4 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 Januari 1919.
spoorweg en vaarwater, eene voor de gemeente waarde
volle bezitting geacht mogen worden. Ondertusschen is
toch de bedoeling geweest ze op den duur voor bebou
wing te bestemmen en bij het uitbreiden van de Electri-
sche Centrale is, dit behoeft geen nader betoog, ook het
gemeentebelang gediend. Waar, zooals boven is ver
meld, het te stichten slachthuis achter de Centrale
zou komen te liggen, zal tevens ten behoeve van den
toegang tot het eerstgenoemde eene ruiling moeten
plaats hebben van een strook grond ten oosten van
het door de provincie begeerde terrein tegen een
strook, gelegen ten westen van het langs de nieuwe
spoorweghaven geprojecteerde spoorwegterrein, welke
strook behoort tot grond, welke eerlang mede voor
den bouw der Centrale ten behoeve der provincie zal
worden onteigend.
Wij hebben de eer U voor te stellen te besluiten
I. aan de provincie Friesland voor den tijd van
50 jaar en tegen een canon van 20 ets. per M2. ka
dastraal uitgemeten grootte per jaar en onder voor
waarde, dat het terrein uitsluitend mag gebruikt
worden ten behoeve van het provinciaal electriciteits-
bedrijf of andere door of vanwege do provincie in
hot algemeen belang ondernomen werken of onder
nomingen, in erfpacht af te staan het nader op de
bijbehoorende teekening aangeduide perceel grond,
gelegen tusschen den Kanaaiweg en het Vliet, op een
gedeelte waarvan thans het provinciaal electriciteits-
bedrijf is gevestigd, kadastraal bekend Gemeente
Leeuwarden Sectie G no. 9118, groot 10500 M2.,
met dien verstande echter, dat voor het thans reeds
bij de provincie in gebruik zijnde stuk, ter grootte
van 6666 M2., op de teekening in roode arcure
aangegeven, tot 1 Januari 1921 900.zal worden
betaald, zijnde 13y2 ct. per M2., met het recht aan
de zijde dor provincie de overeenkomst te allen tijde
te kunnen beëindigen, mits met 6 maanden vooraf
opzegging en voorts onder nader door Burgemeester
en Wethouders te stellen voorwaarden;
II. zich bereid te verklaren te zijner tijd aan de
provincie Friesland te verkoopen een op de mede
bijgevoegde teekening aangegeven aan den Sneeker
Trekweg gelegen gedeelte der kadastrale perceelen
Sectie G no. 10194 en 3676, voor zoover deze niet
voor het gemeentelijk slachthuis noodig zijn, ter
grootte van 24480 M2., de juiste grootte nader door
een landmeter van het kadaster op te meten, tegen
een prijs bij schatting te bepalen door twee deskun
digen, door elk van beide partijen een te benoemen;
III. met de provincie eene ruiling van grond aan
te gaan, waarbij deze verkrijgt een 15 M breede
strook grond, deel uitmakende van het kadastrale
perceel, Sectie G no. 10194, ter grootte van 2017
M2., nader op de bijbehoorende teekening met roode
kleur aangeduid, terwijl de gemeente in eigendom
erlangt een eveneens 15 M. breede strook, tot toe
gangsweg naar het te stichten openbaar slachthuis
te bestemmen, deel uitmakende van de perceelen
Sectie G no's. 10184 en 10185 ter grootte van 2994
M2., mede op de teekening in groen aangegeven en
verder op de nader overeen te komen voorwaarden.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Haverschmidt merkt op, dat de provincie
op den duur de Centrale zal stichten aan den Sneeker
trekweg, maar tevens erfpacht vraagt voor den tijd
van 50 jaren voor exploitatie en uitbreiding van de
bestaande Centrale aan het Kanaal.
De gemeente verklaart zich nu bereid te zijner tijd
aan de provincie te verkoopen een terrein van 24480
M2. aan den Sneeker trekweg en zal dus, wie weet
hoeveel jaren, misschien wel vijftig, dit kostbare
terrein, dat per centiare als bouwterrein is aangekocht
en zeer gevraagd is voor fabrieken, ter beschikking
van de provincie moeten houden, terwijl de eenige
bate voor de gemeente zal zijn de huur als gewoon
weiland.
Spreker ziet hierin een belangrijke schadepost voor
de gemeente en hij vraagt of men dat onbepaalde
„te zijner tijd" niet kan weglaten en reeds nu een
overeenkomst tot verkoop met de provincie kan
aangaan.
De Voorzitter zal de beantwoording maar van den
heer Hiemstra, die afwezig is, overnemen. Deze zit
er beter in. Wel staat er: ,.te zijner-tijd", maar het
is de bedoeling den grond dadelijk te verkoopen.
Spreker geeft toe, dat de heer Haverschmidt uit het
voorstel kan lezen wat hij er uit gelezen heeft. Men
kan er wel uit lezen, dat eerst het eene wordt afge
werkt, waarna met het andere wordt begonnen. Spreker
herhaalt dat het de bedoeling is den grond direct te
verkoopen, maar dat de provincie te zijner tijd de
fabriek kan stichten.
