302 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 12 November 1918. een diploma Mereurius. Dat loopt over slechts één vak. Algemeene ontwikkeling is daarvoor niet noodig. Een jongmensch, dat de avondhandels school heeft doorioopen, kan dat gemakkelijk ha len. Dat z\jn jongelui, die overdag op een kantoor werken en geld verdienen. Indien de vervolg cursus niet bestond, moesten de jongelui privaatles nemen. En daarin wil nu de gemeente voorzien. Waar wij nu eene schoolgeldregeling hebben van 20 tot j 12.50 of niets, is het niet meer dan billijk, dat jongelui, die alles hebben genoten en die er nog een diploma bij willen hebben, zich daarvoor eenige geldelijke opoffering getroosten, als zij het n.l. kunnen betalen. Kunnen zij het geheele bedrag niet betalen, dan betalen zij de helft en anders niets. Waarom wil de heer de Haan de door hem voorgestelde regeling! Hij is bang, dat de cur sus niet voldoende bezet is. Moet dat nu het motief zijn. Dat moeten de jongelui zelf weten. De commissie van toezicht wil die vervolgcursus beschouwen als eene belooning voor de jongelui. De gemeenschap zal een school in het leven roepen, de leerlingen passen goed op, krijgen ont wikkeling en omdat zij nu goed hebben opgepast en de kost kunnen verdienen, zal hun nog gratis les gegeven worden aan een vervolgcursus. Spreker kan zich niet voorstellen, dat de heer de Haan met een dergelijk voorstel is gekomen. Burgemeester en Wethouders blijven aan hunne voorstellen vast houden. De heer de Haan betuigt den Raad zijn dank, dat hij gelegenheid krijgt dit onderwerp te behan delen, dat blijkt vreemd te zijn aan de orde van den dag. Spreker had deze mogelijkheid al voor zien en zijn amendement reeds omgezet in eene motie, waarover hij den Raad uitspraak wilde laten doen. Hij moet opmerken, dat de wethouder denkt, dat de toestand van de leerlingen van den vervolg cursus het wettigt hen te onderscheiden in betalen- den, half betalenden en niet betalenden. Het is spreker echter gebleken, dat er ten op zichte van het te betalen schoolgeld een zekere on gelijkheid bestaat. Als de leerlingen op schooi komen, en het onderzoek wijst uit, dat de ouders niet in staat zijn te betalen, worden de leerlingen kosteloos toegelaten. En dan volgen zij den gehee- len cursus gratis. Aangenomen mag toch worden, dat de vermogenstoestand der ouders niet zóó ver andert, dat zij wel kunnen betalen als de leerlingen in eene hoogere klasse komen. Dat systeem wordt ook toegepast op de Middel bare Avondhandelsseliool. En voor die inrichting is dat, meent spreker, niet geheel te verdedigen. Laat het waar zijn, dat do ouders der leerlingen, als zij op school komen, geen schoolgeld kunnen betalen, in den loop der drie jaren, dat zij de lessen volgen en geld verdienen, verandert de vermogenstoestand der kinderen. Een statistiek wijst uit, dat leerlingen uit het eerste jaar gemiddeld 111.per maand verdienen, uit het tweede jaar 31.uit het derde jaar 37.Er zijn zelfs leerlingen in het derde jaar, die 60 per maand hebben. Dit is wel een bewijs, dat het onderwqs op prijs wordt gesteld. Wat nu den vervolgcursus betreft, de Commissie van Toezicht wil die niet als eene belooning, maar als een proef in hoeverre de leerlingen ervan gediend zijn. Tot vreugde der Commissie hebben zich 12 leer lingen aangemeld. Spreker kan zich niet indenken, dat de gemeente een dergelijke cursus wil gebrui ken, als een winstgevend bedrijf. Als toch de leer lingen ieder 25.betalen, bedraagt het schoolgeld 3ÜÓ.De beide leeraren worden met 180.of 200.beloond. Alleen vreest de commissie, dat van de 12 leerlingen, die zich heb ben aangegeven voor den vervolgcursus, velen niet zullen komen, als zij vernemen, dat zij voor 1 uur per week les 25.zullen moeten betalen. Spreker zal 's-Raads beslissing afwachten. Wat nu het verschil in betaling van al- en niet middel baar bevoegden betreft, spreker doet opmerken, dat de middelbare bevoegdheid voor verschillende vakken niet gelijk is. Voor taal bestaat geen mid delbare acte, wel voor taal en letterkunde. De heer Andriesse nu is een man van middelbaren leeftijd en niet meer in de gelegenheid deze middelbare acte te halen. In zijn jonge jaren heeft hij de lagere acten voor Fransch, Duitsch en Engelsch gehaald. Spreker geeft de verzekering, dat