324e Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 3 December 1918
groote stad tegenwoordig heelt een polikliniek.
Spreker zou Burgemeester en Wethouders in over
weging willen geven zich in verbinding te stellen
met de stadsartsen, om te 'komen tot de inrichting
van een polikliniek. Zullen de huisartsen daartegen
bezwaren hebben, voor de burgerij zijn de voordee
ion grooter dan de bezwaren der artsen. Allerlei
ziekten toch hebben eene specialistische behande
ling noodig en die kan men krygen in een polikli
niek. Spreker hoopt dat het College van Barge-
in i -
meester en Wethouders zu
duidelijk uitspreekt.
over een en ander eens
De heer Haverschmidt zegt dat hem bij de bestu
deering van het uitbreidingsplan is opgevallen, dat
eene stelselmatige uitbreiding zooals de woningwet
dit verlangt, onmogelijk is zoolang geen grenswij
ziging heeft plaats gehad.
Beeds vijf jaar is men daarmee bezig. Het begon
is Februari 1914, toen men de zienswijze van Leeu
warderadeel vroeg, waarop elf maanden later ils
antwoord kwam, dat men niet wenschte mee te
werken.
In Februari 1915 volgde een brief aan Gedepu
teerde Staten, waarop in September een afwijzend
antwoord kwam.
Jn Juli 1916 is opnieuw 'n adres aan Gedeputeerde
Staten op talentvolle wijze ontworpen door burge
meester Patijn, waarvoor hem in en buiten den Baad
hulde werd toegebracht, welk merkwaardig stuk te
vinden is in bijlage 30 van jaargang 1916.
Drie maanden later kwam het verzoek van Gede
puteerden om in verband met de zaak het uitbrei
dingsplan mee te doelen.
Verder is de zaak niet gevorderd en spreker is
van meening, dat da grenswijziging eigenlijk moet
voorafgaan, wil men Gedeputeerde Staten een plan
voorleggen, dat de toekomstige ontwikkeling van
Leen warden in haar geheel weergeeft.
Dat spreker deze zaak ter sprake brengt vindt
zijn reden in het feit, dat hij van den nieuwen bur
gemeester dezelfde belangstelling vraagt, die de
lieer Patijn steeds toonde.
Spreker heeft daarvan de beste verwachting, nu
de nieuwe burgemeester bij zijne installatie heeft
gesproken van een grillige lijn die hij bij het gaan
van de eene gemeente naar de andere moest over
stappen, waarmee hij te kennen gaf, dat die lijn niet
deugde.
Spreker heeft Van Dale's groot woordenboek der
aaai er eens op
beteekent 'n verwarrende
en hij
gedachte,
Nederlandsche
vond er dat gril, Bcuanm:
of te wel een zonderling idéé en, dat gTil een svrio
niem was van dwaasheid en willekeur en zoo is liet
ook inderdaad met die grenslijn.
Nu hij eenmaal over die lijn is heengestapt bekijkt
de burgemeester de zaak van den anderen kant en
spreker hoopt, dat het gevolg daarvan mag zijn, da;
die grillige lijn spoedig verdwijnt-
Een ander punt door spreker aangeroerd is het
langdurig open zijn der bruggen tot groote onte
vredenheid van vele ingezetenen.
De instructie voor den brugwachter is duidelijk
genoeg.
Hij mag doorlaten twee vaartuigen of een sleep
boot met twee vaartuigen en dat tweede vaartuig
alleen maar als liet niet meer dan vijf minuten op
onthoud geeft. Alleen in zeer bijzondere gevallen,
wanneer gevaar voor aanvaring zou ontstaan, mag
bij uitzondering de brug geopend blijven voor nog
een of meer schepen.
Dagelijks wordt van dezen regel afgeweken en
geen enkele autoriteit trekt er zich iets van aan.
Schepen van 6(X> ton en van 50 Meter lengte krui
pen door de brug en de 5 minuten worden geregeld
20 en meer.
