280 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van 'Leeuwarden van Dinsdag 22 October 1918. heer Fransen heeft in zooverre gelijk, dat de ge meente wel kan wachten tot Mei en dat dit slechts wat huur kost, en dat dit niet zoo verschrikkelijk is. Maar tie toestand in hotel eidenia is onhoud baar. Spreker weet niet of de heeren liet rapport hebben gelezen, maar op den zolder ligt het vuil opgehoopt; als het gas niet te best brandt wordt er een stuk hout opgelegd. Burgemeester en Wethou ders kunnen de verantwoordelijkheid dan ook niet langer dragen, dat het hotel Weidema bewoond blijft zoals nu het geval is. En omdat liet levens middelenbureau moet worden ontruimd, èn omdat de toestand in hotel Weidema onhoudbaar is, heb ben Burgemeester en Wethouders hun voorstel gedaan. De heer Attema kan zich voorstellen, dat het gebouw Weidema moet worden ontruimd. De 16 niet betalende gezinnen kunnen in de Philautroop worden ondergebracht, maar de 8 weDbetalenderi zouden kunnen blijven. De toestand wordt dan veel gunstiger. Het verwondert spreker, als hij zich herinnert hoe indertijd door de partij van den heer Hiemstra op de noodwoningen is afgegeven, dat Burgemeester en Wethouders komen met een voorstel tot liet bouwen van noodwoningen. De heer Tulp: „De noodtoestand". De heer Attema vervolgt en zegt dat de noodtoe stand blyft. De gemeente is niet verplicht het ge bouw te verlaten. Zij kan wachten tot 1 Mei. En dan kan de gemeente de gelegenheid om woningen te bouwen, gebruiken. Spreker doet nog opmerken, dat ook pas is aangekocht het huis van den heer Barbas. Dat zal misschien ook te gebruiken zijn. Spreker ondersteunt het idee van den heer Fran sen. Hij wil in overweging geven het levensmidde lenbureau te gebruiken tot 12 Mei 1919, de 16 niet- betalende gezinnen onder te brengen in de Philau troop" en acht definitieve woningen te bouwen. De Voorzitter doet opmerken, dat de portee der kwestie niet zit in liet feit, dat de gemeente het hotel Weidema niet behoeft te betrekken omdat zij het levensmiddelenbureau nog niet behoeft te ontruimen. De portee zit daarin, dat de bewo ners uit het hotel moeten De heer Fransen: „Waarom". De Voorzitter: „Omdat de mensehen zich er niet behoorlijk kunnen verwarmen". De heer Fransen: „Dan hadden Burgemeester en Wethouders veel eerder met een voorstel kunnen en moeten komen, dit was reeds een jaar lang be kend". De Voorzitter: „Dat is getracht, maar het was onuitvoerbaar". De heer Fransen: „Och kom". De Voorzitter: „De heer Fransen neemt zoo nu en dan liet air aan van een deskundige. Wij hadden den lieer Fransen indertijd moeten benoemen tot deskundige". De lieer Fransen: „Ik zou je danken". De Voorzitter: „Als het zoo blijft, kan het niet langer. Wij moeten eruit; er is ernstig brandgevaar, en er hcersehen toestanden van zedeloosheid, te verschrikkelijk om te beschrijven. De heer Fransen: „Weten Burgemeester en Wethouders dat nu pas". De Voorzitter: „Beter ten halve gekeerd dan ten heele gedwaald. Ten einde raad en omdat de ge meente een gebouw voor levensmiddelengebouw moet hebben, hebben Burgemeester en Wethouders de beide genoemde factoren wijselijk samenge voegd. De heer Attema zegt dat, als 2/3 der bewoners eruit gaat, de zaak wel voor een niet te hoogen prijs in orde kan worden gebracht. Dan wordt de toestand heel anders. Spreker is tegen noodwonin gen. De heer de Haan zegt dat het bij hem vaststaat, dat de gezinnen, die ergernis geven, zoo spoedig mogelijk naar de Philautroop moeten worden over gebracht. Spreker is er hoofdzakelijk een tegen stander van om 19.000 uit te geven voor acht noodwoningen. Spreker zou het hotel Weidema willen ontruimen, zonder noodwoningen te bouwen. Hij vraagt of dit niet mogelijk is. De heer Nijholt zegt, dat hij uit het antwoord, dat door den voorzitter is gegeven aan den heer Attema, opmaakt, dat deze door den voorzitter niet goed is begrepen. Er zullen toch wel 8 gezinnen nog een of twee maanden in het hotel kunnen blijven. Dan zal de toestand niet zoo onhoudbaar zijn. Het levensmiddelenbureau zou het gebouw dan een paar maanden later kunnen betrekken en inplaats van houten zouden dan goede steenon woningen kunnen worden gebouwd. Spreker