282 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 22 October 1918.
richten .schrijven en bij Iw besluit van 28 Mei d.a.v.
is definitief voor het jaar 10.18 aan het gepen-
sionneerde gemeentepersomel en aan liunne wedu
wen en weezen en aan op wachtgeld gestelden een
gratilieatie van 25 'o van het pensioen bedrag uit
de gemeentekas toegekend, met dien verstande, dat
pensioen, gratilieatie en inkomsten het bedrag van
1000 niet overschrijden.
óór 1 Januari 1910 moest aan U dus, althans
voor zoover de buitengewone omstandigheden nog
zouden voortduren, een voorstel tot verlenging van
den bijslag, tot welk bedrag, dan ook, worden ge
daan. Dat wij reeds thans met een dergelijk voor
stel komen, ligt in het feit dat de grens van 1000
ons laag genoeg voorkomt; hierdoor toch blijft de
duurte drukken op een belangrijke categorie van
gepensionneerden, die weliswaar een inkomen heb
ben van circa J 1(KX) of daarboven, maar waarvan
toch een groot gedeelte aan den druk der omstan
digheden zeer moeilijk het hoofd kan bieden. O.i.
mag de in Uw besluit genoemde limiet van 1000
wel tot 1500 worden verhoogd.
Wij wensehen deze veranderingen nog vóór den
winter te doen ingaan, alzoo met 1 November e.k.
en dan den bijslag voorloopig tot 1 Januari 1920 te
eontinueeren.
Ons voorstel strekt derhalve om in den aange
geven zin te besluiten.
Met algemeene stemmen wordt besloten over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wet
houders.
16 (agenda no. 17,). Voorstel ran Burgemeester en
Wethouders tot het aangaan van een definitieve geld-
leening ran f 1.200.000, alsmede in verhand daarmee
tot wijziging der gemeenteheg rooting, d ienst 1.917 (bijlage
no. 37).
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Nijholt wil een vraag stellen. Er staat
3/g provisie. Is het de laagste provisie waarvoor
men klaar kan komen!
Spreker meent ook wel voor In de tweede
plaats vraagt spreker, waarom Burgemeester en
Wethouders enkel twee vereenigingen van effecten
handelaren in de gelegenheid hebben gesteld, waar
door zaken zijn uitgesloten.
De lieer Berghuis (wethouder): „Er staat toch
alle effectenhandelaren".
De heer Nijholt: „De bankzaken, die buiten de
genoemde vereenigingen staan, zijn uitgesloten.
De heer Berghuis (wethouder)„Ik kan daar geen
enkele reden voor opgeven, doch zal even laten
informeeren".
De heer Nyholt: „Dan wil ik die beperkende be
paling niet maken".
De heer Beekhuis: „En U is altijd zoo voor de
vakvereeniging".
De heer Berghuis (wethouder) verzoekt den heer
Nijholt diens voorstel schriftelijk in te dienen.
De heer Nijholt: „ik kan het wel op papier zetten,
maar de geheele bepaling van art. 15 kan wel ver
vallen".
De heer Berghuis (wethouder)„Dan komen er
ook particuliere inschrijvingen".
De heer Beekhuis zegt dat deze bepaling is over
genomen uit vroegere raadsbesluiten. Hij is van oor
deel, dat de plausibele aanleiding tot deze bepaling
zeker is dat de officieele beursnoteering dan kan
worden aangevraagd. Die zal niet worden verkre
gen als de leening wordt aangegaan met niet-leden
der genoemde vereenigingen.
De lieer Berghuis (wethouder) zegt dat alle kas
siers effectenhandelaren zijn. Spreker meent, dat
de gestelde eiscli moet blijven staan. Anders zou er
telkens een besluit moeten vallen om uit te maken
of iemand effectenhandelaar is of niet. leder effec
tenhandelaar evenwel moest lid zijn van de ge
noemde vereenigingen Wat de provisie betreft, die
is gewoonlijk 3/8 Spreker neemt aan, dat er in en
buiten de vakorganisatie wel onderkruipers zijn, die
het goedkooper doen.
De heer Nyholt zegt, dat de wethouder zich met
het woord „vakorganisatie" van de zaak wil afma
ken. Door deze vakorganisaties worden evenwel
banken uitgesloten, alleen omdat die op coöpera
tieven grondslag staan. Dat heeft met het begrip
vakorganisatie niets te maken. Juist de vakorga
nisatie is liet, die uitsluit. En er is voor de gemeente
geen enkele reden, dit ook te doen.
De heer Berghuis (wethouder) kan zich niet
voorstellen, dat do Coöperatieve Zuivelbank uitge
sloten is. Die is toch zeker lid van den Bond van den
Celd- en Effectenhandel in Friesland. Spreker
moet daarnaar even informeeren.
