242 Verslag van de handelingen van den gemeenten De 'heer de Haan zegt dat de Voorzitter zich zal herinneren, dat, toen de burgemeester als voorzitter bedankt had en de pogingen faalden om een Wet houder als voorzitter te krijgen, spreker als gekozen voorzitter de medewerking van den burgemeester heeft verzocht om zij]-: taak naar behooren te kunnen vervullen. Het bevreemdt spreker in hooge mate nu uit den mond van den voorzitter te hooren, dat er leden van het comité zijn, die het met den voorzitter eens zijn en dat, terwijl de voorzitter over grieven spreekt noemen kan hij ze niet aan spreker daarvan absoluut niets bekend is. Een van de grie ven is ook dat de crisiswerkloozen niet bij het steun comité behooren. Op 20 Januari evenwel ontvingen Burgemeester en Wethouders een brief van het Koninklijk Natio naal Steuncomité luidende: „In antwoord op Uw terzijde vermelden brief heb ben wij de eer u te berichten, dat wij in de kosten der door U bedoelde steunverleening bereid zijn bij te dragen met een subsidie van 50 Waar het plaatselijk steuncomité ten uwent nog steeds in functie is, vermoeden wij dat de behandeling der door U bedoelde steunverleening aan dit College kan worden overgedragen, Zulks wil ons het meest regelmatig toeschijnen, ook al zal vermoedelijk hier van het gevolg zijn, dat het bestaande orgaan eenigszins zal moeten worden gereduceerd (dit moet zijn uitgebreid), daar dit vermoedelijk niet is inge richt op eene belangrijke uitbreiding van het terrein zijner werkzaamheden. Dienaangaande verzoeken wij gaarne door U te worden ingelicht." Daarop is 11 Februari 1918 een, schrijven van Bur gemeester en Wethouders gevolgd, daarin werd het comité verzocht de zorg voor de crisiswerkloozen op zich te nemen. Een paar maanden later is het comité gebleken, dat het op den verkeerden weg was. Het heeft toen nl. den 24en Mei 1918 aangedrongen op reorganisa tie door te trachten voor de ongeschoolde arbeiders „werkverschaffing" te bevorderen. Een van de andere grieven is dat de vorm van de kaarten geen gelegenheid aanbiedt voor controle. De kaarten, dat is waar, zooals die in enkele wijken zijn ingevoerd, geven die niet, maar de rapporten geven die gele genheid wel. Indertijd heeft het comité eene uitnoo- diging gehad om de rapporten, die geleid hebben tot het doen van uitkeeringen aan een twintigtal perso nen, aan Burgemeester en Wethouders te doen toe komen. Toen heeft de secretaris van het comité den ver schillenden voorzitter verzocht die rapporten in te dienen. Ze zijn aan Burgemeester en Wethouders ter hand gesteld en hebben aanleiding gegeven tot eenige opmerkingen. Het comité heeft daarvan nota genomen. Langs dezen weg alleen kunnen Burge meester en Wethouders toch te weten komen, welke argumenten ertoe hebben geleid om bepaalde per sonen te steunen. De kaarten hadden vroeger voor iedere wijk een afzonderlijke kleur en erop stond vermeld de leeftijd, het beroep, het aantal kinde- ren, de uitkeering. Die gekleurde kaarten zijn ruim 209 weken gebruikt. Ter besparing van drukkosten zijn onlangs alle kaarten gelijk gemaakt en de bij zonderheden weggelaten. Als er één vraag was ge komen A*an Burgemeester en Wethouders, dan zou daarvan het gevolg zijn geweest, dat het comité den ouden weg weer was gaan bewandelen. Het wist echter niet beter of de kaarten strekten alleen tot kwitantie. Spreker blijft erbij dat door Burgemeester en Wethouders het persoonlijk elemeent te veel op den voorgrond is gesteld. Eene bespreken zou alles vol ,ad van Leeuwarden van Dinsdag 10 September 1918. doende hebben opgehelderd. Het comité heeft, door de benoeming van den Wethouder Hiemstra tot lid van het steuncomité in de plaats van den lieer Dr. It. Vorenkamp, die bedankt had1 getracht den band tusschen het comité en Burgemeester en Wet houders nauwer toe te halen. Het heeft dit ook ge daan omdat het overtuigd is, dat waar het geld uit de gemeentekas komt, het niet wenseheljjk is dat personen, daarbuiten staande, vrij over dat geld be schikken. De Voorzitter heeft gezegd dat het over groote kapitalen loopt. Spreker heeft tot einde Juni 1918 den staat der geldmiddelen nagegaan. De ont vangsten van particulieren bedroegen 940Üen Je bijdragen der gemeente 62000in vier jaar. Hiervan is of zal een belangrijk gedeelte (worden) gerestitueerd door het Koninklijk Natio naal Steuncomité. Aan schoenen en klompen was terzelfder tijd door