zou gaarne de meening van Burgemeester en Wethouders hieromtrent willen weten. De heer Fransen (met verlof der vergadering voor de derde maal het woord erlangend) zegt dat hij begint te bemerken, dat het grootste argument voor het bouwen van noodwoningen is, dat het ge bouw moet worden ontruimd. Een jaar geleden wisten Burgemeester en Wethouders wel, dat deze toestand bestond. Als dit nu de hoofdzaak was, dan had men wel eerder met een voorstel kunnen komen, om woningen te bouwen. Niemand kan spreker wijsmaken, dat dit niet mogelijk is geweest. Nu komt daar nog de ontruiming van het levensmid delenbureau bij. Als de gemeente liet op 1 Januari verlaat, behoeft zij slechts huur te betalen tot 12 November, Dat voordeeltje kan niet opwegen tegen de uitgaaf van 20.000. Laat de gemeente dat half jaar huur gerust betalen; zij krijgt het wel terug. Spreker stelt voor acht definitieve woningen te bouwen. De Voorzitter herhaalt dat Burgemeester en Wet houders zich niet verantwoord achten, het gebouw- Weidema dezen winter op den bestaanden vort te laten bewonen. De heer Hiemstra (wethouder) zegt, dat deze zaak veel tongen heeft losgemaakt en dat het den schijn heeft alsof Burgemeester en Wethouders iets willen doordrijven wat niet goed is. Dat is niet het geval. Zij hebben wel degelijk hunne gronden. De lieer Fransen heeft gezegd, dat men een jaar geleden wel wist dat de toestand onhoudbaar is. Dat is best mogelijk. Elke wethouder heeft een specialen tak van dienst, waarvoor hij verantwoor Hcdijk is. En nu kan het wel zijn, dat sommige din gen vlugger moesten worden behandeld, het is niet altijd mogelijk. Van den directeur der Gemeente werken kwam een schrijven in, waarin werd aan gedrongen op het maken van voorschriften ten op zichte van brandgevaar. Daarop is een schrijven gevolgd van den Inspecteur voor het Woningtoe zicht, waarin de toestand uitvoerig wordt uiteen Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwardeu van Dinsdag 22 October 1918. 281 gezet. Daarop hebben Burgemeester en Wethouders gezegd, daar moet een eind aan komen. Dat kan zoo niet langer. Vandaar het voorstel. Het is een bijkomstige zaak of Burgemeester en Wethouders laat zijn met hun voorstel. Het is de vraag of het noodig is. Men kan het standpunt in nemen van den lieer Nijholt, die gevraagd heeft of het niet mogelijk is de acht betalende gezinnen te laten blijven. Spreker gelooft dat dit op misluk king uit zal loopen. De Philautroop is niet bedoeld als een inrichting om zulke dakloozen op te nemen. Deze inrichting heeft eene andere strekking. Het heeft Burgemeester en Wethouders daarom ook moeite gekost van de commissie voor de Phi lautroop gedaan te krijgen, om de inrichting gedu rende eenigen tijd aan hare bestemming te ont trekken en voor dit doel te gebruiken. En het is alleen door te wijzen op de noodzakelijkheid van het ontruimen van het gebouw-Weidema, dat Burgemeester en Wethouders de medewerking der commissie hebben gekregen. 'Spreker weet niet of de lieer Fransen bekend is met den opzet van de Philantroop. Zoo ja, dan weet hij, dat de inrichting niet voor dit doel is bestemd. Zoo neen, dan heeft hij wel o]) de hoogte kunnen zijn, want de zaak is in den Baad behandeld. In ieder geval wordt ieder lid geacht op de hoogte te zijn. Het is dus bekend, dat de opzet der Philantroop een geheel andere is dan om dakloozen onderdak te verschaffen en het heeft moeite gekost om de commissie te bewegen haar standpunt los te laten. En Burgemeester en Wethouders hebben dat gedaan gekregen door sterk te wijzen op de noodzakelijkheid van de ont ruiming van het hotel-Weidema. Als nu de Baad besluit het voorstel-Fransen aan te nemen, dan be- teekent dit, dat het hotel-Weidema niet wordt ont ruimd en dan vreest spreker, dat de commissie niet bereid is de 16 gezinnen op te nemen. Praktisch vreest spreker dus, dat er niets van terecht komt. Wat de heer Fransen zegt, is wel mogelijk, maar, als men houten woningen bouwt is men niet zoo afhankelijk van de natuur als bij het bouwen van steenen huizen. Bijgevolg zit men daarmee vast. De directeur der Gemeentewerken verzekert, dat houten woningen vlugger klaar zijn. Nu kan men wel zeggen: in die houten