274 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 22 October 1918.
meester binnen te halen. Dat liet cijfer 45 niet
juist is, trekt spreker in twijfel. Het doet er echter
niet toe, het mag ook 41 zijn. Spreker heeft
het cijfer neergeschreven, om uitdrukking te geven
aan den geest, welke onder Leeuwardens' burgerij
heerscht. Nu men echter aan verschillende kanten
uit het voorstel leest dat het de bedoeling is aan
te sturen op een sociaal democratischen burge
meester, is spreker bereid de punten b en c te
schrappen, zoodat alleen overblijven de punten
a en d.
Spreker is er niet zoo gerust op als de heer
Haversehmidt, dat wij hier kmiand krijgen, die
hier thuis behoort. Wij hebben hier wel andere bur
gemeester gehad, die geen democraten waren.
Leeuwarden gaat nu in democratische richting en
heeft recht op een democratischen burgemeester.
De wethouders zullen het niet prettig vinden
iemand naast zich te hebben, die geen democraat
is. Ook voor den Raad is het lastig een voorzitteer
te hebben, die de meerderheid altijd dwars zit.
De 'beer Dystra zal aan dit gewijzigd voorstel niet
meewerken. Alleen zou hij dat willen doen als
hij verzekerd was een burgemeester te krijgen, die
de christelijke democratie voorstaat, en dat kan hij
niet bereiken. Daarom heeft hij gezegd: Laat iedere
partij als zoodanig trachten invloed uit te oefenen
in Den Haag. Hij wenscht een christelijk
democratisch burgemeester.
De Voorzitter kan zich het standpunt van den
heer Dystra goed voorstellen. Hij verzwakt zijn
eerste betoog niet door te zeggen: ik ben ook voor
een democratischen burgemeester, maar dan in
eene andere beteekenis. Hij heeft dus van zijn
standpunt gelijk, dat hij niet wil meewerken.
De heer de Haan wenscht aan geen enkel adres in
deze richting moe te werken. Hij wenscht, zooals
tot nu toe, geheel vrij te staan tegenover eiken
burgemeester, die komt in de gemeente, waar
spreker de eer geniet He bevolking te vertegen
woordigen. Hij wenscht zich zelf te vrijwaren tegen
het verwijt te hebben meegewerkt aan de benoe
ming van een burgemeester van een bepaalde
rioluing, als later onverhoopt mocht blijken, dat
hij daar niet mee kan samenwerken.
De heer Fransen heeft den heer Collet gevragd
hem duidelijk te maken welke soort van democratie
door hem bedoeld wordt. Hij heeft daarop geant
woord: als de heer Fransen niet weet wat demo
cratie is, dat kan ik niet helpen. Spreker weet
echter wel.wat democratie is, maar hij wil weten
in welken geest de heer Collet de democratie wil
sturen. De punten b en c heeft hij nu geschrapt,
maar nu is de aardigheid van het heele ding af.
De heer Collet: „Voor den heer Fransen".
De heer Fransen: „In ond. a staat dat gebleken is,
dat de bevolking in democratische richting wenscht
te worden bestuurd. „Waaruit, vraagt spreker, is
dat gebleken?"
De Voorzitter: „Uit de stemmingen".
De heer Fransen: „De socialistische richting dus?
Als de heer Collet consequent wil zijn, moet hij
zeggen in adat dit een reden is er bij de Kroon op
aan te dringen een burgemeester te benoemen, die
blijken heeft gegeven in socialistischen geest te
willen werken. Nu de onderdeelen b en c geschrapt
zijn, is het heele ding van onwaarde. Spreker is er
vierkant tegeai.
De heer Beekhuis blijft het beter vinden dat de
Raad het voorstel, hoewel het nu veel verzacht is,
niet aanneemt. Als wij laatstelijk een burgemeester
hadden gehad van andere richting, was het iets
anders. De vorige burgemeester echter wist in
democratische richting te besturen. Als het nu de
bedoeling is, om hier iemand te krijgen, die meer
democratisch is dan hij, kan spreker er zich zeker
niet mee vereenigen..
de heer Collet: „Anders wel?"
De heer Beekhuis vervolgt en zegt dat bij tevre
den is met de regeering van burgemeester Pntijn
en hij er zich niet mede kan vereenigen, dat wij
hier iemand zouden wensohen, die in nog meer
democratische richting zal besturen. Hij blijf; erbij
dat de Raad beter doet het voorstel niet aan te
nemen.
De beraadslaging wordt gesloten.
Met 11 tegen 8 stemmen word het voorstel-Collet
verworpen.
Vóór stemmeen de bierenTiemersma, Collet,
Berghuis, Nijholt, Hiemstra, Schoondermark,
Zandstra en Dijkstra.
