het comité toen alleen
de uitkeeringen had te doen aan. de oorlogsslacht
offers. Eu die taak hebben Burgemeester en Wet
houders nooit aan het steuncomité willen ontnemen.
Toen kwamen de crisiswerkloozen en Burgemeester
en Wethouders kwamen tot de ontdekking, dat het
met het verleenen van steun niet altijd ging zooals
het moest. Er kwamen menschen bij spreker, die
zeiden: die kan wel van het steuncomité krijgen en
waarom ik niet. Eén geval is spreker bekend, waarin
geen sprake was van een crisiswerklooze. Het was 'n
hopeloos geval, maar de betrokkene kreeg plotseling
geld van het steuncomité! Het betrof iemand, die
altijd uitsluitend van de liefdadigheid had geleefd.
Bij het nazien der kaarten bleek wat de Wethouder
Berghuis heeft medegedeeld. Spreker heeft over de
uitkeeringen van één weck 17 gevallen gevonden
waarin de uitkeering niet had moeten geschieden.
Vier ervan werden door de Armenkamer of het R.
K. Armbestuur als bedeelden erkend. Het steunen
van deze menschen was vierkant in strijd met de be
paling, dat iemand, die als bedeelde gesteund is,
niet mag worden gesteund door het steuncomité.
Twee gesteunden kwamen rechtstreeks uit de ge
vangenis of Veenhuizen, hij twee anderen was liet
verband met den oorlog al heel verwijderd, een was
een berucht drinker, vier gesteunden waren in die
mate ongunstig bekend dat zij niet voor steun in
aanmerking mochten komen en bij vier was de uit
keering beslist te hoog. Een ervan kreeg 3en hij
had twee zoons die 19.50 inbrachten. Zeer zeker
zijn er in het comité leden, die het volkomen met
Burgemeester en Wethouders eens zijn.
Spreker legt er den nadruk op dat dit alles geen
persoonlijke aanklacht is tegen de leden van het
tegenwoordig steuncomité, maar liet is geen systeem
zooals het nu oebeurt. Het is geen systeem om aan
een zoo groot gezelschap maar chequeboekjes te
geven op de gemeentekas zonder controle. Het is
een parodie op het Elberfelder stelsel. Daarbij heb
ben de bezoekers zekere vrijheid onder strenge con
trole van centrale eomité's.
Hier ontbreekt die controle.
Er is indertijd over gedacht het Elberfelder stel
sel bij de Armenverzorging in te voeren. Maar het is
niet gebeurd omdat men overtuigd was dat het in
deze tijden niet moest. Wat wij nu doen, is veel be
denkelijker. Het gaat niet aan een groot aantal per
sonen een vrijbrief te geven om, naar hun goede hart
hun ingeeft, zij het ook met de beste bedoelingen,
over de gemeentekas te beschikken.
Burgemeester en Wethouders willen daarmee
niet verwijten doen, dat hier of daar eene uitkeering
minde1 juist is geweest, maar zijn overtuigd, dat het
zoo niet langer gaat en dat althans de crisiswerk
loozen aan het comité dienen te worden onttrokken.
Zij hebben zelf ingezien, dat hun geheele regeling
niet te verdedigen is.
Het comité heeft gezegd dat het de hulpbehoe
venden niet kon schiften in crisiswerkloozen en
anderen. Burgemeester en Wethouders hebben toen
voorgesteld de geheele zaak gemeentelijk te doen.
Dat was reeds overwogen ten opzichte van de crisis-
werklcozen en toen was er geen enkele reden om het
ook niet voor de anderen te doen. Er blijft voor het
comité werk genoeg. Er is geen kwestie van grieven
tegen eenig persoon, maar, spreker herhaalt het.
Burgemeester en Wethouders hebben zelf ingezien
dat de gemeente deze taak zelve ter hand moet
nemen en een administratieve organisatie in het le
ven behoort te roepen.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 September 1918. 241