324ee Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 3 December 1918.
Voortzetting der vergadering op Woensdag 4 December 1918.
Volgno. 23 wordt onveranderd vastgesteld.
Volgnos 2426 worden onveranderd vastgesteld.
Volgn. 27. Opcenten op de dividend en tantième
belasting. Memorie.
De heer Njjholt heeft in de sectie de wenschelyk-
heidheid betoogd geen 30 maar 48 opcenten te hef
fen. Burgemeester en Wethouders stellen 30 voor.
Zij zeggen in de Memorie van Antwoord:
„De bedoeling is, dat voorloopig wordt volstaan
met de 30 opcenten op de dividend- en tantième-
belasting, die de wet van 26 Juli 1018 Staatsblad
no. 502 in uitzicht stelt. De wet opent de mogelijk
heid om tot 48 te gaan. Ten einde uitbreiding (Ier
hier tot gering getal gevestigde naamlooze ven
nootschappen niet tegen te houden, is het wenscli--
lijk geoordeeld het voorloopig bij het wettelijke ge
tal van 30 te laten blijven".
Deze toelichtng bevredigt spreker niet. Hij kan
zich niet voorstellen, dat Burgemeester en Wethou
ders dat meenen- Spreker heeft nagegaan, hoe groot
de belastingdruk is; per 100 belastbare waarde
wordt ƒ5 dividend-belasting geheven; worden de op
centen verhoogd van 30 tot 48, dan komen er nog
hij 18 opcenten per 5 belasting, dus 0.90 per
100 belastbare dividenden of tantièmes. Dit ver
schil nu is zeer gering en er is dan ook geen sprake
van, dat de oprichting van naamlooze vennooi-
sehappen daardoor zal worden tegengewerkt. Een
N. V. toch, die naar 10.000 wordt aangeslagen,
wordt getroffen voor een bedrag van 90 meer. En
dat kan geen belemmering zijn voor de vestiging.
Er tegenover staat dit, dat men liet geld haalt van
waar liet is. De Hoofdelijke Omslag is hoog en zal
nog hooger worden; nu er evenwel een gelegenheid
is, om belasting te heffen direct bij de bron, mag
deze gelegenheid niet onbenut blijven. Daarom acht
spreker het billijk 48 opcenten te hebben. De Hoof
delijke Omslag kan daardoor iets lager worden. Hij
stelt voor 48 opcenten te heffen.
De heer Djjstra ondersteunt dit. Hij voelt ook
niet liet klemmende van het betoog van Burgemees
ter en Wethouders.
De heer Berghuis (wethouder) wil niet zeggen,
dat het betoog van Burgemeester en Wethouders
klemmend is. Maar, waar op het oogenblik de indus
trie zich hier uitbreidt en als gevolg daarvan naam
looze vennootschappen kunnen worden opgericht,
meenden Burgemeester en Wethouders dat moei
worden meegewerkt om die oprichting te bevorde
ren, al is liet ook in het kleine. Door nu dat kleine
bedrag van 18 opcenten meer te nemen, geeft men
den indruk, dat men zooveel mogelijk wil laten bi
talen- Dat Burgemeester en Wethouders na afloop
van een paar jaar niet zullen voorstellen deze op
centen te heffen, wil spreker niet tegenspreken.
Maar voorloopig meent hij het bij 30 te moeten
laten.
De heer Nijholt zegt, dat uit het antwoord van
den wethouder blijkt, dat Burgemeester en Wet
houders bang zijn dat naamlooze vennootschappen
zich elders zullen vestigen, omdat zij 0.9 belas
ting meer moeten betalen van de dividenden en tan
tièmes....
De heer Berghuis (wethouder): „Zich niet zullen
vormen".
De heer Nijholt: „De voordeelen van een Naam
looze Vennootschap zijn zoo groot, dat de vorming
ervan niet door deze kleine belasting zal worden
tegengewerkt. Zij blijven in de lucht hangen, totdat
er een betere vorm wordt gevonden om de centen
bij elkaar te houden. De redeneering van den Wet
houder, dat hij de naamlooze vennootschappen over
twee jaar wel zal krijgen, is niet fair. Spreker wil
direct de zaak zuiver stellen".
De heer Beekhuis zegt, dat, als hij het goed be
grijpt. het de bedoeling van den heer Nijholt is, door
deze verhooging de mogelijkheid te scheppen den
Hoofdelijken Omslag te verlagen. Dit lijkt spreker
niet geheel juist en klinkt hem vreemd uit den
mond van eene sociaal-democraat. De Wethouder
heeft zoo terecht gezegd, dat alles moet worden
aangegrepen, om de nijverheid te bevorderen en het
voorstel van den heer Nijholt komt hiermede in
strijd.
