284 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 22 October 1918.
kraan voor levering van water aan schippers te
bedienen tegen een vergoeding van gemeentewege,
berekend naar 20 's-jaars.
Dij aan U gericht adres van 24 Juli 1918 verzoekt
Krol om tegen 1 November e.k. van zijn contract en
zijn functie ontheven te worden, omdat:
a. hij met verlies zou moeten werken door de
geringe scheepvaart;
b. hij in een gasthuis kan worden opgenomen.
Wij meenen in deze omstandigheden U te moeten
voorstellen het verzoek in te willigen, daar hij zijn
verplichtingen steeds goed is nagekomen.
Wordt in dezen zin besloten, dan zal gedurei.de
den verderen duur van den pachttijd van gemeente
wege nader in de bediening van de brug worden
voorzien.
Op grond van 't bovenstaande stellen wij U voor te
besluiten S. Krol, pachter van de opkomsten der
Ylietster- en Boomsbruggen, met bijbehoorende
dienstwoning met ingang van 1 November e.k. van
zijn pachteontract te ontslaan en de pachtsom in
evenredigheid te verminderen.
Het voorstel wordt met algemeene stemmen aan
genomen.
19 (agenda no. 20). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders tot wijziging raa een tweetal verordeningen
de midde bare avondhandelsschool betreffende en van de
salarisrerordentng voor het personeel der Burgeravond
school ^bijlage no. 84).
De beraadslaging wordt geopend.
De heer de Haan heeft met eenige ingenomenheid
gezien, dat Burgemeester en Wethouders ver
klaren, dat de leerlingen, die van het begin af den
cursus' hebben gevolgd, de school hebben verlaten
en dat nu een gunstig oordeel kan worden uitge
sproken over het nut dat zij afwerpt en dus over
de reden van haar bestaan.
Verder zeggen Burgemeester en Wethouders, dat
zij eenige wijzigingen voorstellen in het reglement
en de verordening op de salarieering op voorstel
van den directeur en de Commissie van Toezicht
en met volkomen instemming van den inspecteur
voor het Middelbaar Onderwijs. Er bestaan echter
een paar kleine kleine verschilpunten tusschen
Burgemeester en Wethouders en de commissie.
Spreker wil eerst wijzen op een fout.
Op de le bladz. regel 12 van onderen staat: „De
cursus duurt een jaar en loopt over niet meer dan
twee jaar".
Dat is een drukfout, dat moet zijn over niet meer
dan twee vakken.
En nu zeggen Burgemeester en Wethouders
verder: „er is geen reden om, gelijk de commissie
en de directeur willen, op dezen cursus niet geheel
de verordening op de schoolgeldheffing toepasselijk
te verklaren".
Als die verordening toepasselijk wordt verklaard
dan moeten de 12 leerlingen, waarvan 4 gedurende
1, en 8 gedurende 2 uren per week les krijgen, daar
voor 25 per kalenderjaar betalen. De leerlingen
betalen dan een schoolgeld ver boven het belang
dat zij bij den cursus hebben. Spreker stelt daarom
voor
in de verordening tot het heffen en op de invor
dering van schoolgelden voor het onderwijs aan de
Middelbare Avondhandelsschool (gemeenteblad
1916 no. 9).
aan art. 1 toe te voegen:
voor de leerlingen, bedoeld in art. 0 van het regle
ment der school (of: die den vervolgcursus bezoe
ken), bedraagt het schoolgeld voor dezen cursus 5
voor elk vak.
Spreker hoopt, dat Burgemeester en Wethouders
bereid zijn, dit amendement over te nemen.
Er is nog een punt van verschil, zegt spreker. De
Commissie van Toezicht acht het uit billijkheids
overwegingen gewenscht dat eene uniforme
salarisregeling komt aan de avondhandelsschool.
Het onderwijs aan de avondhandelsschool is mid
delbaar onderwijs. Dat wordt het best op peil ge
houden door eene behoorlijke salarieering. Tot dus
verre bestonden er drie groepen van leeraren in
verband met de salarisregeling. Nu stellen Burge
meester en Wethouders twee voor, n.l. voor al- en
niet volledig bevoegden. De heeren van der Woude,
Siersema en Deinema zijn wel, de heeren Steegstra
en Andriesse niet volledig bevoegd. Spreker wil dit
verschil elimineeren. De beide laatstgenoemde?!
toch geven uitstekend onderwijs, dat niet minder
waardig is aan dat der anderen. Spreker wil daar
om geen verschil in salarieering, zooals dit ook aan
de Burgeravondschool het geval is. Hij stelt daar
om voor:
in de verordening, regelende het getal en de bezol
diging van het onderwijzend personeel aan de mid
delbare avondhandelsschool (gemeenteblad 1917 no.
43) art. 2 te lezen als volgt:
da leeraren, behalve die bedoeld in het laatste lid
van artikel 1, worden bezoldigd met 100 per weke-
lijkseh lesuur 's-jaars.
Aan elders wonende leeraren kunnen de reis
kosten, door Burgemeester en Wethouders naar
billijkheid te bepalen, worden vergoed.
