308 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 12 November 1918. beeft hem verklaard, dat het niet gaat om 8 uur het werk in de bakkerijen te verbieden. De heer Bijstra onderschrijft wat de heer van Sloterdjjck heeft gezegd. Spreker heeft zich op het standpunt gesteld dat nu het het doel is den nacht arbeid af te schaffen, dit zoo goed mogelijk moet gebeuren. Hij wilde daarom ook niet eerder dan 6 uur 's-morgens beginnen, maar om technische rede nen is hij daarop teruggekomen. Met eenige mede leden heeft spreker de kwestie besproken, dat het moeilijk is wijziging erin aan te brengen, daar men de uitwerking daarvan niet kon beoordeelen. Men zou echter in een slotartikel kunnen vastleggen, dat de verordening binnen een bepaalden tijd moet worden herzien. Dan kan men over de werking oordeelen. De heer Beekhuis zal zich nu hij de verschillende sprekers heeft gehoord, bij liet voorstel neerleggen. Den slotartikel met de bepaling dat de verordening binnen een bepaalden tijd moet worden herzien, be hoeft niet te worden opgenomen. De verordening toch kan te allen tijde worden herzien. Het komt spreker voor, dat art. 2 1 b, waar staat: „den morgen voor den Nieuwjaarsdag" niet juist is. De heer Nyholt: „Dat moet zijn: den dag voor den Nieuwjaarsdag". De beraadslaging wordt gesloten. Met algemeene stemmen wordt art. 2 vastgesteld. Aan de orde is artikel 3. De beraadslaging wordt geopend. De heer Collet zegt dat het in dit artikel ver boden is om voor 11 uur v e r s c h brood te ver koopen. Spreker vraagt: mag voor dien tijd dan wel oud brood worden verkocht? Spreker vreest dat daardoor de verordening ontdoken wordt. Wie bewijst dat het altijd oud brood is, dat verkocht wordt. De Voorzitter antwoordt dat de verordening, waarin staat, dat geen versch brood mag worden verkocht voor 11 uur, gehandhaafd moet worden. Dat niemand het zal probeeren haar te ontduiken, betwijfelt spreker. De lieer Ccllet wil dan liet woordje „versch" uitlaten. De Voorzitter: „U tracht op een kleine manier het principe op te lossen". De heer van Sloterdijek zegt dat het groote idee van deze bepaling is geweest, om de concurrentie van buiten de gemeente uit te sluiten. Dat is in het belang van patroons en gezellen. Als men echter om 5 uur begint, kan men moeilijk voor 11 uur versch brood verkoopen. De heer Hiemstra (wethouder) hoort dat men het verkoopen van versch brood voor 11 uur verbiedt om de concurrentie van de buiten-gemeenten. Men zal echter oud en versch brood verkoopen. Spreker geeft het echter een politieagent om uit te maken of brood 5, 6 of 7 uren geleden gebakken is. Door eene bepaalde bewerking is het tegenwoordig mo gelijk het brood langen tijd versch te houden. En als het woord „v ersc li" blijft staan, zal, dit de oorzaak zijn van allerlei chicanes. De verordening is dan niet te handhaven, want het staat vast, dat de lui met het toezicht belast, niet kunnen uitma ken of" het brood 6% of ö3 4 uur oud is. Voor een goede controle is het beter dat het woord versch wordt geschrapt De lieer Tulp: „Dat gaat te ver". De lieer Hiemstra (wethouder) vervolgt en zegt „Niets te ver, mijnheer Tulp. I' hebt straks zoo'n groot woord gAiad, maar ga nu maar mee met voor te schrijven: er mag voor 11 uur geen brood worden verkocht. Het komt er niet op aan of men 's-morgens dan wel 's-avonds versch brood heeft. Men moet zeggen: „Er mag voor 11 uur geen brood worden verkocht. De heer Dijstra houdt zich buiten de kwestie tusschen de heeren Tulp en Hiemstra. Men moet de kwestie nuchter bekijken. Spreker vraagt hoe het mog lijk is, dat men tusschen 's-avonds .8 en 's-morgens 11 zonder brood moet zitten. De schip pers kunnen dan ook niets krijgen. Spreker voelt voor het bezwaar van de venters, dat het een wed strijd wordt. Als de verordening er is zal men zich aanpassen. Spreker acht het voorzichtiger de wer king een jaar aan te zien. De heer Tulp wil nu na het verwijt van den heer Hiemstra er nog een groot woord bij doen. Wat zullen de vrouwen zeggen, als er tusschen 's-avonds 8 en 's-morgens 11 geen brood is te krijgen? De heer Dijkstra is het eens