liet Rijk bijbetaald 79.000. De heer Collet wil den voorzitter even antwoor den op diens gezegde omtrent de werkverschaffing. De Voorzitter heeft spreker zeker niet goed ver staan. De heer de Groot heeft indertijd gezegd dat de werkverschaffing einde Mei zou afloopen. De brief van het Steuncomité is op 24 Mei geschreven. Dus hadden Burgemeester en Wethouders haast moeten maken De Voorzitter: „toen is de werkverschaffing ver lengd". De heer Collet: „toen was het afgeloopen. „Dat staat duidelijk in den brief. Het is dus een abuis van Blirgcmeester en Wethouders. De Voorzitter spreekt erover, zegt spreker, dat het steuncomité geheel op de gemeentekas is aangewezen en dat dit in andere gemeenten anders is. Spreker kan daar over niet oördeelen. Hij heeft echter gelezen dat er gemeenten zijn die meer bijdragen dan Leeuwarden. Alkmaar b.v. heeft in korten tijd 74000bijge dragen. Leeuwarden is dus heuseh geen unicum- Verder heeft de voorzitter medegedeeld, dat er arm lastigen zijn gesteund. Het komt spreker vreemd voor dat het comité aan dergelijke menscheii steun heeft verleend. In den brief van het Koninklijk Nationaal Steuncomité toch staat, dat geen steun mag worden verleend aan gezinnen, die hulp kregen van het armbestuur. Ts dat dus wel geschied dan is dit eene nalatigheid.. De lieer de Haan: „een fout". De heer Collet: geweest van het comité. Spreker maakt daarvan het comité echter geen verwijt, daal de comitéleden altijd hun uiterste best hebben ge daan. Na alles te hebben gehoord vindt spreker reor ganisatie gewenscht en hij stelt daarom de volgende motie voor: „De Raad van oordeel dat reorganisatie van liet steuncomité, in verband met de uitbreiding van zijne bemoeiin gen, weuschelijk is, besluit de centrale commissie van dat comité uit te noodigen voorstellen bij hem in te dienen". Spreker wil de commissie de eer laten. De Voorzitter deelt mede, dat de heer Collet de volgende motie heeft voorgesteld: de Raad, van oordeel dat de reorganisatie van het steunco mité in verband met de uitbreiding van zijne be moeiingen wenschelijk is, besluit de centrale commissie van dat comité uit te noodigen voorstellen bij hem in te dienen. De heer Fransen zal niet over de motie zelf spre Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 September 1918. 243 ken. Het is echter voor hem moeilijk zijn lidmaat schap van den Raad en dat van liet steuncomité te scheiden. Met liet Koninklijk Nationaal Steunco mité is eene regeling getroffen, waarbij dat comité 50 aan de gemeente restitueert van den aan cri siswerkloozen verleenden steun. Als lid van het steuncomité heeft hij geen aanstoot genomen aan het prae-advies van Burgemeester en Wethouders, maar als lid van den Raad vraagt hij: hoe komt de gemeente aan de 50 van het Koninklijk Nationaal Steuncomité. De lieer Schaafsma heeft met belangstelling liet debat gevolgd. Een paar punten, wil hij naar voren brengen. Het is hem opgevallen, dat Burgemeester en Wethouders weinig materiaal tegen de vrij scherpe critiek hebben weten aan te voeren. Er zijn. 300 uitkeeringen gedaan aan 200 perso nen. De Voorzitter zegt dat daarbij waren: 4, die bij de armenkamer thuis behoorden, 4 twijfelach tige gevallen. Vier armlastigen, dat is nog maar 2 De Voorzitter: „ik weet niet hoeveel gesteunden er toen waren." De heer Schaafsma: „al is het 8 gevallen, dan is het nog maar 4 De heer Collet: „dat behoeft niet". De heer Schaafsma vervolgt en zegt dat liet co mité altijd de namen aan de Armenkamer heeft op gegeven. Het is dus niet een fout van het comité, maar van de Armenkamer, die geen bericht omtrent de opgegeven personen inzond zoodat het comité niet wist dat het geen steun mocht verleenen. Ook staat er: in andere plaatsen draagt het plaatselijk steuncomité meestal een geheel ander karakter om dat het op eigen middelen is aangewezen. Deze bewering, zegt spreker, is er vrijwel bij langs. Spreker heeft in verschillende genieenten geïnfor meerd en het is hem gebleken dat de comité's in alle gemeenten vrijwel gelijk zijn samengesteld. Dat in onze gemeente de financieele opzet alleen zoo is, dat uitsluitend uit de gemeentekas wordt geput, is ook niet juist. Den Haag heeft eenmaal ƒ10.000 en eenmaal 70.000 uit de gemeentekas betaald. De Voorzitter: „subsidie". De lieer Schaafsma zegt dat Amsterdam per week 75.000 betaalt waarvan 50 uit de gemeentekas. Groningen heeft 'n ongelimitetrd bedrag van