De heer Tulp wijst erop, dat Leeuwarden, waar
de zustersteden groeien en bloeien, altijd achterlijk
is op het gebied van handel en nijverheid. Dat is
hier de groote fout. Gisteren heeft spreker het
kanaal Leeuwardeu-Harlingen ter sprake gebracht
en als dat er komt, dan kunnen zich daar vennoot
schappen ontplooien. En nu vindt spreker 't kort
zichtig om die nu al met deze belasting te bedrei
gen- Waar getracht wordt de industrie voor een
billijken prijs grond te verschaffen, moet men haar
aan den anderen kant niet op het zwaarst belasten.
De heer Hiemstra (wethouder) wijst erop, dat al
jaren er op is aangedrongen om 't belastinggebied
van de gemeente te verruimen. En nu wordt met
deze belasting iets in die richting gedaan- Wel is
het bedrag niet groot, maar spreker vindt het abso
luut onjuist om, nu het Rijk het belastinggebied
verruimt, daarvan geen gebruik te maken. En nu
pleit de heer Tulp ervoor om de vennootschappen
geen last te veroorzaken
De heer Tulp: „Geen nieuwe op te leggen".
15e heer Hiemstra (wethouder): „Iets in den weg
leggi li, zegt de heer Tulp, de gemeente moet de ves
tiging van bedrijven bevorderen. Daarover heeft
men hier echter in de laatste jaren geen klagen. Als
men toch aan ecu fabriek grond verschaft voor ƒ3.51)
per M-. dan heeft zij niet te klagen. Nu is de ge
meente binnen afzienbaren tijd misschien genood
zaakt groote dingen te doen. En nu staat spreker op
het standpunt, dat men de bedrijven moet bevorde
ren, maar dat een deel van de winst ten bate der
gemeente mag worden aangewend. Hier is het nu
een kwestie van weinig geld, maar waar het eene
kleine gelegenheid is 0111 het belastinggebied te
verruimen, acht spreker het onverstandig daarvan
geen gebruik te maken.
De heer Betghuis heeft gezegd, dat het wel moge
lijk is dat over 2 jaar 48 opcenten zullen worden ge
vraagd. Spreker meent, dat de lieer Berghuis niet
zoo had moeten spreken. Als toch de vorming van
naamlooze vennootschappen nu zal worden belem
merd, door 48 opcenten, zal dat ook gebeuren als
men weet: over twee jaar moeten wij die toch ook
betalen.
Spreker meent, dat het principe moet worden uit
gesproken, dat de wensehelijklieid bestaat tot er-
ruiming van het belastinggebied der gemeente door
de aanneming van het voorstel-Nijholt.
De heer Djjstra staat deels op het standpunt van
den heer Hiemstra, maar hij meent, dat men met
liet gebruik maken van de slip of the pen van
den heer Berghuis voorzichtig moet zijn.
Sprek r stelt zich op het standpunt dat de ge
meerite de vestiging van vennootschappen gemnk-
kelijk moet maken b.v.iloor 't voor geschikten prijs be
schikbaar stellen van grond. Als er echter winst ge
maakt wordt, moet daarvan worden betaald- Het
hoogere pencentage zal geen belemmering zijn.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 3 December 1918. 324ff
Voortzetting der vergadering op Woensdag 4 December 1918.
De heer Schoomlerinark (wethouder) heeft den
heer Berghuis hooren zeggen, dat Burgemeester en
Wethouders over twee jaar wel zullen voorstellen
48 opcenten te heffen. Spreker behoort tot de meer
derheid om het niet te doen, ja, om het nooit te doen.
Wel kan het de persoonlijke overtuiging van den
heer Berghuis zijn, zij is niet de overtuiging van
Burgemeester en Wethouders. De heer Hiemstra
heeft van de uitdrukking van den heer Berghuis
al gebruik gemaakt. Spreker zal tegen het voorstel-
Nijholt stemmen, maar niet omdat hij het over twee
jaar wel zal doen.
De heer Collet wenscht te weten of elke winst he
iast haar is. Hij vraagt wat de tantièmewet ervan
zegt.
De heer Berghuis (wethouder) antwoordt, dat de
vraag gesteld wordt, maar dat hij de wet niet van
huiten kent wat de cijfers betreft; doch wel weet
hij dat er een zeker bedrag afgetrokken wordt, dat
gelijk staat met een behoorlijk salaris, alvorens van
het tantième wordt betaald. Dat bedrag blijft onbe
last. De rest wordt belast.
De beraadslaging wordt gesloten.
Met 11 tegen 8 stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van den heer Nijholt.
Vóór stemmen de hoeren: Tiemersma, Collet, do
Vries, de Boer, Dijkstra, Hiemstra, Nijholt, Dijstra,
Schaafsma, /andstra en de Haan.
Tegen de lieeren: Uosterhoff, Beekhuis, Haver-
M-hmidt, Attema, van Sloterdijck, Berghuis, Sclioon-
dermark en Tulp.