met den heer Dollet. Er wordt tegenwoordig al zooveel ontdoken, dat er niet meer bij hoeft. Spreker is overtuigd, dat, als het woord versch niet wordt geschrapt, de ver ordening van nul en gener waarde is. Dan mag men bij elke bakkerij wel een agent zetten. De heer Koopmans meent ook te moeten waar schuwen het woord versch niet te schrappen. Het gevolg zou dan zijn, dat er voor 11 uur geen brood zou zijn te verkrijgen, wat voor het publiek een groot bezwaar zou zijn. Maar bovendien voor de schipperij. De schippers komen dikwijls 's-avonds laat in de stad, om 's-morgens vroeg de reis voor te zetten. Ze zouden dan niet in de gelegenheid zijn zich in de gemeente van brood te voorzien, zeer tot schade van de bakkerij hier. Men dient wel in acht te nemen, dat w ,- hier behandelen de afschaffing van den nachtarbeid in de bakkerijen en dezi be paling alleen strekt om de concurrentie van buiten te weren, door te beletten, dat voor elf uur 's-mor gens versch brood zou kunnen worden ingevoerd. De heer Collet heeft den heer van Sloterdijek hooien zeggen, dat er 's-morgens voor 11 uur geen versch brood zal zijn te krijgen. Spreker weet, dat hij geen verstandhouding met het publiek mag hebben, maar, toen bij zooeven omzag, kreeg hij een knikje, dat beteekent, dat er wel versch brood te- krijgen is. Spreker handhaaft daarom zijn voorslei. De Voorzitter wijst erop, dat er is gezegd, dat de politie het niet kan beoordeelen of er versch brood is verkocht. Ten slotte echter is het de kantonrech ter, aan wie de beoordeeling is. Als overtreding wordt vermoed, zal het brood in beslag worden genomen. En daarmee is dan de politie gedekt. Wanneer nu eenvoudig verboden is brood te ver koopen, drijft men de ingezetenen naar de naburige gemeente om brood te koopen. Dat is niet verboden. Daar is niets aan te doen, want het vervoer van brood is niet verboden. De beraadslaging wordt gesloten. Het amendement-Collet wordt verworpen met 15 tegen 9 stemmen. Vóór stemmen de heeren: de Vries, Hk nistra, Zandstra, Nijholt, Schaafsma, Dijkstra, Collet, Tiemersma en de Boer. Tegen de heeren: van Weideren baron Rengers, Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 12 November 1918. 309 Beekhuis, Berghuis, Oosterhoff, van Sloteidijk, Schoondermark, Dijstra, Attema, de Vos, Tulp, de Haan, Eransen, Koopmans, Cohen en Haver- sehmidt. De heer Beekhuis meent dat het artikel onduide lijk is. Er staat: het is verboden aan het publiek vóór des voor middags 11 uur ten behoeve van een broodbakkersbedrijf versch brood te ver koopen enz. De Voorzitter geeft dat toe. Hij gelooft dat die uitdrukking zou moeten blijven als het woord versch weggevallen was. Als een caféhouder, toch zelf ging bakken, zou in het café wel versch brood zijn te krijgen. Als men nu een verkoopuur vaststelt is dit een sanctie op het verbod van nacht arbeid. Er zijn toch wel bakkers, die om 9 uur al brood klaar zullen hebben. De heer Hiemstra (wethouder) is het niet met de heeren eens. Er staat toch bij „of op welke wijze ook te verstrekken". Een restaurateur, die zelf bakt en versch brood aan de klanten verkoopt is straf baar. Daarom is deze zinsnede- erbij gezet. De Voorzitter zegt dat bepaald is, dat voor 11 uur geen versch brood mag worden verkocht. Dat is erop gebaseerd, dat om 5 uur met bakken mag wor den begonnen. Tusschen 5 en 11 uur is er dan ge legenheid om te bakken. 's-Zaterdagsnachts mogen de bakkers om 3 uur beg-innen. Daar dit het geval is zou spreker wel willen voorstellen, ten minste als hij dit mag doen, om den verkoop 's-Zaterdags ook 2 uren eerder toe te staan. Daartegen is, meent spreker geen bezwaar. Voor de rondbrengers is het ook heter, omdat die dan tweemaal moeten rondbrengen. Het is niet eene bepaling, die uitslui tend voor hier geldt, ook in andere gemeenten heeft men dergelijke bepalingen. De artikelen 46 worden met algemeene stem men vastgesteld. Aan de orde is artikel 7. 