Een heele fille van vrachtwagens moet er op
wachten en voor de mensehen die van hun werk
komen is het een dagelijksche ergernis.
De Memorie van Antwoord spreekt van het be
lang van de scheepvaart, maar spreker meent, dat
de gemeente absoluut geen belang heeft bij deze
doortrekkende schepen, die de bruggen-beschadigen
en het remmingswerk, die den duiker van de water
leiding vernielen en den kabel van de pont door
snijden en maar 15 cent bruggeld betalen evenals de
armste turfschipper; betaling naar de tonnenmaat
verdient in elk geval aanbeveling.
Is men eenmaal over de brug, dan staat men weer
voor de tram die den openbaren weg als rangeer
terrein gebruikt.
Deze trambaan wordt tegenwoordig bereden door
zware locomotieven en wagons waarvoor de baan
niet is gebouwd met het gevolg, dat deze in de boch
ten blijven steken.
Bij het verleenen der concessie is daarop niet ge
rekend en spreker twijfelt er aan of de Harlinger-
vaartsbrug op den duur deze lastert kan dragen.
In elk geval zou men kunnen nagaan of dit moet
worden toegelaten.
Daar komt nog bij, dat de heele bocht tegenover
de de Oldehove eigenlijk geen zin heeft; het is een
overblijfsel van de lijn die naar de Bontekoe zou
gaan, maar er nooit gekomen is, waarvan een zijtak
bij de zwemschool naar Marssum zou afslaan. Een
lijn enkel naar Marssum zou een heel andere rich
ting gevolgd hebben.
Spreker heeft vernomen, dat er ingenieurs zijn
geweest, die omlegging van de lijn hebben over
wogen en hij hoopt dat het niet alken bij het goede
voornemen blijft.
De 'lieer Nijholt wenscht een paar kleine opmer
kingen te maken. In de eerste plaats over het laat
bij den Baad inkomen der begrooting. Nu wordt er
wel gezegd, dat de begrooting niet later is dan
andere jaren, maar vorige jaren was zij ook te laat,
waarover door spreker toen geklaagd is- Hij hoopt
dan ook niet dat Burgemeester en Wethouders de
conclusie trekken, dat de toestand wel zoo kan blij
ven als hij is. Het is een heel stuk werk en 8 a 10
dagen voor studie is te kort. Spreker hoopt, dat de
begrooting in liet vervolg eerder komt.
Ook heeft spreker er naar gevraagd om de ge-
meentebegrooting van het vorig jaar met de wijzi
gingen naast de nieuwe begrooting af te drukken.
Burgemeester en Wethouders antwoorden daarop:
„Mocht de Baad dit wenschen, dan bestaat er geen
bezwaar tegen inplaats van eerstgemelde voor zoo
ver mogelijk de cijfers op te nemen zoals zij in den
loop van het vorig dienstjaar bij de suppletoiro
begrootingen zijn veranderd".
Wanneer het de bedoeling is een uitspraak van
den Baad uit te lokken, wil spreker gaarne een
voorstel doen. Als Burgemeester en Wethouders
echter toezeggen, dat aan sprekers wensch gevolg
zal worden gegeven is dat gemakkelijker. Spreker
wenscht niet alleen de veranderingen te zien aange
bracht, maar de begrooting in haar geheel naast
de nieuwe te hebben afgedrukt. Als dat gebeurt,
wordt het voor de raadsleden gemakkelijker een
overzicht te krijgen Een belangrijke post b.v. die
het vorig jaar op de begrooting voorkwam, n.l. een
leening voor een bedrag van enkele honderdduizen
den ter voorziening in de kosten der crisis-bemoei
ingen, was dit jaar niet afgedrukt, wat de vergelij
king moeilijk maakt.
Wat de kwestie der grenswijziging aangaat, spre
Vërslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 3 December 1918 324t
ker ondersteunt het te dezen opzichte door den
heer Haverschmidt gesprokene.
Spreker verzoekt Burgemeester en Wethouders
deze zaak te willen bevorderen zoo spoedig het uit
breidingsplan gereed is- Voor de uitbreiding der
gemeente is het een groot belang.