Den heer Collet spijt het, dat de heer de Haan
hem even voor was. Hij had aanhouding van be
handeling willen voorstellen daar de Raad niet in
de gelegenheid geweest is dit omvangrijke voorstel
goed te bekijken.
De heer de Haan kan zich daarmee best ver
eenigen.
De Voorzitter doet opmerken, dat de cursus er
op wacht. Pas over drie weken vergadert de Raad
weer. Spreker vindt liet niet zoo'n omvangrijk
voorstel. Het betreft maar eene kleine wijziging.
De heer de Haan: „De lessen zijn reeds begon
nen".
De Voorzitter: „Dus is er haast bij". De zaak,
vervolgt spreker, is niet zoo ingewikkeld. Willen de
heeren iets weten, dan is spreker bereid hen in te
lichten. Het betreft het aanbrengen van kleine wij
zigingen in eene bestaande verordening.
De heer Nijholt vraagt of het ook mogelijk is ont
werp I aan te nemen. Daarover zal wel niet zooveel
verschil zijn. Ontwerp II kan dan later worden
behandeld. En dan is liet bezwaar van den voor
zitter omtrent 't beginnen van den cursus vervallen.
De heer de Vos heeft ook nog een amendement op
ontwerp 111 n.l. dit
de ondergeteekende stelt voor, bij ontwerp U I
bijlage 34 in 1 het getal „1200" te wijzigen in „1300"
en in 11 het getal „60" in „65".
Spreker wil dit amendement wel toelichten.
De Voorzitter: „De toelichting zal wel zoo groot
niet zijn.
De heer Berghuis stelt echter voor de behandeling
aan te houden en de heeren, die nog amendementen
mochten hebben, uit te noodigen deze schriftelijk
bij Burgemeester en Wethouders in te dienen.
Met 17 tegen 2 stemmen wordt tot aanhouding
besloten.
Voor stemmen de heeren: Zandstra, Dijkstra.
Tulp. Dijstra, Tiemersma, de Haan, Collet, de Vosv
Berghuis, Nijholt, Hiemstra, Haverschmidt. Beek
huis, Attema, Menalda, Cohen en van Sloterdjjck.
Tegen de heeren: Schoondennark en Fransen.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 22 October 1918. 285
20 (agenda no. 21). Prae advies van Burgemeester
en Wethouders op het adres van B. Klein Wassink e.a.
om te besluiten alhier voortaan geen kermis te houden.
Dit praeadvies luidt als volgt:
Bij adres van 30 Juli j.l. van B. Klein Wassink en
30 anderen wordt, na mededeel mg o.m. 'hiervan, dat
zij met leedwezen en ergernis de nadeden hebben
aanschouwd, welke de dit jaar gehouden kermis uit
een zedelijk, stoffelijk en gezondheidkundig oog
punt weer aan de stad heeft opgeleverd, een beroep
op Uwe Vergadering gedaan en verzocht ten spoe
digste te willen besluiten alhier voortaan geen ker
mis meer te doen houden. Het aantal adhaesiebetui-
gingen aan dit verzoek, dat vervolgens is ingeko
men, is te groot om van elk stuk afzonderlijk mel
ding te maken.
Voor behoud van de1 kermis kwamen pleiten de
Vereeniging Plaatselijk Belang voor hotel- en
koifiehuisbedrijven, de1 Roomsch Katholieke Mid
denstands vereeniging alhier en de algemeen Secre
taris der Nederlandsehe Vereeniging van kermis-
vakgenooten „Ons Belang bij adressen van 8, 10 en
7 Augustus j.l.
Al deze stukken, bij Uw besluit van 13 Augustus
1918, alsmede dat van H. Gorter alhier dd. 28 Augus
tus 1918, houdende het verzoek, om de kermis op een
Vrijdag te laten beginnen en eindigen, bij Uw besluit
van 10 Sept. j.l., in onze handen gesteld om praead
vies, gaan hierbij terug.
U dienende van het verlangde praeadvies
doen wij opmerken, dat de oorlog, die op elk
terrein zijn invloed heeft doen gelden ook hier
oorzaak is geweest, dat vele inrichtingen niet op
de kermis zijn verschenen, welke men er anders wel
pleegt aan te treffen. De kennis mag daardoor dit
jaar een eenigszins ander aanzien gehad hebben,
voor de toekomst bewijst dit niets. Wij meenen daar
om, dat het thans, zoo kort na het votum van 26 Fe
bruari j.l. niet de tijd is om de zaak van het al of niet
behouden van ile kermis opnieuw tor hand te nemen.
Bovendien heeft de gemeente nog dit jaar contrac
ten voor standplaatsen afgesloten, welke eerst in
1921 afloopen, Wij zouden na afloop van die pacht -
termijnen de zaak nader onder de oogen willen zien.
Tevens zou dan, zoo moedig, het 'denkbeeld in het
adres Gorter aan de- hand gedaan een punt van over
weging kunnen uitmaken.
