28(3 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 22 October 1918.
Telkens is dit gebeurd en waarom zou het nu niet
mogelijk zijn dat de commissaris van politie tot een
ander inzicht zou zijn gekomen. Het spijt spreker,
dat de vorige burgemeester weg is, hoewel deze hem
steeds by het kennisdebat heeft bestreden. Waarom
willen Burgemeester en Wethouders nu niet het
advies van den commissaris van politie vragen? Dat
bindt ons tot niets. Burgemeester en Wethouders
kunnen daar niet tegen zijn en de Raad ook niet.
Spreker kan dan ook niet begrijpen, welk bezwaar
er is om den commissaris van pol tie te hooren.
De Voorzitter herhaalt, dat Burgemeester en
Wethouders tot de conclusie gekomen zijn, dat de
kermis nu niet moet worden afgeschaft. Er zijn nu
loopende contracten. En er is dan nog tijd genoeg,
om over de kermis te oordeelen.
De heer de Vos: „Die contracten zijn van nul en
geener waarde".
De heer Beekhuis: „Vodjes papier".
De Voorzitter: „Burgemeester en Wethouders
laten in het midden of de kermis zal worden afge
schaft of niet. Zij willen de contracten laten afloo-
pen en dan de kwestie van de al- of niet-afschaffing
opnieuw aan de orde brengen. Als de lieer de Vos
dan zegt, waarom is het oordeel van den commis
saris van politie niet gevraagd, dan had hij gelijk:
Wat zullen Burgemeester en Wethouders hem nu
vragen? Gaat U mee met het idéé om eerst de eon
traeten te laten afloopen?"
De heer de Vos: „Of de kermis in 1*921 zal worden
afgeschaft".
De Voorzitter: „Dat advies hebt U nu niet noo-
dig".
De heer de Haan wil den wethouder Hiemstra
opmerken, dat in deze zitting reeds tweemaal
bij de bespreking van het voorstel-Collet, om te
trachten een democratischen burgemeester benoemd
te krijgen en bij liet voorstel tot ontruiming van het
hotel Weidema, consequenties zijn getrokken uit
het naaste verleden. Waarom zou dat ook hier niet
het geval mogen zijn! En waarom dan geen rapport
van den commissaris van politie, dat voor den Raad
een richtsnoer zou kunnen zijn, om zijne houding te-
bepalen?
Zijn de contracten een bezwaar, dan is het immers
altijd mogelijk te besluiten om de afschaffing der
kermis niet eerder te doen ingaan dan in 1921. De
betrokken kermisreizigers hebben dan meteen gele
genheid om intusschen naar een ander middel van
bestaan uit te zien.
De heer Tulp vraagt of. als de Raad besluit tot
afschaffing, de gemeente ook in processen kan
worden gewikkeld tengevolge van contractbreuk.
De beraadslaging wordt gesloten.
Met 11 tegen S stemmen wordt het voorstel-de Vos
verworpen.
Vóór stemmen de Keeren: Attema, Cohen Dijk
stra, Dystra, de Haan, Collet, de Vos en Nyholt.
Tegen de heeren: Beekhuis, Schoondermark, Me-
nalda, Fransen, van Sloterdijck, Zandstra, Tulp,
Tiemersma, Berghuis, Hiemstra en Haverschmidt.
De Voorzitter stelt nu het voorstel van Burge
meester en Wethouders aan de orde.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Dykstra is het met den heer Hiemstra
eens, dat het niet aangaat, om tengevolge van het
feit, dat een bepaalde kermis niet is zooals het be
hoort, te zeggen: de kermis moet verdwijnen. Hij
wil er echter op aandringen dat verscheidene, niet
met name te noemen inrichtingen in het vervolg
worden geweerd. Hij hoopt ook, dat een toestand
als verleden jaar op den Groninger Straatweg be
stond, daar niet weer zal voorkomen. Het was daar
een bende, die men, tengevolge van het feit, dat er
een stuk grond ligt tusschen de scheiding van Leeu
warden en Leeuwarderadeel, niet weg kon krijgen.
Spreker vraagt of er minder goede samenwerking
bestaat tusschen onze gemeente en haar buurvrouw.
Spreker hoopt dat ook die zaak in orde komt en
dat de gemeente zal toonen wel middelen te kunnen
vinden, om dien toestand te doen verdwijnen.
