6 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 Januari 1919. tot dekking van het tekort over het dienstjaar 1917, voor het jaar 1919 aan het Nieuwe Stads Weeshuis een subsidie uit de gemeentekas toe te kennen van 3505.26. De beraadslaging wordt geopend. De heer van Slotardijck heeft niet zonder verwon dering kennis genomen van dit advies. Spreker wenscht geen stemming uit te lokken, maar hij wil zijne ver wondering erover uitspreken, dat het bestuur van het weeshuis een subsidie heeft aangevraagd. Burge meester en Wethouders hebben gemeend dat het verzoek kan worden ingewilligd. Het Nieuwe Stads-Weeshuis is een gewone stichting met eigen kapitaal. Deze stichting heeft indertijd gemeend mee te moeten gaan met den modernen tijd en zich te moeten stellen onder toezicht van den Gemeenteraad. Vandaar dat de voogden door den Raad worden benoemd, dat de rekening aan 's Raads goedkeuring wordt onderwor pen en dat de begrooting door den Raad wordt goed gekeurd. Spreker veronderstelt dat zulks dateert uit den tijd, toen een enkele maal subsidie werd verleend. Sinds dien tijd in 1827 hebben er groote ver anderingen plaats gehad in het kapitaal van het weeshuis. Spreker behoeft slechts te wijzen op de testamentaire bepaling van den oud-verpleegde Baljée. Later zijn aan het weeshuis herhaaldelijk legaten ver maakt. Spreker is beter met het weeshuis bekend dan de meeste raadsleden. Hij weet dat de finan- cieële toestand van het weeshuis in de laatste 30 jaren veel verbeterd is. Waar het een gewone stich ting geldt ligt het, meent spreker, niet op den weg der gemeente om subsidie te geven tot dekking dei- tekorten. Het weeshuis heeft voldoende kapitaal om voor één of twee jaar de tekorten te dekken. Als de Raad op het voorstel van Burgemeester en Wethouders ingaat schept hij een precedent, waarvan hij niet kan afwijken, als andere, dergelijke stichtin gen ook om subsidie aankloppen. Dat dergelijke tekorten ontstaan en bestaan over de jaren 1917 en 1918 is iets dat spreker zeker weet. En Burgemeester en Wethouders zullen wel niet te vinden zijn om aan andere dergelijke instellingen subsidie te geven. Bij de beoordeeling van deze zaak moet bovendien niet uit het oog worden verloren, dat wij leven in een abnormalen tijd, waarin de meeste menschen genoodzaakt zijn hunne opgespaarde gelden, als zij die hebben, aan te spreken, om in de allernoodzakelijkste behoeften te voorzien. Waar iedere burger genoodzaakt is zulks te doen gaat het niet aan, meent spreker, dat de gemeente een derge lijke stichting, die voldoende kapitaalkrachtig is, sub- sideert. De heer Berghuis (wethouder) gelooft kort te kun nen zijn. De heer van Sloterdijck zal wel willen toe geven, dat het krijgen van legaten en erfenissen tus schen twee perioden geen verandering brengt in de verhouding tot de gemeente. De heer van Sloterdijck gaf toe, dat er vroeger moest worden bijgesprongen omdat er een nauwe band tusschen het weeshuis en de gemeente bestond, Na dien tijd heeft het wees huis wel enkele legaten en erfstellingen gekregen, maar daardoor is aan de verhouding tot de gemeente niets veranderd. Er bestaat een heel ander verband tusschen het Nieuwe Stads Weeshuis en de gemeente dan tusschen de gemeente en andere instellingen. Spreker zou immers niet schroomen dit is zijne persoonlijke meening om ook die inrichtingen, die in dezelfde verhouding staan tot de gemeente, te steu nen, als zij door een eventueel tekort genoodzaakt zijn dien steun te vragen. Burgemeester en Wethouders hebben, dat wil spreker nog opmerken, niet alleen invloed op de rekening en de begrooting van het weeshuis, zij hebben ook in vloed op de opneming der kinderen. Het gaat nu alleen over de vraag of het wenschelijk is dat een instelling, die in zoo nauw verband staat tot de ge meente, van haar kapitaal inteert, of dat het wensche lijk is dat kapitaal in stand te houden. Burgemeester en Wethouders hebben zich, evenals hunne voorgan gers, op het standpunt geplaatst, dat het kapitaal van dergelijke instellingen moet blijven bestaan en dat het daarom goed is de tekorten aan te vullen. Bur gemeester en Wethouders zien niet in, dat zij andere inrichtingen, die niet in zoo'n nauw verband staan tot de gemeente, op dezelfde wijze moeten behan delen. Den heer Beekhuis komt het voor, dat er veel waars schuilt in het door den heer van Sloterdijck gespro