Wij stellen U derhalve voor ons college uit te
noodigen in 1921 op deze zaak terug te komen, doch
voor het tegenwoordige! op de verzoeken tot af
schaffing der kermis afwijzend te beschikken.
De beraadslaging wordt geopend.
Den heer de Vos spijt het, dat een dergelijk prae
advies over een zoo'n belangrijke zaak gelijk
steeds gebeurt als laatste punt op de agenda
staat. Spreker kan zich vergissen, maar het heeft
er allen schijn van, dat dit gebeurt om zoo'n voor
stel inderhaast afgewerkt en aangenomen te krijgen.
Spreker verzoekt dergelijke ingrijpende zaken in
het vervolg eerder op de agenda te plaatsen, of de
behandeling tot eene volgende vergadering uit te
stellen. Voor vier weken is het al aangebracht,
om het in eene volgende vergadering te behandelen.
Den vorigen keer is het niet behandeld en
nu komt het als laatste punt op de agenda voor
Spreker zal er weinig van zeggen, maar zich bepa
len tot een vraag. Is, vraagt spreker, zooals steeds
is geschied, het advies gevraagd van den eommis
saris van politie»? Zoo niet, dan stelt spreker voor dit
alsnog te doen.
De Voorzitter zegt, dat de heer de Vos Burge
meester en Wethouders in de eerste plaats verwijt,
dat zij dit punt onderaan op de agenda hebben ge
plaatst en bij stelt het voor, alsof Burgemeester en
Wethouders dit hebben gedaan, om dit punt er
door te jagen. Dat is niet de bedoeling. Spreker had
dan zeker wel dezelfde opmerking kunnen maken
bij het vorige punt. Als de heer de Vos meent, dat
de behandeling moet worden uitgesteld, dan moet
hij een voorstel daartoe strekkende, doen
Dc heer de Vos: „Dat doe ik toch ook".
De Voorzitter: „Pardon, V stelt het afhankelijk
van mijn antwoord op Uw vraag". Spreker vervolgt
en antwoordt den heer de Vos, dat Burgemeester
en Wethouders niet het advies hebben gevraagd
van den commissaris van politie. Ze meenden, dat
zulks niet iioodig was, omdat ze niet hebben gezegd,
dat zij over twee jaar niet willen. Er bestaan nog
contracten met pachters van standplaatsen. Spie
ker vraagt of de heer de Vos nu den commissaris
van politie wil hoorei) over die contracten of over
de zaak zelf.
De heer de Vos: „Niet over de contracten". Spre
ker zou een advies willen hebben over de laatst
gehouden kennis. De vorige voorzitter vroeg altijd
het advies van den commissaris van politie en waai
er een op zich zélf staand adres is, moet het advies
worden gevraagd van den man, die er het best over
kan oordeelen, hoe het verloop dier kermis is ge
weest.
De heer de Haan heeft in de eerste raadsvergade
ring na de kermis van verschillende kanten de op
merking gehoord, dat als toen een voorstel zou wor
den behandeld tot afschaffing van de kermis, dat
groote kans had om te worden aangenomen. Die
kermis toch heeft veel walging verwekt. En daarom
acht spreker liet ook gewenscht, dat over het ver
loop dier kermis door den commissaris van politie
een rapport wordt uitgebracht. Hij ondersteunt het
denkbeeld van den heer de Vos.
De heer Hiemstra (wethouder) begrijpt de heeren
niet precies. De kwestie of de kermis zal worden
afgeschaft wordt niet beheerscht door het feit of
de kermis in een bepaald jaar mooi of minder mooi
is geweest.
De heer de Vos heeft gezegd, het is een zelfstan
dig adres. Wil dat nu zeggen, dat het steunt op den
toestand van dit jaar! Dan moet spreker opmerken,
dat hij van die walging, waarvan de heer de Haan
spreekt, niet veel heeft bemerkt. Hij acht het dan
ook niet gewenscht dat men op grond van ervarin
gen zegt: de kermis moet worden afgeschaft. Dat is
een beginsel-kwestie. En komt er nu eens iets op
een kermis, dat minder gewenscht is, dan is het
zaak daarover te spreken en te interpelleeren. Dat
heeft echter weinig te maken met de kwestie der
afschaffing. Spreker heeft tegen aanhouding geen
bezwaar. Waar echter meermalen over de afschaf
fing der kermis advies is gevraagd, gelooft spreker,
dat de zaak niet zooveel is veranderd, dat het wen-
schelijk is opnieuw advies te vragen over de vraag
of de kermis moet worden afgeschaft, steunende op
den toestand van dit jaar. Als er dan het volgend
jaar weer eens een mooie kermis komt, dan zou
men consequent moeïen zijn en zeggen; nu stellen
wij de kermis weer in. Rij de beoordeeling der
vraag: al of niet kermis, moet men zich op het
standpunt stellen of men de kermis wil of niet.
De heer de Vos heeft dit voorstel gedaan, omdat
dc vorige voorzitter steeds heeft te berde gebracht
de commissaris van politie rapporteert dit of dat.