Tegen de heeren: Tulp, Dystra, de Haan, de Vos,
Haversehmidt, Beekhuis, Attema, Menalda, Cohen,
Fransen en van Sloterdyck.
19. voorstel van den heer L. Zandstra, om aan
den minister van Landbouw een schrijven te rich
ten inzake de door dezen getroffen maatregelen
omtrent de voorziening van voedsel en andere on
ontbeerlijke levensbehoeften.
De Voorzitter beschouwt dit voorstel van den
heer Zandstra als een voorstel vreemd aan de orde
van den dag. Hij vraagt daarom volgens het regle
ment van orde, of de Raad bet in overweging
wenscht te nemen.
Met algemeene stemmen wordt daartoe besloten.
De Voorzitter geeft het woord aan den heer
Zandstra, ter toelichting van zijn voorstel.
De heer Zandstra acht eene toelichting over
bodig. Hij hoopt dat de leden van den Raad het
adres hebben gelezen en dan zullen zij hebben op
gemerkt, dat liet eenvoudig gesteld is en zeer
begrijpelijk. Het spreekt voor zich zelf.
De heer Berghuis (wethouder) moet zich tegen
het voorstel verzetten. Hij kan mededeelen in de
vorige vergadering heeft hij dat ook al gedaan
dat het college van Burgemeester en Wethouders
aan een zeer uitgebreid adres aan den Raad van
Amsterdam, volmondig adhaesie had betuigd en
ook op een nieuw adres van dien Raad weder het
zelfde heeft gedaan. Daarin kwamen bijna alle
door den heer Zandstra genoemde punten voor.
Een adres van hier uit aan den minister te zen
den acht spreker dan ook overbodig. anneer de
heer Zandstra het noodig acht, zouden de inge
zetenen nog eens kunnen requestreeren; dat is iets
anders. De Raad moet overtuigd zijn, dat het college
in zijn geest medewerkt en spreker geeft dan ook in
overweging het voorstel-Zandstra niet aan te
nemen. De lust om dergelijke stappen te doen, zal
hij het college verdwijnen, als de Raad daarna het
zelfde gaat doen. Alsof het college het niet goed
had gedaan!
De heer Zandstra zegt dat de mededeeling van
den wethouder hem genoegen doet. Wat Burge
meester en Wethouders hebben gedaan is hem niet
bekend.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 22 October 1918. 275
Do heer Berghuis (wethouder): „Ik heb dat in de
vorige vergadering al gezegd".
De heer Zandstra vervolgt en zegt, dat de heer
wethouder toen heeft gesproken over een
schrijven over den broodprijs en toen heeft spreker
gezegd, dat er meer aan vast zit. Maar al is het
waar, dat Burgemeester en Wethouders adhaesie
hebben betuigd aan een adres uit Amsterdam, dan
nog acht spreker een adres van onze gemeente niet
overbodig, waarin wordt aangedrongen op mildere
rantsoeneering en lagere prijzen. De nieuwe koers
waarin deze minister van Landbouw stuurt, is
alles behalve in het belang der bevolking. Als het
zoo voortgaat, kunnen conflicten niet uitblijven. De
ontevreden, slecht gerantsoenneerde massa kan de
hooge prijzen, welke voor de distributie-artikelen
gevraagd worden, niet betalen. Er zal een stoornis
komen in de volkskracht. Door de tegenwoordige
manier van doen toch wordt de groei der jeugd
tegengehouden. De zieken en zwakken, vooral de
minder gesitueerden, kunm n niet krijgen wat zij
behoeven. Spreker acht liet dan ook niet overbodig
dat er van alle kanten wordt aangedrongen op eene
betere distributie on lagere prijzen.
De Voorzitter vraagt of de lieer Zandstra zijn
voorstel handhaaft, of hij met de mededeeling
van den wethouder niet tevreden is.
De heer Zandstra handhaaft zijn voorstel.
De heer Dystra onderschrijft den inhoud van het
adres. Wat erin wordt gezegd is waarheid. Maar
wat spreker niet onderschrijft, dat is het votum,
dat de lieer Zandstra den minister van Landbouw
geeft. Deze is toch nog niet lang aan het roer en
spreker gelooft niet, dat de toestanden zoo erg zijn
als de heer Zandstra het voorstelt. Spreker heeft
de discussion in de Tweede Kamer gevolgd en hij
weet, dat een zijner partijgenooten, de heer Smeenk,
zijn volle vertrouwen heeft geschonken aan den
minister van Landbouw. Dat is voor hem een be
wijs, dat Zijne Excellentie in de goede richting
gaat. Daarom heeft hij bezwaar om zich voor het
voorstel te verklaren, zooals hij oorspronkelijk van
plan was. Het votum, door den heer Zandstra aan
den minister van Landbouw gegeven, heeft hem
op zijn besluit doen terug komen.