de ge meente genomen en reeds ƒ211.000betaald. De stad is toch maar tweemaal zoo groot als Leeuwarden. Ook in Utrecht doet de gemeente het zelf. De bewering dus. dat de financieele opzet elders anders is dan hier is niet juist. Spreker meent dit te moeten zeggen, omdat het in het praeadvies staat. In liet praeadvies komt nog eene clausule voor waar mee spreker zich niet kan vereenigen. Burgemeester en Wethouders willen de zaak uit handen nemen van het comité, om haar zelf ter hand te nemen. Zij zullen de verschillende gevallen door ambtenaren doen onderzoeken en voor ieder geval het ge voelen inwinnen van de Voogden der stadsarmen- kamer, ook over de uitkeering. Is dat om te vragen: behoort het geval bij de Armenkamer of bij Burgemeester en Wethouders? De lieer De Haan heeft verzuimd den steun aan armlastingen verleend te bespreken. Als er zoo iets is gebeurd is dat een fout. Als voormalig wijk- voorzitter der grootste wijk kan spreker echter mededeelen, dat door hem geen ondersteuning werd verleend, dan na ingewonnen informaties bij het armbestuur en bij de politie. Als er steun wordt verleend aan reeds door de Armenkamer g; steunden zou er voor hem aanleiding zijn om den betrokken wijkvoorzitter te herinneren aan zijne verplichtin gen en te wijzen op tekortkomingen. Aan spreker echter is daarvan niets bekend. Ook het comité weet daarvan niets, zoodat spreker zich de grieven, dat de regelen van het Koninklijk Nationaal Steun comité niet zijn opgevolgd en dat het te mild is ge weest, niet kan begrijpen. De Voorzitter meent, dat het in ieder geval goed zal zijn dat Burgemeester en Wethouders in over leg met het comité een andere regeling ontwerpen. Hij heeft dat liever dan hetgeen door de motie- Collet. wordt voorgesteld. Als er toch over reorgani satie wordt gesproken, zal dat heel lang duren, want daarbij komen verschillende punten ter sprake. Spreker vraagt of de heer Collet de mee ning is toegedaan, dat als de motie wordt aangeno men, de Raad nog volkomen vrij is en er niet in ligt opgesloten, dat de uitkeering aan de crisiswerk loozen bij het steuncomité blijft. De heer Berghuis (wethouder) zegt dat de Raad voorzichtig moet zijn. De motie spreekt alleen van reorganisatie. Burgemeester en Wethouders willen het steuncomité behouden voor crisiszaken.' Het steuncomité moet niet worden gereorganiseerd: maar de wijze van uitkeering aan crisiswerkloozen moet worden onder de oogen gezien, ten einde een betere controle te kunnen krijgen over de gelden der gemeente, en daarmede ook beter verantwoord te zijn tegenover het K. N. S. De heer Hiemstra (wethouder) weet niet of het comité het andere werk houdt. Hij gelooft dat er een misverstand bestaat. Als er in de motie sprake was van „gewijzigde steunverleening" dan zouden wij er zijn. Dat is toch de bedoeling. De heer Berghuis (wethouder) weet niet of er in de vraag van den heer Fransen een addertje onder liet gras schuilt. Het gaat over de declaratie' bij het Koninklijk Nationaal Steuncomité. Daartegen is geen bezwaar als de bewijzen er zijn, dat de betalin gen geschied zijn aan daartoe gerechtigden. Men kan er wel eens last mee krijgen of allen, die er op staan wel crisiswerkloozen zijn en spreker verzocht daarom van wege de secretarie de kaarten te mer ken. Tot nu toe heeft de gemeente geen last gehad en beschouwt ze als vallende onder hen, voor wie het K. N. S. restitueert. De heer Fransen: „Krijgt de gemeente dan reeds geld?" De heer Hiemstra: „Neen". De heer Fransen zegt dat door het Steuncomité op 6 Mei is ontvangen van Burgemeester en Wet houders een schrijven luidende: „Krachtens raadsbesluit van 8 Januari j.l. no. 29 R/15, is aan uitkeeringen uit de werkloozenkas krachtens de landelijke regeling een toeslag ver leend, zoodat die met de uitkeering ten hoogste 10 per week bedraagt, terwijl mede aan de zoogenaam de uitgetrokken werkloozen een uitkeering van ten hoogste 10 per week werd toegekend. Voorts werd bij raadsbesluit van 26 Februari 1918 no. 76 R/43, aan ongeorganiseerde werklieden, losse arbeiders en kleine neringdoenden gelijke steun verleend. Uw comité heeft zich bereidwillig met de uitkee ringen. belast, doch wij zouden, mede omdat ook in bedoelden steun door het Koninklijk Nationaal Steuncomité 50 wordt bijgedragen, gaarne iedere maand een gespecificeerde opgave van de uitge-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1918 | | pagina 8