kene. Spreker kan alleen niet met hem meegaan, waar deze zijne verwondering te kennen geeft over het prae-advies. Het komt spreker toch voor, dat Burgemeester en Wethouders niet anders konden prae- adviseeren. Nu het subsidie wordt gevraagd, gaat het moeilijk aan te weigeren. Wel verwondert spreker zich met den heer van Sloterdijck over het feit, dat subsidie gevraagd is. Het komt spreker toch voor, dat eene instelling met een dergelijk groot kapitaal aan de abnormale toestanden op een andere wijze het hoofd had moeten bieden dan door bij de gemeeDte aan te kloppen om subsidie. Zij had kunnen begin nen met een nadeelig saldo op de rekening, om dit later in te halen. De beraadslaging wordt gesloten. Met 19 tegen 4 stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Vóór stemmen de heeren de Vries, Collet, Nijholt, Haverschmidt, Berghuis, Schoondermark, Schaafsma, de Boer, Tulp, Cohen, Tiemersma, Dijkstra, de Vos, Attema, Terpstra, Beekhuis, van Weideren baron Rengers, Zandstra en Oosterhoff. Tegen de heeren van Sloterdijck, de Haan, Dijstra en Fransen. 9. (Agenda no. 10). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot tijdelijke afwijking der betrekkelijke ver ordening wat betreft de aanwending van de winst der gasfabriek. Dit voorstel luidt als volgt Artikel 31 van de verordening op het beheer der gasfabriek (gemeenteblad 1910 no. 30), bepaalt dat van de door de fabriek te maken winst 40 °/0 in het reservefonds wordt gestort en 60 °/0 aan de gemeente wordt uitgekeerd totdat het fonds 100,000.groot is, in welk geval de winst geheel aan de gemeente ten goede komt. Het fonds dient tot dekking van geleden verliezen. Naast het reservefonds bestaat een afschrijvings- en vernieuwingsfonds, waarin gestort worden bepaalde percentages van de waarde van gebouwen en toe stellen. Hieruit worden betaald de aflossingen der voor de fabriek geleende bedragen en de uitgaven voor vernieuwing, verbetering en uitbreiding. Tot een zekere hoogte kan daar het gewoon onderhoud slechts onder begrepen zijn, nl. voor zoover dit tegelijkertijd vernieuwing van het betrekkelijk object zou mede brengen. In het algemeen moet het onder houd uit de gewone posten der begrooting gevonden worden. Trouwens de afschrijvingspercentages zijn matig gesteld, zoodat uit het fonds met voorzichtig heid moet worden geput. Gelijk de Directeur in zijn Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 Januari 1919. 7 |aan ons gericht schrijven van 30 November 11. no. 18/241 opmerkt, is er tengevolge van de materiaal- Ischaarschte veel noodzakelijk onderhouds- en verbete- ringswerk achtei wege gebleven, dat ten laste van de gewone middelen moet worden gebracht. Nu dus èn door het bovenstaande èn door de ver minderde inkomsten groote eischen in de allernaaste toekomst aan de middelen der fabriek zullen worden gesteld, komt het ons met den Directeur gewenscht voor het reservefonds te versterken, opdat het beter in staat zij als stootkussen te dienen voor te groote schokken, waaraan de begrooting in den komenden tijd zal worden blootgesteld. Bij de vaststelling der begrooting voor 1919 is door opneming van post Xlla der lasten dit beginsel ook reeds aanvaard. In tijdelijke afwijking van het bepaalde bij artikel 31 der verordening op het beheer der gasfabriek en na gepleegd overleg met de commissie voor de licht- fabiieken, hebben wij daarom de eer U voor te stellen te besluiten totdat het reservefonds in dat artikel bedoeld 200,000.— bedraagt, de volle winst der fabiiek in het fonds te storten. De beraadslaging wordt geopend. De heer Collet zegt, dat in het voorstel wordt be toogd, dat het wenschelijk is het reservefonds zooveel mogelijk op te voeren. Daarin kan spreker wel meegaan. Ter verdediging daarvan staat er iets, dat spreker niet duidelijk is. Er wordt n.l. gezegd „Bij de vaststelling der begrooting voor 1919 is door opneming van post Xlla der lasten dit beginsel reeds aanvaard." Spreker begrijpt dit niet. Men toont aan, dat er geld los moet komen en voert ter verdediging daar van aan post Xlla der lasten van de begrooting der gasfabriek, welke post luidt „Tegemoetkoming aan de gemeente in de betaalde toeslagen kiachtens B van het besluit van den Raad d d. 5 Februari 1918, gemeenteblad no. 10 van 1918 f 104,829.28." Men zal zich herinneren, dat spreker bij de behan deling der begrooting heeft getracht dezen post te