De heer de Boer zal uit den aard der zaak niet
lang de aandacht van den Baad vragen. Hij is nog
jong lid van den Baad en zal slechts enkele zaken
in het midden brengen. Over de reorganisatie van
den geneeskundigen dienst een kort woord.
Wij hebben gelukkig gezien, dat deze zaak niet
alleen verkeert in een zeer vergevorderd stadium
van voorbereiding, maar zelfs in een stadium van
uitvoering. Burgemeester en Wethouders toch
zeggen: „Naar Burgemeester en Wethouders heb
ben vernomen, is de commissie met haar rapport
gereed, maar het moet nog bij Burgemeester en
W etho uders inkomen".
Spreker wil allen den wensch uitspreken, dat
Burgemeester en Wethouders, indien eeuigszius
mogelijk, spoed zullen betrachten, opdat deze be
langrijke zaak spoedig tot een goed einde worde ge
bracht. Spreker zou verschillende voorbeelden kun
nen noemen, waaruit de noodzakelijkheid van ver
andering blijkt. Hij zal dat niet doen, maar wil er
nogmaals den nadruk op leggen, dat het van groot
belang is, dat deze kwestie spoedig wordt opgelost.
In de sectie-vergadering heeft spreker erop ge
wezen en er naar gevraagd of Burgemeester en
Wethouders niet kunnen bevorderen, dat de klee
ding in het Stads Armenhuis en het Nieuwe Stads
Weeshuis minder opzichtig wordt. Burgemeester
en Wethouders nu zeggen in de Memorie van Ant
woord: „Wijziging te brengen in de kleeding der
verpleegden van het Nieuwe Stads Weeshuis staat
buiten de bevoegdheden der gemeente".
Spreker neemt dat aan. Maar, naar hij zeker
weet, is door het Nieuwe Stads Weeshuis (lit jaar
voor het eerst subsidie aangevraagd.
Kan daarin, vraagt spreker, geene aanleiding
worden gevonden om invloed uit te oefenen op den
gang van zaken in het Nieuwe Stads Weeshuis?
Een der belangrijkste dingen nu is de kleeding.
En de kinderen zullen gaarne gekleed gaan net als
andere kinderen. Als nu Burgemeester en Wethou
der in de subsidie-aanvraag aanleiding kunnen vin
don. zich met het bestuur van het Weeshuis in ver
binding te stellen, zal spreker dat gaarne zien. Er
wordt beweerd, dat aan enkele schenkingen aan
liet Weeshuis de voorwaarde omtrent het dragen
van kleeding is verbonden. Ook daarnaar zouden
Burgemeester en Wethouders een onderzoek kun
nen instellen.
Ten opzichte van het Stads Armhuis verwijzen
Burgemeester en Wethouders naar een schrijven
van de voogden der Stads Armenkamer van
19 April 1917. Spreker heeft dit schrijven nagegaan
en hij meent te moeten mededeelen, dat hij de mo
tieven voor het behoud der kleeding aangevoerd,
niet deelt.
In de eerste plaats, zeggen de voogden, is de
logenwoordige kleeding noodig, met het oog op het
toezicht- Spreker kan zich niet begrijpen, dat er
eene aparte kleeding voor noodig is-, om het toe
zicht zoo te doen zijn als het moet. Er moeten deug
delijke argumenten worden aangevoerd.
liet tweede motief, dat, indien de kleeding
werd gewijzigd, de afgunst onder de kinderen in
de hand wordt gewerkt, onderschrijft spreker nog
veel minder. Men moet dit gevaar, als het bestaat,
1 rotseeren en niet trachten door eene eenvormige
kleeding de bezwaren te ontgaan. Het zou eene
vreemde huishouding zijn, waar alle kinderen perse
dezelfde kleeren moeten dragen ten einde afgunst
te voorkomen. Dat is juist een motief om op liet
denkbeeld in te gaan.