het bezit dier drie acten wel opweegt tegen één middelbare acte. Spreker zou hebben gezegd, dat het onderwijs van de heeren Steegstra en Andriesse niet min der laag staat, dan dat van de andere leeraren. Hij wil daarmede dit zeggen. Zelf is hij voorzitter van de Commissie van Toezicht op het Middelbaar Onderwys. Hij heeft herhaaldelijk de lessen bezocht en kan de verzekering geven, dat het onderwijs van de beide genoemde heeren volkomen gelijkwaardig is aan dat der andere leeraren. En daarom meent spreker moet er geen verschil in belooning bestaan. Tot dusver waren er drie categorieën, nu zullen er twee komen. Aan de Burgeravondschool, waar men leeraren heeft, die onbevoegd zijn en in wier benoeming de Minister elk jaar moet berusten; yijn de salarissen gelijk. Alleen bestaat er dit ver schil, dat de volledig bevoegden eene vaste aan stelling krijgen, de anderen eene tijdelijke. De heer Andriesse nu heeft geen middelbare acte. Maar hij heeft de hoofdacte en deze geeft volledige be voegdheid voor het door hem te verstrekken taal onderwijs. Hij is waarnemend directeur en waarom moet hij nu lager salaris hebben! Hij moet dan ook zijn amendement handhaven. Den heer Schoondermark (wethouder) frappeert het, dat de heer de Haan steeds den heer Andriesse noemt en steeds op datzelfde stramien voortbor duurt, terwijl hij den heer Steegstra slechts even aanvoert. Het bezwaar, dat de heer Andriesse de middelbare acte taal en letterkunde moeilijk kon halen, gaat niet op bij den heer Steegstra. Die kon Fransch A halen. Om nu voor de bevoegden en onbevoegden eene gelijke salarieering in de ver ordening vast te leggen acht spreker gevaarlijk. Men heeft nu een leeraar, die het wel verdient, later krijgt men een, met wie dit niet het geval is. Wanneer nu de heer de Haan den heer Andriesse eene hoogere belooning wil toekennen, moet hij voorstellen hem een toeslag te geven. De heer de Boer kan zich aansluiten bij den heer de Haan. Een van beiden. Men heeft aan de avond handelsscholen leeraren noodig met middelbare bevoegdheid of niet. Als ze noodig ziju, met mid delbare acte, moet men ze benoemen. Spreker is daar niet tegen. De grootste bevoegdheid toch geeft de beste waarborg voor goed onderwijs. Als nu Burgemeester en Wethouders sanctionneeren, dat hetzelfde onderwijs wordt gegeven door al- en niet middelbaar bevoegden, is dat een gevolg van de handelwijze van den Raad. Waar dit nu het ge val is en hetzelfde onderwijs wordt gegeven, moet ook het salaris gelijk zijn. De fout zit bij Burge meester en Wethouders De heer Schoondermark (wethouder): „Eu bij den Raad". Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 12 November 1918 303 De lieer de Boer wil nog even terugkomen op het salaris van den Directeur, dat verhoogd moet wor den om het meerdere werk, dat hij heeft. Spreker heeft geen reden, om aan de waarheid van deze bewering te twijfelen. Maar hij zou toch gaarne vernemen, waarin dat meerdere werk bestaat, teneinde met kennis van zaken te kunnen oordee- len. Op zoo pas ontwikkelde gronden heeft hij eene verhooging voor de leeraren voorgesteld. En als die verhooging van 50 op 70 per lesuur wordt gebracht, is dit nog maar 10 En dan is dit voor stel nog bescheidener dan dat van Burgemeester en Wethouders, om het salaris van den 'directeur nu nogmaals met 200.te verhoogen. De heer Schoondermark (wethouder) wijst erop, dat, als de heer de Boer zegt: de fout ligt aan Burgemeester en Wethouders, hij moet zeggen: ook aan den Raad. Met den heer de Boer is spreker het eens, dat aan een dergelijke school onderwys moei worden gegeven door leeraren met middelbare be voegdheid. De redeneering van den heer de Boer, om de leerkrachten gelijk te salarieeren, is dan ook schijnbaar juist. Hij zegt: neem dan leeraren met middelbare bevoegdheid. Ja, zegt spreker, neem ze maar als je ze niet hebt? Bij het M.U.L.O. is het al lastig bevoegde leerkrachten te krijgen. Wij leven m een tijd van overgang bij liet onderwijs, M.U.L.O. ressorteert onder lager onderwijs, maar voor M.U.L.O. kent de wet geen speciale bevoegdheid. En dat is zoo noodig. Er moeten leeraren worden ge- eischt met de bevoegdheden voor eene Hoogere Bur gerschool met drie-jarigen cursus. En die sollicitee- ren niet. Daarom zal spreker erg gelukkig zijn, als