De heer de Vos stelt voor de behandeling van het
voorstel aan te houden. Er kan dan worden geïn
formeerd naar de kwestie van contractbreuk.
De heer de Haan vraagt of, als tot aanhouding dei
behandeling wordt besloten, de contracten ter in
zage kunnen worden gelegd voor de raadsleden.
De Voorzitter: „Wenseht U misschien ook eene
conferentie met de pachters?"
De heer Berghuis (wethouder) deelt mede, dat de
contracten bestaan in de processen-verbaal van de
openbare inschrijvingen. Daarby zijn de insehry
vingsbiljetten. Anders kan niets worden over
gelegd, behalve nog de voorwaarden, waarop is in
geschreven.
De heer De Haan wensc-ht geen conferentie met
de pachters. Hij vraagt of de gemeente ook schade
kan lijden als zij, door de kermis op een bepaald
tijdstip op te heffen, de inschrijvingen niet gestand
doet.
De heer Berghuis (wethouder): „Er wordt dooi
de inschrijvers een depot gestort voor de nakoming
hunner verplichtingen". Spreker is van oordeel, dat
er geen reden is de behandeling aan te houden.
De heer Hiemstra (wethouder) vindt het ook niet
noodig de behandeling aan te houden. De inschrij
vers storten een depot, waardoor de gemeente
macht over hen heeft. Mocht het nu blijken, dat de
gemeente er juridisch goed af komt, dan is het
moreel niet te verdedigen, dat de gemeente hare
afspraken niet nakomt, waar zij zelf een storting in
geld vraagt voor de naleving der voorwaarden.
Inzage der contracten heeft ook weinig nut.
De heer de Vos (met verlof van den Raad voor
de vierde maal het woord erlangend) meent, dat er
wel reden is om de behandeling aan te houden. \V ij
kunnen dan juist uit moreel oogpunt tot de over
tuiging komen.
De heer de Haan wil er op wijzen, dat zijne mora
liteit te dezen opzichte niet lager staat dan die
van een der wethouders. Als spreker overtuigd is,
dat hij door zekere voorwaarden gebonden is, zal hij
er zich ook aan houden.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het voorstel-de Vos, om de behandeling aan te
houden, wordt verworpen met 13 tegen 6 stemmen.
Vóór stemmen de heeren: Dykstra, Dystra, de
Haan, Collet, de Vos en Nijholt.
Tegen de heeren: Zandstra, Tulp, Tiemersma,
Berghuis, Hiemstra, Haverschmidt, Beekhuis.
Schoondermark, Attema, Menalda, Cohen, Fransen
en van Sloterdijck.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad
van Leeuwarden van Dinsdag 22 October 1918. 287
Het voorstel van Burgemeester en Wethou
der wordt aangenomen met 16 tegen 3 stemmen.
Vóór stemmen de heeren: Zandstra, Dijkstra,
Tulp, Tiemersma, Collet, Berghuis, Nijholt, Hiem
stra, Haverschmidt, Beekhuis, Schoondermark,
Attema, Menalda, Cohen, Fransen en van Sloter
dijck.
Tegen de heeren: de Vos, Dijstra en de Haan.
V. De Voorzitter verleent thans het woord aan
den heer Nijholt tot- het stellen en toelichten zijner
vraag.
De heer Nijholt zal kort zijn, omdat de wethouder
van de bedrijven, de heer Oosterhof f, afwezig is. Hij
hoopt echter, als hij zijn vraag heeft gedaan, daarop
in de volgende vergadering te mogen terugkomen.
Hem is ter oore gekomen, dat door de gemeente aan
de lichtlooze gezinnen voor het aanbrengen van de
gasleiding een prijs wordt berekend, verre boven
die;, waarvoor particulieren de leiding leveren. Hij
heeft een circulaire gelezen, waarin staat, dat de
aansuiting tot de uitlaat van den meter kosteloos
geschiedt, De binnenleiding moet door de betrok
kenen zelf worden betaald. Spreker is by iemand
geweest, die meende zelf de binnenleiding te mogen
laten aanleggen. De gasfabrieksdirectie echter
heeft hem gezegd, dat dit niet ging. Spreker weet
de reden niet. Het blijkt evenwel, dat de gasfabriek
voor de binnenleiding een te hoogen prijs bedingt.