verlagen. En nu voeren Burgemeester en Wethoudeis hem aan als verdediging om het reservefonds tot twee ton op te voeren. Spreker begrijpt de bedoeling daarvan niet. De heer Oosterhoff (wethouder) zegt dat de zaak deze is. Burgemeester en Wethouders voorzien, door opschorting van onderhoudswerken met het oog op de dure materialen, in den loop van 1919 groote uitgaven. Uit de begrooting zijn die uitgaven niet te vinden en Burgemeester en Wethouders zijn van oordeel, dat daarvoor niet mag worden geleend. De benoo- igde gelden moeten daarom op een andere wijze orden gevonden. Zij zeggen daarom, laten wij nu, n plaats van overeenkomstig artikel 31 der verorde- ing op het beheer der gasfabriek 60 aan de emeente uit te keeren, de geheele winst storten in et reservefonds, ten einde dan daaruit de noodige nderhoudswerken te kunnen bekostigen. Om dat nu mogelijk te maken moet het reserve- onds, dat slechts tot 100.000.— mag worden opge- "oerd, worden verhoogd. Burgemeester en Wethouders hebben post Xlla dei- asten van de begrooting der gasfabriek slechts ver- mlijkendei wijs aangehaald, omdat het door dien post ogelijk is, om, behalve de 60 van artikel 31, nog en extra bedrag voor toeslag aan de gemeente uit e keeren. Deze medededeeling is echter niet te gebruiken ls argument. De heer Collet vraagt of het dus niet de bedoeling is de f 104.000.van post Xlla in de gemeentekas te storten. Wanneer het alleen de bedoeling is om het mogelijk te maken, dat het reservefonds tot f 200 000.kan worden opgevoerd en niet om de f 104 000.in de gemeentekas te storten, haddon Burgemeester en Wethouders dit voorbeeld niet moeten gebruiken. De heer Nijholt heeft niet veel nieuwshij wil alleen nog iets toevoegen aan het door den heer Collet gesprokene. In het prae-advies wordt gezegd, dat bij de vaststelling der begrooting door opneming van post Xlla het beginsel, dat Burgemeester en Wethouders voorstaan, is aanvaard. Om dit later niet weer te moeten liooren, wil spreker daartegen opko men. Wel is nu door den Wethouder gezegd dat het niet de bedoeling is om de 104 000.in de ge meentekas te storten. Maar als nu niet wordt opge komen tegen het gezegde, dat indertijd het beginsel aanvaard zou zijn om een hoogeren gaspiijs te heffen, ten einde een belangrijk bedrag in de gemeentekas te kunnen storten, zouden Burgemeester en Wethou ders later het prae-advies weer kunnen aanhalen. De heer Collet heeft bij de behandeling der be grooting zich ertegen verzet dat een belangrijk gedeelte der inkomsten in de gemeentekas zou worden gestort, omdat men daardoor eene onbillijke belasting schiep. Door de indertijd door den heer Oosterhoff gedane toezegging, dat er een voorstel zou komen, waarin misschien een nog lagere gasprijs zou worden voorgesteld dan de heer Collet deed, heeft deze zijn voorstel ingetrokken. Spreker legt er dan ook nog maals den nadruk op, dat toen geen beginsel is aanvaard. De heer Oosterhoff (wethouder) zegt dat, hoe het ook zij, of men meent dat de vergelijking met dien post opgaat of niet, het beginsel is aanvaard en dat de post het volgend jaar weer op de begrooting komt. De heer Nijholt hoort dat de wethouder er aan vasthoudt, dat het beginsel is aanvaard om een groot bedrag in de gemeentekas te storten. Door de toe zegging van den wethouder heeft de heer Collet indertijd diens voorstel tot verlaging van den gasprijs ingetrokken. En als de gasprijs verlaagd wordt, wordt ook het bedrag van post Xlla minder. Na de toe zegging van den wethouder had toen het voorstel van den heer Collet geen zin meer. De heer Oosterhoff (wethouder) zegt dat, nu de gasprijs verlaagd wordt, ook het bedrag van den toe slag verandert. In beginsel nu is besloten dezen toe slag aan de gemeente terug te betalen. En als er nu verandering komt in den gasprijs en in den toeslag, verandert ook het totaal bedrag. De beraadslaging wordt gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 10. (Agenda no. 11). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wijziging der verordening op de levering en den prijs van het gas en de eleefriciteit (gemeente blad 1 18 nos 10 en 30). Dit voorstel luidt als volgt: De Directeur der gasfabriek heeft bij ons onder dagteekening van den 2 December 1918 ingezonden een rapport waarin hij, berekende dat over de eerste

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1919 | | pagina 4