Volgno. 27 wordt onveranderd vastgesteld-
Volgnos 2831 worden onveranderd vastgesteld.
Volgno. 31. Huur o/ pacht van land of landgoede
ren. f 34.500.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Attema wijst erop, dat op 25 April is
aangebracht de onderhandsche verhuring van „de
Magere Weide" en de plaats op Kleienburg. Dooi
den Voorzitter is destijds gesproken over ven fout
van de secretarie, waardoor het voorstel zoo laat
inkwam. Pin toen er stemmen opgingen, die zich
niet met den huurprijs konden vereenigen, is het
voorstel teruggenomen. Tot nu toe is er nog geen
voorstel gedaan om de verhuring te doen plaars
hebben. Spreker meent, dat het nu tijd wordt. Hij
vraagt of het spoedig kan worden verwacht, hetzij
tot onderhandsche, hetzij tot publieke verhuring.
De heer Hiemstra (wethouder) antwoordt, dat
liet rapport ten opzichte van de huurprijzen reeds
is ingekomen. Burgemeester en Wethouders zullen
er deze week over beslissen en binnenkort met een
voorstel komen.
De heer Dijkstra wil even iets vragen. Het is juist
wat de heer Attema zegt. Er is gediscussieerd over
de taxatie van de huurprijzen. En naar aanleiding
daarvan wil spreker vragen of dat ook aanleiding
heeft gegeven tot een andere wijze van taxatie, door
verwisseling of aanvulling der taxateurs. Spreke7*
acht het verkeerd, dat 1 persoon de landerijen
taxeert, daar men heeft bouw, greide- en tuingrond.
Spreker zou er prijs op stellen te vernemen of er ten
opzichte van de gemaakte opmerkingen iets is ge
daan.
De heer Hiemstra (wethouder) kan mededeelen.
dat ditmaal de taxatie is geschied door drie deskun
digen. Zoodra Burgemeester en Wethouders praead-
vies hebb:n uitgebracht, krijgt de Raad de lijst van
alle taxaties. De taxatie is geschied door 3 deskun
digen, twee van buiten de gemeente en 1 uit de ge
meente.
De heer Dykstra: „Dank U".
De beraadslaging woriït gesloten.
Volgno. 31 wordt onveranderd vastgesteld.
Volgnos 32.'18 worden onveranderd vastgesteld.
Volgno. 3D. J'acht van terreinen voor het plaatsen van
carroussels enz. f 12.000.
De lieeren Dijstra en de Haan verklaren zich
tegen dezen post.
Volgno. 39 wordt onveranderd vastgesteld.
Volgnos 4041 worden onveranderd vastgesteld.
Volgno. 42. Opbrengst van krachtens privaatrecht
genoten wordende tollen. f 270.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Nijholt heeft zich in de sectie tegen deze
tollen verklaard. Wel bedraagt de opbrengst een
kleinigheid, maar ze zijn uit den tijd. Spreker heelt
gevraagd of ze niet kunnen worden afgeschaft. Hij
heeft ook een antwoord gekregen en wordt ver
wezen naar volgno. 40 van bijlage no. 42 van 1-916-
Daar staat:
„Gelijk is opgemerkt kan de gemeente niet alleen
beslissen over de opheffing der Harlingertrek-
w gtollen. Het is een zaak van de gemeente Harlin-
gen mede. Burgemeester en Wethouders zullen over
wegen of zij zich ter zake tot hunne ambtgenooten
van die gemeente zulhn wenden. Men weet, dat
geen der drie tollen binnen Leeuwarden gelegen is".
Spreker weet niet of Burgemeester en Wethou
ders nog overwegen en wat het resultaat daarvan is.
Hij zou dat wel eens willen weten.
De heer Berghuis (wethouder) kan niet anders
antwoorden dan dat de noodige stappen nog niet
zijn gedaan. Hij zal deze zaak ter sprake brengen
bij Burgemeester en Wethouders, en is overtuigd,
dat het college gaarne zal medewerken, die verou
derde heffing te doen vervallen.
De beraadslaging wordt gesloten.
Volgno. 42 wordt onveranderd vastgesteld.
Volgnos 42103 worden onveranderd vastge
steld-
Volgno. 359, onvoorzien, wordt vastgesteld tot
een bedrag van 32.967.42.
De begrooting wordt met algemeene stemmen
vastgesteld tot een bedrag van 3.083.058-44.
Aan de orde zijn thans de voorstellen der Com
missie van Rapporteurs:
le. de Raad noodigt Burgemeester en Wethou
ders uit zoo spoedig mogelijk definitieve plannen
voor de verplaatsing van het aschland bij den Raad
in te dienen.
Daartegenover staat een voorstel van Burgemees
ter en Wethouders om hun college te dezer zake
diligent te verklaren.
De beraadslaging wordt geopend.