Do heer Haverschmidt zegt dat hetgeen de voor
zitter in het midden brengt niet uit het voorstel is
te lezen.
Do overeenkomst is echter meer aannemelijk wan
neer de koop binnen niet te langen tijd gesloten wordt.
Ook de kwestie van de ruiling heeft dan meer zin,
want men kan toch niet iets ruilen, zoolang men het
niet bezit, anders zou er ook van ruiling, „te zijner
tijd" sprake moeten zijn.
De Voorzitter begrijpt dat de heer Haverschmidt
van oordeel is, dat de gemeente grond moet reserveeren
voor de provincie. Maar dat is de bedoeling niet.
De gemeente wil direct afwerken. De provincie moet
zelf weten, wanneer zij de fabriek wil zetten.
De heer Beekhuis vraagt of dit nu wel de officieele
lezing is. Spreker heeft het voorstel zoo opgevat,
dat de grond nu verkocht wordt en de prijs later
wordt vastgesteld door deskundigen.
Spreker wil nog iets zeggen ten opzichte van de
benoeming der deskundigen. Hij acht het beter
te zeggen dat er drie deskundigen zullen worden be
noemd, n 1, door elk der partijen een en, als deze het
niet eens kunnen worden, de derde door den kanton
rechter te Leeuwarden.
De Voorzitter doet opmerken, dat de heer Beekhuis
gelijk heeft. Als er twee deskundigen zijn is het
mogelijk, dat deze het niet eens kunnen worden. Maar
de provincie zal geen bezwaar maken dat er een derde
deskundige bijkomt, als de beide deskundigen het
niet eens kunnen worden. Bij de provincie zelfheeft
zich een dergelijk geval voorgedaan.
De beraadslaging wordt gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
6. Agenda no. 7). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders tot aankoop van het perceel St. Jacobstraat
no. 32 van den heer H. de Groot alhier.
Dit voorstel luidt als volgt:
Na besprekingen ter zake werd door den heer H.
de Groot alhier aan de gemeente aangeboden het pand
plaatselijk gemerkt St. Jacobsstraat no. 32, kadastraal
bekend gemeente Leeuwarden, Sectie A, no. 1646, als
kantoor, werkplaats en erf, voor eene som van15000.
De in het pand aanwezige electrische geleidingen, gas-
en waterleidingen, zijn bij dit aanbod uitgezonderd.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 Jarraari 1919. 5
terwijl de bepaling is gemaakt, dat de kosten op de
overdracht vallende voor rekeniug van de gemeente zijn.
Meermalen, vooral in de laatste jaren bij de groote
uitbreiding van de gemeentelijke bemoeiingen op aller
lei "-ebied tengevolge van het veranderde economische
leven, hebben wij het gebrek aan ruimto en gebouwen
voor bureaux en inrichtingen ernstig gevoeld. Zou
daarom alleen aankoop van het huis gewettigd zijn,
ook de gunstige ligging, onmiddellijk grenzende aan
andere eigendommen der gemeente, maakt het tot een
voor de gemeente begeerlijk bezit. Ten slotte zal
het plan tot verbetering van het verkeer tusschen de
St. Jacobsstraat en het Gouverneur splein door ver
breeding van die straat, waartoe wij, door het laten
bepalen van een nieuwe rooilijn, een voorstel bij U
indienden bij ons schrijven van 25 Octoberl918, spoedi
ger tot uitvoering kunnen komen als alle perceelen in
gemelde straat tot aan het Raadhuisstraatje in handen
van de gemeente zijn. De gemeente kan dan bij de
eventueele verbouwing van de panden, waarin Ge
meentewerken is ondergebracht en het kantoor van
den gemeenteontvanger, zelf het meeste geschikte
oogenblik kiezen voor de verbreeding van de straat,
welke anders nog jaren op zich zou kunnen laten
wachten.
Op grond van deze overwegingen meenen wij op
het aanbod te moeten ingaan en stellen wij alzoo
voor te besluiten
tot aankoop van het pand plaatselijk gemerkt St.
Jacobstraat 32, kadastraal bekend gemeente Leeu
warden, Sectie A, no. 1646, bekend als kantoor, werk
plaats en erf, groot 1.93 Are, toebehoorende aan H.
de Groot alhier, voor de som van 15000.op nader
door Burgemeester en Wethouders te bepalen voor
waarden.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
7. Agenda no. 8). Prae-advies van Burgemeester en
Wethouders op het adres van het Friesch-Groningseh-
Tramwegeomité om terug te komen op 's Bands besluit
van 9 Juli l.l., waarbij afwijzend werd beschikt op het
verzoek om subsidie voor hare plannen voor tramaanleg,
waarin thans ook is opgenomen eene verbinding Veen-
woudenHardegarijp, met aansluiting uldaar aan den
tramweg Bergum Hardegarijp Leeuwarden.