De beraadslaging wordt wordt gesloten.
Het voorstel-Zandstra wordt verworpen met 13
tegen (5 stemmen.
Vóór stemmen de heeren: Nijholt, Hiemstra,
Zandstra, Dijkstra, Tiemersma en Dollet.
Tegen de heeren: Haversehmidt, Beekhuis,
Schoondermarck, Attema, Menalda, Cohen. Fran
sen, van Slotordijck, Tulp, Dijstra, de Haan, de Vos
en Berghuis.
20. rapport der commissie, belast geweest met
het onderzoek der gemeenterekening, dienst 1917
21. rapport der commissie, belast geweest met
het onderzoek der geloofsbrieven van de heeren
H. de Boer, D. van Wclderen baron Rengers en
0. F. de Vries;
De rapporten 20 en 21 hebben ter visie gelegen, om
nog heden te worden behandeld.
22. voorstel der commissie voor het ontwerpen
van strafverordeningen tot vaststelling van een
verordening betreffende den bakkersnachtarbeid;
23. praeadvies dier commissie op adressen be
treffende sluiting op Zondag van barbiers- en kap
perszaken
De stukken 2223 zullen worden gedrukt als
bijlage tot het raadsverslag, bij de leden rondge
zonden en te zijner tijd behandeld.
24. dat tot opzichter der plantsoenen, vacature
(t. H. Menieman, is benoemd, (t. J. Boeschoten te
Zeist.
Wordt voor kennisgeving aangenomen.
De Voorzitter deelt mede, dat de heer Nijholt ver
lof heeft gevraagd aan Burgemeester en Wethou
ders een vraag te mogen stellen, naar aanleiding
der tarieven, welke worden toegepast bij den aanleg
van liehtleidingeu in de huizen. Spreker stelt voor
het daartoe noodige verlof te verleenen na afhande
ling der agenda.
Met algemeene stemmen wordt daartoe besloten.
IV. Wordt, ter tafel gebracht:
1. Aanbeveling voor de benoeming van twee
leden en twee plaatsvervangende leden in het stem
bureau voor de benoeming van leden der Kamer
van Koophandel en Fabrieken.
Leden: A. Cohen en H. Tiemersma.
Plaatsvervangende leden: S. Nijholt en S. Dij
stra.
2. Alsvoren voor de benoeming van een tijde-
lyk leeraar in het boekhouden aan de Burger
avondschool:
A. Deinema.
3. Voorstel van Burgemeester en Wethouders
om aan B. J. Fortuin te Deinum vergunning te ver
leenen tot het opruimen van een bestaand brugje
enz. aan den Harlingertrekweg.
4. Alsvoren om hun een crediet te verleenen
voor den bouw van 8 houten noodwoningen alsmede
voor de inrichting van het voormalig hotel Wei-
dema tot levensmiddelenbureau.
De stukken 14 hebben ter visie gelegen om nog
lieden te worden behandeld.
5. Alsvoren om aan de NA". Leeuwarder Papier-
warenfabriek vergunning te verleenen tot liet
plaatsen van meerpalen in den Harlingertrekweg
tegenover haar fabriek.
t>. Alsvoren om aan de Leeuwarder Grond-
exploitatiemaatschappy vergunning te verleenen
tot het maken van een dam in de sloot tusschen haar
terrein en den Stienserweg.
7. Alsvoren tot koop van de Maatschappij tot
Exploitatie van Staatsspoorwegen van een terrein-
tje bij den eersten overgang in den spoorweg naar
Groningen ten behoeve van den aanleg van een
trottoir aldaar.
8. Alsvoren op het adres van P. de Vries om
verhooging van de tarieven voor het pontveer over
de gracht achter den Prinsentuin óf tegemoet
koming wegens hooge kosten der treklijnen of ver
laging der pachtsom.
De stukken 8 zullen in eene volgende ver
gadering worden behandeld.
9. De ontwerpbegrootingen van de haten en
lasten der gemeentelijke gasfabriek, van het gem.
electricitoifbedrijf en de ontwerp-begrooting van
inkomsten en uitgaven der gemeente, alle over het
jaar 1919.
Worden gedrukt als bijlagen tot het raadsverslag
en bij de leden rondgezonden met bepaling dat het
onderzoek in de sectiën voor 9 November moet zijn
afgeloopen.
V. Rapporten.
De heer Menalda rapporteert dat de commissie,
heiast geweest met het onderzoek der rekening en
verantwoording van het Gemeentelijk Werkloozen-
fonds, dienst i917, geene aanleiding heeft gevon
den tot het maken van op- of aanmerkingen. Zij
stelt derhalve voor de rekening en verantwoording