1 )e heer Njjholt zegt, dat de politie den last wordt verstrekt woningen, erven en vaartuigen binnen te treden tot het opsporen van overtredingen. Er staat echter niet bij genoemd, ook bakkerijen. Hij stelt daarom voor in artikel 7, 2e alinea aclili r hot woord „einde" in te voegen de woorden „de brood bakkerijen". De Voorzitter gelooft niet, dat er bezwaar be staat dit erin op te nemen. De lieer Nijholt zegt, dat in artikel 1 staat wat onder een bakkerij wordt verstaan. Daarom juist wil hij dat woord in art. 7 zien opgenomen. Aldus gewijzigd wordt art. 7 met algemeene stemmen vastgesteld. Art. 8 wordt met algemeene stemmen vastgesteld. De verordening in haar geheel wordt, met alge meene stemmen vastgesteld. Den lieer Zandstra wil het voorkomen, dat de forinuleering van het voorstel niet juist is. Feitelijk toch is aan de orde het rapport van de commissie ad hoe, waarvan de conclusie is; dat het tijdstip voor de indiening van het voorstel niet gunstig is ge kozen en dat daarom in overweging wordt gegeven het voorstel terug te nemen en het na de algemeene verkiezingen in 1919 weer aan de orde te stellen. Het gaat er dus nu niet over om de wethouders- salarissen te herzien, maar om het voorstel-de Vos terug te nemen. De Voorzitter zegt, dat door den heer -de Vos een voorstel is ingediend om te onderzoeken of de nood zakelijkheid bestaat om de jaarwedden der wethou ders te- herzien. De heer de Vos wijst erop, dat het hem genoegen doet van de commissie te vernemen, dat het rapport niets is dan een uitslag van een onderzoek. Spreker stond er perplex van Er is geen enkel motief aan gegeven waarop spreker mee kan gaan. Hij wil eene clausule tersprake brengen. De commissie zegt: de commissie kwam na ampele bespreking tot de conclusie, dat liet tijdstip voor liet onderwerpelijk voorstel zoo ongunstig mogelijk gekozen is. Wat blijkt uit deze zinsnede? Dit, dat de com missie niet heeft voldaan aan de haar gegeven op dracht, n.l. om een onderzoek in te stellen naar het salaris der wethouders. De komende raadsverkiezingen in .1919 kunnen een geheel andere samenstelling van den Raad ten gevolge hebben. Wat hebben de komende raadsverkiezingen uit te staan met de werkzaamheden der wethouders op dit oogenblik. Stel U voor dat. de thans in dienst zijnde wethouders onvoldoende werden beloond, omdat er een raadsverkiezing aanstaande is. Wat zou men zeggen als de wethouders hun werk eens onvoldoende deden? Verder wijst het rapport op den komst van den nieuwen burgemeester. Van diens inzichten hangt veel af welk deel van de werkzaamheden aan ieder der wethouders zal worden opgedragen, dan is be kend of de werkzaamheden verzwaard worden. De nieuwe burgemeester is er. De werkzaamhe den zijn verdeeld. Bekend is nu dat voor geen der wethouders de werkzaamheden zijn verlicht. Ieder onzer weet wel wat er van de wethouders wordt geëischt. Een positief voorstel had spreker destijds ook wel kunnen doen, maar hij vond het beter een voorstel te doen dat deze zaak door een commissie zou worden onderzocht. Spreker heeft do eer het volgende voorstel te doen: het salaris der wethou ders te bepalen op 2500. De heer Schaafsma heeft bij de lezing van het rapport een eigenaardigen indruk gekregen. Hij kan zich niet met de strekking van liet rapport ver eenigen. De commissie beroept er zich op, dat de zaken misschien zullen veranderen. De afloop der verkiezingen van 1919 heeft echter op de werk zaamheden weinig invloed. Een andere zaak is het als de werkzaamheden en bevoegdheden verande ren, hier zullen die blijven zooals ze zijn. Voor spreker is het de vraag of de salarissen voldoende zijn. Spreker is het met den heer de Vos eens, dat dit niet het geval is. De beraadslaging wordt gesloten. Met 16 tegen 8 stemmen wordt de conclusie van het rapport der commissie verworpen. Vóór stemmen de heeren: Koopmans, Haver- sehimdt, van Weideren baron Rengers, Beekhuis, Zandstra, Dijstra, Tiemersma en Fransen. Tegen de heeren: Cohen, de Boer, Berghuis, Oos terhoff, de Vries, Hiemstra, van Sloterdijek, Schoondermark, Attema, de Vos, Tulp, Nijholt, Schaafsma, Dijkstra, de Haan en Collet. 17 (agenda no. 18). Voorstel van denheerA.de Vos tot herziening van de jaarwedden der Wethouders.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1918 | | pagina 10