Dit prae-advies luidt als volgt
Na Uw besluit van 9 Juli 1.1., waarbij aan het
Friesch-Groningsch Tramweg Comité werd te kennen
gegeven, dat geen gelden uit de gemeentekas konden
worden toegestaan voor den aanleg van tramlijnen
van Yeenwouden naar Groningen en naar Aduard,
komt het comité tot U met een verzoek om opnieuw
te overwegen of en zoo ja, tot welk bedrag de ge
meente voor de lijnen gelden kan voteeren, zulks in
verband met de wijzigingen die deze thans hebben
ondergaan. In het ontwerp der lijn op Groningen is
n 1., blijkens het bij het adres gevoegd afschrift van
een brief der Nederlandsche Tramwegmaatschappij,
nog opgenomen de verbinding Veen wouden—Harde
garijp op den berm van den Staatsspoorweg met aan
sluiting te Hardegarijp op den ontworpen tramweg
BergumHardegarijp Leeuwarden. Op die wijzeis
een doorloopende verbinding van deze gemeente met
Veen woudenGroningen mogelijk.
Blijkbaar is deze aanvulling in het eerste ontwerp
aangebracht ter tegemoetkoming aan de bezwaren in
het prae-advies van 28 Juni 1.1. te berde gebracht,
dat de verbinding tusschen de lijn Veenwouden
Groningen eenerzijds en Leeuwarden anderzijds, zelfs
niet zou verbeteren door het gereedkomen der lijn
van hier via Hardegarijp op Bergum, omdat tusschen
Veenwouden en Hardegarijp geen aansluiting zal zijn.
De zal „mocht de ontworpen lijn Leeuwarden Bergum
onverhoopt niet tot stand komen" (woorden uit de
missive van de tramwegmaatschappij), nu in alle go-
val voorloopig in het plan kunnen worden opge
nomen.
Niettemin meenen wij, U hierbij dienende van het
over het adres gevraagde prae-advies, met de Kamer
van Koophandel, dat ook in dat geval het belang dat
Leeuwarden heeft bij verbindingen achter Veenwou
den, ook al komen die in aansluiting rechtstreeks met
de lijn die van Leeuwarden uit in die richting loopt,
toch inderdaad letterlijk en figuurlijk te ver verwij
derd is, dan dat er voor een bijdrago uit de gemeente
kas aanleiding bestaat. Ook deze bedenking klonk
reeds door in ons vorig pr ae-advies en zij is door het
nieuwe adres niet opgeheven, zoodat wij U, onder
wederaanbieding daarvan, in overweging geven te
besluiten ook op het verzoek van 7 Augustus 1.1. af
wijzend te beschikken.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
8. Agenda no. 9). Prae-advies van Burgemeester en
Wethouders op het verzoek van het bestuur van het
Nieuwe Stads Weeshuis om toekenning van een subsidie
uit de gemeentekas tot dekking van het tekort over 1917.
Dit prae-advies luidt als volgt:
Den 8 October 1.1. is in handen van Burgemeester
en Wethouders om prae-advies gesteld een schrijven
van het bestuur van het Nieuwe Stads Weeshuis.
Het bestuur deelt mede, gelijk Uwe Vergadering
trouwens reeds bij de vaststelling der rekening over
het jaar 1917 zal zijn gebleken, dat de dienst, en wel
voor het eerst sinds onheuglijke jaren, met een na-
deelig slot eindigt, n.l. tot een bedrag van 3505.26,
waartoe de duurte van alle levensbenoodigdheden de
aanleiding is, terwijl de inkomsten gelijk zijn geble
ven. Het bestuur vraagt met het oog op de alge
meene belangen, die de inrichting dient, voor het jaar
1919 een subsidie uit de gemeentekas gelijk aan het
ovengenoemde tekort over 1917.
Aan de gronden voor het verzoek had adressant
nog kunnen toevoegen den band, die tusschen de
gemeente en het Weeshuis bestaat. Gelijk toch de
archivaris in haar ter zake uitgebracht rapport uiteen
zet, is het Nieuwe Stads Weeshuis van huis uit een
stedelijke instelling, die in 1676 werd opgericht. Al
heeft het nu zijn eigen vermogen, waaruit het als
regel zijn uitgaven kan hoeden en staat het in dat
opzicht op eigen beenen, de oude band blijkt nog uit
de benoeming van het bestuur en de trouwens ook
reeds uit art. 27 der Armenwet voortvloeiende goed
keuring van begrooting en rekening door den Raad
en de machtiging van Burgemeester en Wethouders,
die voor de opneming van verpleegden noodig is.
Het stedelijk bestuur heeft dan ook begrepen, dat
als de financiën van het Huis in het gedrang waren,
het op den weg der plaatselijke overheid lag, om bij
te springen in den nood. Zoo is het geschied in de
jaren 1803 1805 en 1811—1827, waarin het subsidie
afwisselt tusschen de 3000.en 7000.per jaar,
in 1803 was het zelfs 8200.
In dit voetspoor zou de Raad blijven, indien hij
ook thans de gemeentekas openstelde tot dekking van
het tekort.
In afwachting van onze nadere voorstellen ten aan
zien van de aanwijzing der uitgaaf op de begrooting
hebben wij derhalve de eer U voor te stellen te be
sluiten