De Voorzitter schorst de behandeling van dit
punt voor een oogenblik.
De beraadslaging wordt heropend.
De heer Berghuis (wethouder) heeft zich op de
secretarie overtuigd. De eiscli van art. 15 wordt
voorgeschreven om op de leening de officieele
beursnoteering te kunnen krijgen. Dat sluit echter
niet uit, dat anderen kunnen inschrijven. Maar die
krijgen geen provisie, terwijl wanneer de bepaling
veranderd wordt, geen aangesloten kassier mag in
schrijven.
De heer Nijholt: „Nu de vakorganisatie zoo sterk
blijkt, dat zij niet alleen banken uitsluit, die op een
anderen grondslag staan, maar ook de gemeente
dwingt alleen met hare leden zaken te doen, ben ik
wel gedwongen mijn amendement in te trekken,
maar ik doe het niet van harte".
De beraadslaging wordt gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wet
houders.
17 (agenda no. I8t. Voorstel van Burgemeester en
Wethouders tot overneming van het Bchapendijkje.
Dit voorstel luidt als volgt:
Wijl het een vereisdhte is, dat de gemeente den
toegangsweg naar de in aanleg zijnde algemeene be
graafplaats beheerseht, hebben wij besprekingen
gevoerd over de overneming door de gemeente in
beheer en onderhoud van het Schapendykje, de
eenige weg, welke van den Stienserstraatweg naar
de begraafplaats leidt. Een gedeelte van dezen weg
zal over eene lengte van 890 M. verbreed en bij de
begraafplaats verhoogd moeten worden. Deze ver
breeding komt ten laste van de gemeente evenals
het onderhoud! daarvan. Wil de gemeente het in
hare hand hebben1 de bebouwing aldaar te leiden
zooals ze zelf wenscht, dan is het bezit van, den weg
met de helft van de slooten een eerste voorwaarde.
De dijk komt op de kadastrale kaart voor als een on
genummerde weg. welke noch aan het Rijk noch aan
een waterschap of ander openbaar lichaam in eigen
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 22 October 1918. 283
dom toebehoort, zoodat de gemeente bij eenvoudig
verzoek den eigendom van het dijkje op haar naam
kan laten overbrengen.
Het beheer en onderhoud van gemeld dijkje be
rust thans naar art. 3 van het reglement voor liet
waterschap het Leeuwarder Oud- en Nieuwland bij
dat waterschap. Bij de gevoerde besprekingen is ge
bleken, dat het waterschap geen bezwaar heeft het
beheer en ondeihoud over te dragon en daarvoor
eene som van 4100 in eens te betalen. Daar het
jaarlijksch onderhoud thans wordt begroot op 117,
meenen wij dat met betaling van gemelde som in
eens genoegen kan worden genomen. Bij de bepa
ling van deze som is buiten beschouwing gelaten
liet bedrag dat de gemeente zelf als ingelande van
het waterschap jaarlijks moet bijdragon.
Bij de voorbereiding van deze aangelegenheid
wensehte het waterschap ook het beheer en onder
houd van het verlengde van het Schapendijkje over
te dragen, n.l. het gedeelte loopende over de percee-
len gemeente Leeuwarden Sectie D nos 96, 101 en
100, in eigendom toebehoorende aan den lieer
B. Dorhout te Haren, die genegen is dat ge
deelte in eigendom aan de gemeente over te doen.
Wel zullen de onderhoudskosten hierdoor honger
worden, doch de aangeboden afkoopsom is boog ge
noeg om ook voor het onderhoud van dit verlengde
eene vergoeding te vormen. Dit bedrag toch kan tot
grondslag st rekken voor eene som aan onderhouds
kosten van 184,50 per jaar, terwijl die kosten voor
het dijkje met het verlengde daarvan worden ge
raamd op 145,30. Het overschot ad 39,20 kan
aangemerkt worden als bestemd voor onderhoud van
de drie op dit verlengde voorkomende landhekken.
Zooals uit liet schrijven van het Bestuur van ge
noemd waterschap van 30 Juli j.l. (hierbij overge
legd) blijkt, verbindt het waterschap aan de over
dracht de voorwaarde, dat liet onderhoud van den
dijk steeds ten genoegen van het waterschapsbe
stuur plaats heeft en dat door ingelanden te allen
tijde vrij en ongestoord gebruik van den dijk kan
worden gemaakt. Het spreekt van zelf, dat de ge
meente liet dijkje in goeden staat zal onderhouden
en bereid is aan de ingelanden een gebruik van den
weg in overeenstemming met de openbaarheid daar
van te waarborgen. Tegenover deze verplichting zal
de gemeente zich al die rechten moeten voorbehou
den, waartoe liet beheer en onderhoud aanleiding
kunnen geven.