wij hier nog krijgen een Hoogere Burger school met driejarigen cursus Des te meer leeraren met de vereischte bevoegdheden krijgen wij hier. Dan krijgen wij deze moeilijkheden niet meer. Als de heeren de Haan en de Boer zouden voor stellen cle door hen bedoelde leeraren eene aparte belooning te geven wil spreker dat wel overwegen. Hij wil een dergelijk voorstel wel in handen stellen van Burgemeester en Wethouders om prae-advies. Maar hij blijft erbij, dat 't niet aangaat de al en niet bevoegden gelijk te salarieeren. Er zijn ren massa onderwijzers, die studeeren voor middelbaar A. En bij eene gelijke salarieering zou de prikkel daartoe verdwijnen. De heer de Haan doet opmerken, dat de heer de Boer niet is ingelicht ten opzichte van het meer dere werk van den directeur. Aan een school, waar ieder jaar 350 leerlingen van een aantal categoriën worden aangenomen is veel voorbereidend admini stratief werk te doen. In de grootvacantie heeft de directeur altijd druk werk. De directeur heeft alles te regelen., lesroosters samen te stellen en te wijzigen, onderzoek te doen en advies te geven bij het telken jare wisselend personeel van leeraren. Dok ter bevordering van het getrouw schoolbezoek geeft hij zich veel moeite. Dat is eene ontzettende administratie; daarbij is hij alle avonden aan de school aanwezig. Het salaris van 1914 was goed. Nu is verhooging verzocht, zonder aan te geven hoeveel, maar men heeft gemeend dat 20 vol doende zou zijn. Spreker heeft nu dit voorstel ge daan, om niet te veel te vragen. Het voorstel houdt rekening met de verhoogde levensomstandigheden. \an de oplossing, die de wethouder ten opzichte van de leeraren aangeeft, wil spreker wel gevolg geven en hij trekt daarom zijn amendement te dien opzichte in, in de hoop, dat de Commissie van Toe zicht zal meegaan en een voorstel doen om aan ber paalde leeraren op een bijzondere wijze eene ver goeding te bezorgen. De heer de Boer zegt, dat iiy, wat de laatste toe- zegging van den heer Schoondermark betreft, om een dergelijk voorstel in handen te stellen van Bur gemeester en Wethouders om prae-advies, dit gord vindt. Daarmee wordt erkend, dat de toestand, zooals die nu is, dat de een meer krijgt dan de ander ten minste spreker heeft het zoo opgevat niet goed is. Als er op een andere wijze in kan worden voorzien, kan spreker er zich bij neerleggen. Wat het directeurschap betreft, spreker ontkent niet, dat er veel werk aan liet directeurschap is verbonden. En van verschillende zijden lieeft spre ker gehoord, dat de heer Priester zijn werk ambi tieus opvat. Het gaat er nu maar om, of hij voldoen de wordt betaald ja of neen. De heer Priester heeft 6 lesuren, waarvoor hij 360.ontvangt. Hij krijgt dan 840.voor het directeurschap. Dat is een flink bedrag. En dat, meent spreker, moet den Raad aanleiding geven om mede te gaan met sprekers voorstel, om de belooning der leeraren van 50. te verhoogen tot 70.per wekelijksch lesuur. De heer de Haan heeft van zijn voorstel gesproken als van een bescheiden stapje. Dat geeft spreker aan leiding om te rekenen op den steun van den heer de Haan. De beraadslaging wordt gesloten. Ontwerp I, sub I, IT, II, IV, V en VI worden met algemeene stemmen aangenomen. De verordening in haar geheel wordt met alge meene stemmen vastgesteld. Aan de orde is ontwerp II. De heer de Boer vraagt wat de bedoeling is. Als wq het ontwerp zoo aannemen, komt er dan nog een voorstel van den beer de Haan. De Voorzitter: „Er was een amendement van den lieer de Haan. Dat is ingetrokken en maakt der halve geen onderwerp van beraadslaging meer uit. Er wordt gestemd over liet voorstel van Burge meester en Wethouders". De heer de Boer: „Plus de toezegging van den heer Schoondermark!" De Voorzitter: „Die staat er niet bij gedrukt". De heer Schoondermark (wethouder): „Ik heb geen toezegging gedaan". De heer de Boer: ,,'k Heb 't wel zoo opgevat". Ontwerp II wordt met algemeene stemmen vast gesteld. Aan de orde is ontwerp III met de daarop inge diende amendementen-de Vos en de Boer. Het amendement wordt ondersteund en maakt tegelijk met het voorstel van Burgemeester en Wet houders een onderwerp van beraadslaging uit. - Sub I wordt met algemeene stemmen vastgesteld.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1918 | | pagina 7