woningen bestaat ook brandgevaar. Zeker. In elke woning is brandge vaar. Een noodwoning is echter op den beganen grond. Hotel-Weidema is drie hoog. In een nood woning kon men, hoe solide ook, aan alle kanten eruit. De eenige oplossing is de ontruiming van hotel-Weidema. Burgemeester en Wethouders wil len de verantwoordelijkheid niet langer dragen. Wil de Baad de verantwoordelijkheid op zich nemen dan moet hij dat weten. De heer Fransen: „Wordt het voorstel niet ge splitst?" De beer Hiemstra is anders wel een voorstander van splitsen. Dit is echter één zaak. En daarom wil spreker er ook in eens over stemmen. De beraadslaging wordt gesloten. Met 13 tegen 6 stemmen wordt besloten overeen komstig liet voorstel van Burgemeester en Wet houders. Vóór stemmen de heeren: Zaïidstra, Dijkstra, Tulp, Tiemersma, Ooiiet, de Vos, Berghuis, Nijholt, Hiemstra, Haverschmidt, Schoondermark, Menalda en Cohen. Tegen de heeren: Dijstra, de Haan, Beekhuis, Attema, Fransen en van Sloterdijck. De heer Hiemstra (wethouder) zegt dat er straks gezegd is dat er haast bij is. Burgemeester en Wet houders stellen daarom voor het bouwen der nood woningen ondershands aan te besteden aan de aan nemers Nauta en Hettema, clie ook de burgerwonin gen aan de Tjerk Hiddesstraat voor de gemeente bouwen. De directeur der Gemeentewerken heeft uitgetrokken 18.064. De aannemers zijn bereid de woningen te bouwen voor 17.384 of 080 bene den de begrooting. Burgemeester en Wethouders stellen daarom voor den bouw te gunnen. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig liet voorstel van Burgemeester en Wethou ders. 14 (agenda no. lip. Prae-adoies van Burgemeester en Wethouders om aan S. van der Kaars een perceel gemeentegrond in koop af te staan ten behoeve van den verbouw van zijn icoonhuis, Noordvliet nos. 173, 175 en 177 enz. Dit voorstel luidt als volgt: Nadat S. van der Kaars alhier Noordvliet 173 den door de gemeente bij raadsbesluit van 26 xUaart j.l. no. 119R/77 aan hem verkochten grond, gelegen ach ter de per ceel en. Sectie G nos 4895 en 4893 aan het verlengde van de J acob Binckesstraat, liad aan vaard, kwam deze met eene aanvrage om vergun ning voor den verbouw van zijn perceel en voor den bouw van pakhuizen aan het verlengde van gemelde straat bij ons college. Bij de uitvoering van de voorgestelde plannen van den bouw der pakhuizen zou een strook grond van 2V2 M. breedte langs den oostelijken gevel van een der pakhuizen, bestemd als voortuintjes, in be slag worden genomen. Een deel van deze strook ter grootte van 3M2 is eigendom der gemeente. Het is verzuimd dat deel in den vroegeren verkoop te begrijpen.. Bij de vergunning voor den bouw ga ven wij van der Kaars te Kennen, dat stukje grond, vnu de gemeente te kunnen koopen, waartoe deze genegen bleek te zijn. De prijs, waarvoor bij het bovenaangehaalde raadsbesluit grond aan van der Kaars werd ver kocht, bedroec r 4 den ivL, terwijl de gemeente voor donzelfden prijs grond van hem overnam. Wij mee- nen, dat voor den verkoop van dit kleine stukje grond dezelfde prijs aangehouden moet worden en stellen U, wijl ook overigens tegen den verkoop geen bezwaar bestaat, voor, te besluiten: aan S. van der Kaars, Noordvliet 173 alhier voor den prijs van 4 per M2 te verknopen een gedeelte van liet perceel kadastraal bekend gemeente Leeu warden Sectie G no. 4899, ongeveer 3 M2 groot, de werkelijke grootte door een landmeter van het ka daster nader uit te meten, op de bijbelioorende teeke- ning in roode aigure aangegeven, op voorwaarden dat alle kosten van uitmeting, overdracht enz. voor rekening van den kooper komen en verder op de voorwaarden, welke Burgemeester en Wethouders geraden mochten voorkomen. Met algemeene stemmen wordt dienovereenkom stig besloten. 15 (agenda no. 16). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot verhooging van de inkomensgrens tot welke door de gemeente bijslag op het pensioen van voormalige gemeenteambtenaren wordt verleend. Dit voorstel luidt als volgt: Bij Uw besluit van 9 April van dit jaar is voor- loopig en in afwachting van het antwoord op een tot den Minister van Binnenlandsche Zaken te

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1918 | | pagina 7