Moet de buitenleiding soms betaald worden door de
meerdere opbrengst der binnenleiding? Voor 3/„
buis wordt door de gasfabriek berekend 4.30, door
particulieren J 1.28 de kosten van het aanleggen.
Het is bekend, dat de aansluiting van 100 per-
ceelen in de Weerklank aan de gemeente 44 per
aansluiting kost.
Spreker vindt het niet gerechtvaardigd, om de
binnenleiding de kosten der buitenleiding mee te
laten betalen. Hij zou gaarne de tarieven zien over
gelegd en de berekeningen, waarop die tarieven
steunen, zoowel van gas als electriciteit, om even
tueel in de volgende vergadering daarop terug te
komen.
De heer Hiemstra (wethouder) zegt dat de wet
houder der bedrijven niet tegenwoordig is en dat
Burgemeester en Wethouders daarom geen inlich
tingen kunnen verstrekken. Het college heeft echter
geen bezwaar de tarieven over te leggen.
De heer Nyholt heeft vergeten te zeggen, dat zijn
vraag ook betrekking heeft op de electrische gelei
dingen.
De Voorzitter zegt dat Burgemeester en Wethou
ders in de volgende vergadering antwoord zullen
geven.
VI. De Voorzitter zegt, dat er, alvorens hij de ver
gadering sluit, nog een plicht op hem rust. Wy
hebben ïemaud in ons midden, die voor het laatst de
vergaderingen bijwoont. Spreker bedoelt de heer
Menalda, die sinds 22 Mei 1896 lid van den Raad is
en die ons nu gaat verlaten. Spreker meent hem
bij het nemen van afscheid met een enkel woord te
moeten toespreken. De afgetreden burgemeester
heeft gezegd niet gaarne met stille trom te willen
vertrekken. En dat zou mef den heer Menalda het
geval zijn, als wij hem zoo lieten gaat. De heer
Menalda heeft veel meegemaakt, hij heeft in ver
schillende commissies gezeten o.a. in de Commissie
voor het ontwerpen van strafverordeningen, de
gascommissie. Persoonlijk heeft spreker hem leercn
kennen in de muziekcommissie en hy stelt zich voor
dat de heer Menalda den ijver, daar aan den dag
gelegd, ook heeft getoond in de andere commissies.
De heer Menalda is niet een lid geweest, die het
meest het woord heeft gevoerd. Maar dat zijn ook
niet altijd degenen, die het hardst werken. Zij die
het meest het woord voeren, zijn dikwijls degenen,
die het minst uitvoeren. Tot die categorie heeft de
heer Menalda niet behoord. In de muziekcommissie
heeft spreker aan den heer Menalda altijd gehad
een secretaris, die vol ijver, vol hart de zaken
behandelde. Daarvoor zegt spreker hem hartelijk
dank. Hij spreekt uit naam van alle leden, als hij
den wensoh uitspreekt, dat het hem en de zijnen
verder wel moge gaan.
De heer Menalda dankt den voorzitter voor diens
vriendelijke woorden. In de 22 jaren van zijn lid
maatschap is hier veel gebeurd en heeft eene
groote wisseling van personen plaats gehad. Van de
leden, die hij hier bij zijn intrede vond, zijn er nog
slechts twee over, n.l. de heeren Beekhuis en Haver
schmidt.
Wat zaken betreft, ook te dien opzichte heeft
spreker een zeer belangrijke tijd meegemaakt. Zoo
wel in het uiterlijk voorkomen der gemeente, als in
de bestuursrichting daarvan, zijn groote dingen
gebeurd. Spreker is erkentelijk in de gelegenheid te
zijn geweest in de overleggingen daarover, welke
hier daaraan zijn voorafgegaan, een aandeel zij
het ook een bescheiden te hebben gehad. Hij is
er dankbaar voor, dat hij die verschillende zaken
van nabij heeft kunnen gadeslaan en zegt er zijne
kiezers hartelijk dank voor. dat zij hem zoo dikwijls
daartoe in de- gelegenheid hebben gesteld door hem
hun vertrouwen te schenken. Den leden van den
Raad dankt hij voor hun aangenamen omgang en
de ambtenaren voor de bereidwilligheid, waarmee
zij hem steeds inlichtingen hebben verstrekt.
Niets meer te behandelen zijnde sluit de Voor
zitter de vergadering.