Nog merken wij op, dat het verlengde van het
Schapendykje bovenbedoeld aan één zijde begrensd
wordt door een greppel, waardoor de breedte daar
van minder vast staat. Het verdient daarom over
weging dit gedeelte over te nemen ter breedte van
de gemiddelde breedte van het eigenlijke Schapen-
dijkje, gemeten van. hart op hart der begrenzende
slooten.
Op grond van liet voorgaande stellen wij U voor
te besluiten:
A. van den eigenaar B. Dorhout te Haren den
eigendom over te nemen van het verlengde van liet
Sehapendijkje loopende over de perceelen gemeente
Leeuwarden Sectie D nos 96, 101 en 100 ter
breedte van de gemiddelde breedte van het Schapen-
dijkje gemeten van hart op hart der aangrenzende
slooten, gelyk op de hierbij behoorende teekening
niet een gele kleur is aangegeven, ter grootte van
2400 M2, voor de som van 1.
B. het beheer en onderhoud van het Schapendykje
van den Stienserweg tot aan de oostelijke grens van
liet kadastrale perceel no. '96 van Sectie D der ge
meente Leeuwarden, ter lengte van 1240 M. en
van het verlengde daarvan als onder A omschreven,
over te nemen van het waterschap bet Leeuwarder
Oud- en Nieuwland tegen bijbetaling door het Be
stuur van dat waterschap van eene som van 4100,
te voldoen na afloop van bet loopende boekjaar van
het waterschap (5 Maart 1919) of zooveel later als
de gemeente den eigendom verkrijgt,
een en ander onder verplichting der gemeente liet
dijkje en het verlengde daarvan als boven omschre
ven steeds in goeden staat te onderhouden en den
ingelanden te allen tijde het gebruik van den dijk in
overeenstemming met de openbaarheid daarvan te
waarborgen, onder voorbehoud evenwel, dat .aan de
gemeente die rechten verblijven welke uit liet be
heer en onderhoud van den weg voortvloeien
C. den eigendom van het Schapendijkje hij 't ka
daster ten name te laten stellen van de gemeente.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Dijkstra heeft niet veel te zeggen. Hij wil
enkel een paar inlichtingen. In het voorstel dat den
Raad 3 Januari bereikte ten opzichte van den aan
leg der nieuwe begraafplaats, stond een bedrag van
2500 uitgetrokken voor de verbreeding van het
Schapendykje over een lengte van 800 meter. Bij
missive van 11 September nu komt dit voorstel.
Spreker nu is van oordeel, dat men hij de uitvoering
van werken dergelijke aangelegenheden eerst regelt.
Spreker wil de besprekingen van 8 Januari niet
beoordeelen, maar hij wijst er op, dat de ge
meente van een dergelijken gang van zaken schade
kan krijgen; als het publiek weet, dat de gemeente
iets noodig heeft, een stuk land, een huis of iets
dergelijks, dan moet zij dat dubbel betalen. Het
komt spreker voor, dat het Schapendykje de eenige
weg is naar de begraafplaats. En dat is juist. Daar
mee is wel bewezen wat spreker heeft gezegd. De
zaak is gelukkig beslagen, doordat er geen eige
naar is, die misbruik heeft kunnen maken van de
omstandigheden. Het neemt niet weg, dat dit stuk-
te laat is gekomen en dat het plan op 3 Januari
had moeten zijn ingediend.
De lieer Hiemstra (wethouder) zegt dat hij hooi
kort kan zijn. Van sommige eigendommen kent men
den eigenaar niet. De gemeente echter meende wel
den eigenaar van het Sehapendijkje te kennen, n.l.
haarzelf. Daarom is voorgesteld den weg te verbroe
den en hem te beschouwen als de weg naar de be
graafplaats. Nader is gebleken, dat die meening
onjuist is en er geen eigenaar is. Daarom moesten
Burgemeester en Wethouders met dit voorstel
komen.
De beraadslaging wordt gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethou
ders.
18 i agenda no. 19 Voorstel van Burgemeester en
Wethouders om 8. Krol met ingang van 1 November
e.k. op zijn verzoek te ontheffen van de pacht der
Vlietster- en Boomsbrtiggen.
Dit voorstel luidt als volgt:
Bij raadsbesluit van 24 Februari 1914 werd beslo
ten voor den tijd van één jaar, ingaande 12 Mei 1914
eii eindigende 12 Mei 1915, met stilzwijgende ver
lenging van jaar tot jaar, uiterlijk tot 12 Mei 1919,
tenzij tenminste drie maanden vóór het einde van
het loopende pachtjaar door een der beide partijen
schriftelijke opzegging had plaats gehad, onders
hands te verpachten de opkomsten van de VIietster
en van de Boomsbrug aan Sjoerd Krol alhier voor
de som van 124 's-jaars, onder verplichting, zoo
de behoefte daaraan zou blijken een waterleiding-