Het dragen van oorijzers bevordert de reinheid,
zegt men. Dat mag, in verband met de gewoonte,
waar zijn. Maar, de oorijzers worden juist hoe lan
ger hoe meer afgezet. Hij meent hiermee te kunnen
volstaan. Alleen wenscht hij nog op te merken, dat
hij een en ander heeft gezegd, omdat hij wenscht bij
te dragen naar de mate zijner krachten, om te be
vorderen dat het leed van hen, die in zoo vele op
zichten bij anderen zijn achtergesteld, niet grooter
zij dan noodig is.
De heer Beekhuis zegt, dat steeds door voor
mannen van alle richtingen is voorspeld, dat na den
oorlog een groote ommekeer in de maatschappij
zou plaats vinden. Ook spreker heeft dat gevoeld.
De evolutie op allerlei gebied moet thans in veel
sneller tempo voortschrijden. „Aanpakken" is thans
de leus. Spreker wil er dan ook bij Burgemeester en
Wethouders op aandringen, om allerlei voorstellen,
die misschien in voorbereiding zjjn, spoedig bij den
Baad ter tafel te brengen. Een van de voornaamste
punten zal wel zijn de kwestie der grenswijziging
en liet uitbreidingsplan. Het komt spreker nu voor
dat, als er allerlei maatregelen worden genomen
op sociaal' gebied, er moet worden gezorgd voor
versterking der financiën- Zonder dat is het niet
mogelijk allerlei maatregelen uit te voeren. Spreker
gelooft, dat de toekomst van Leeuwarden moet wor
den gezocht in de uitbreiding van handel en nijver
heid.
Ieder, die het uitbreidingsplan hoeft gezien, moet
het zijn opgevallen, dat de ontwerper ervan reke
ning heeft gehouden met de mogelijkheid, dat Leeu
warden zich op handels- en industrieel gebied
ernorm zal uitbreiden. In het uitbreidingsplan nu
is opgenomen een deel van Leeuwarderadeel. Dat
is daarvoor onmisbaar. Het vormt er zoo één ge
heel mee, dat Leeuwarden niet kan worden uit
gebreid, als het gedeelte Leeuwarderadeel niet
wordt geannexeerd. Het is als het ware een cirkel
gang. Om handel en industrie tot grooter bloei te
brengen is vaststelling van het uitbreidingsplan
noodzakelijk en om het uitbreidingsplan te kunnen
vaststellen is weer annexatie van een stuk van
Leeuwarderadeel onmisbaar.
Spreker wil Burgemeester en Wethouders dan
ook uitnoodigen beide plannen tegelijk testond in
behandeling te nemen en ze zoo spoedig mogelijk
bij den Baad ter tafel te brengen.
De heer Zandstra merkt op, dat hij bij de behan
deling" der begrooting voor 1918 heeft aangedron
gen op het stichten eener bewaarschool Achter de-
Hoven, of in het Zuidelijk deel der stad. Tot spre
kers teleurstelling verneemt hij uit de Memorie van
Antwoord op 't sectieverslag, dat deze kwestie nog
in handen der commissie voor de bewaarscholen is.
Sprekek noemt dat geen groote vooruitgang in
een jaar tijds. Hij behoeft liet nut van bewaarscho
len niet te bepleiten, die hebben hun recht van be
staan reeds lang bewezen. Vast staat, dat een be
waarschool in het Zuidelijk deel der stad in eene
dringende behoefte zal voorzien. De belangrijke
aanbouw aan die zijde is daarvoor het beste bewijs.
Daarbij komt nog, dat de bestaande bewaarscholen
voor kleuters van Achter de Hoven en omliggende
wijken veel te afgelegen zijn. De bevolking van dat
stadsgedeelte heeft recht op een: inrichting van
voorbereidend onderwijs. Spreker dringt er van
deze plaats bij de betrekkelijke raadscommissie op
aan, de zaak zoo spoedig mogelijk af te doen en
naar Burgemeester en Wethouders te renvoyeeren,