364 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 22 Juli 1919.
10. adres van het bestuur van den Christelijken
besturenbond alhier om te bepalen dat de eerste
termijn van betaling van de plaatselijke directe be
lasting naar het inkomen vervalt op den laatsten dag
der maand, waarop het aanslagbiljet voor die belasting
is uitgereikt.
Wordt in handen gesteld van Burgemeester en
Wethouders ter afdoening.
11. adres van hetzelfde om bij de heffing van de
plaatselijke directe belasting naar het inkomen den
aftrek voor noodzakelijk levensonderhoud van 650.
op f 1800.te brengen en om den kinderaftrek te
verdubbelen.
Wordt voorgesteld op het adres afwijzend te be
schikken.
De heer Nijholt zal zich er niet tegen verzetten dit
adres af te wijzen. Evenwel om een andere reden
dan de voorzitter aangeeft; het adres zal het oog
hebben op het volgende belastingjaar; anders zou het
gevraagde al te gek zijn. Spreker is evenwel van
meening dat er een betere gelegenheid komt, den aftrek
bij ons belastingstelsel te bespreken. Indertijd toen
het percentage op 6 is gebracht, waarbij het voor
stel der sociaal-democraten om de kinderaftrek te ver
dubbelen schipbreuk heeft geleden, is reeds door spre
ker medegedeeld, dat van de sociaal-democraten nog
dit jaar een voorstel te verwachten was betreffende
den aftrek voor noodzakelijk levensonderhoud en voor
kinderen. Dit voorstel zal binnenkort kunnen worden
ingediend.
Overeenkomstig het voorstel wordt met algemeene
stemmen besloten.
12. adres van de afdeeling Leeuwarden van den
Nederlandschen Federatieven Bond van personeel in
openbaren dienst waarbij adhaesie wordt betuigd aan
het hoofdbestuur van dien bond inzake het minimum
loon van gemeentewerklieden, vacantie en vacantie-
toeslag.
18. dat Burgemeester en Wethouders
a. bij openbare aanbesteding hebben gegundde
levering van witwerken en stucadoorswerken in en
aan verschillende gemeentegebouwen, als
perceel 1, 2, 8, 4, 5, 6, 7, 10, 11, 12, 13 enllaan
J. H. Schumacher alhier, onderscheidenlijk voor
105—, 105—, 103—, 240—, 240—.
135—, 170—, j 230—159—,/190— ƒ90—
f 95—.
perceel 8 aan J. Stelpstra en J. van Hattum te
Leeuwarden voor 119.
perceel 9 aan de firma J. G. Fazzi te Leeuwarden
voor 198.
de levering van verfwerken aan en in eenige ge
meentegebouwen als
perceel 1 aan O. Elzinga te Leeuwarden voor
bOS-
perceel 2 aan G. de Beer te Leeuwarden voor
622—
perceel 3 aan K. van der Valk en K. Postma voor
148—
het maken van een walmuur op paalfundeering en
aanleg van bestratingen langs het Noordvliet aan S.
W. de Jongh te Lemmer voor 12820.
b. provisioneel in erfpacht hebben uitgegeven van
terreinen aan de Noordzijde van het Nieuwe Kanaal,
begrensd door de Vredeman de Vriesstraat, de Pieter
Feddesstraat, de Claes Bockes Balckstraat, en de
ontworpen tramlijn naar Suameer
aan A. Cats alhier ongeveer 266 M2., waarde onge
veer 3192.jaarl. erfpachtssom ongeveer 143.64.
aan A. van der Meulen ongeveer 3396 M2., waarde
ongeveer 33746.70, jaarl. erfpachtssom ongeveer
1518,60.
aan G. C. Michell ongeveer 435 M2., waarde onge
veer 5220—, jaarl. erfpachtssom ongeveer ƒ234,90,
aan W. Andringa en L. Wylgenbosch, ongeveer
469 M2., waarde ongeveer 5628.jaarlijksche erf
pachtssom ongeveer 253.26.
aan Y. W. Tysma en E. Jansen, als bestuur der
Vereeniging voor Christelijk schoolonderwijs te Leeu-
warden ongeveer 1225 M2., waarde ongeveer 11025.—
jaarl. erfpachtssom ongeveer f 496.12Y2-
14. dat Burgemeester en Wethouders in verband
met het afloopen van de bemoeiingen inzake de
distributie van levensmiddelen de commissie van
voorlichting ter uitvoering van de distributiewet 1916
alhier hebben ontbonden, onder dankzegging voorde
in die betrekking aan de gemeente bewezen diensten.
De punten 12, 13 en 14 worden voor kennisgeving
aangenomen.
15. Voorstel van Burgemeeester en Wethouders
tot goedkeurig van tijdelijke aanstelling van onder
wijzers anders dan volgens art. 33 der wet op het
lager onderwijs.
De Voorzitter wenscht, omdat het nogal een in
gewikkelde kwestie is, dit voorstel mondeling toe te
lichten.
Destijds zijn in deze gemeente, evenals dat in vele
andere groote gemeenten het geval was, onderwijzers
tijdelijk aangesteld door Burgemeester en Wethouders,
Dit was in den grond van de zaak niet in overeen
stemming met de wet. Volgens artikel 33 der Wet
op het lager onderwijs moeten de onderwijzers door
den Raad worden benoemdBurgemeester en Wet
houders benoemen alleen tijdelijke onderwijzers in
plaats van personeel, dat langdurig ziek, met verlof,
of in dienst is. Doch zooals dit in meer groote ge
meentes is gebeurd, zijn ook hier door Burgemeester
en Wethouders tijdelijke onderwijzers aangesteld bui
ten de hierboven aangegeven redenen en dus tegen
de wet, bijv. indien toevallig door tijdelijke uitbrei
ding van het aantal kinderen hulplocalen moesten
worden ingericht
Dit was nu niet erg, en 't marcheerde best, doch
wanneer 't nu op pensioen aankomt, hebben alleen
diegenen daar recht op, die zijn aangesteld door den
Raad of diensten hebben verricht volgens art. 33 der
wet op het lager onderwijs.
De enkelen, die eigenlijk onwettig zijn benoemd,
hebben getracht den tijd in tijdelijken dienst door
gebracht toch voor pensioen te doen meetellen.
In de „Bode", het orgaan van den Bond van Neder-
landsche Onderwijzers, heeft reeds een artikel gestaan
waarin wordt gezegd dat de diensttijd van bedoelde
tijdelijke onderwijzers voor pensioen in aanmerking
kan worden gebracht, als de Raad maar zijn goed
keuring hecht aan de benoemingen, door Burgemeester
en Wethouders gedaan. Naar aanleiding hiervan heeft
de gemeente zich gewend tot den Minister van Financiën.
Deze antwoordde in zijn brief van 5 Juli hl. dat de fout
van het verkeerd benoemen door Burgemeester en
Wethouders kan worden hersteld, indien Burgemeester
en Wethouders alsnog deze benoemingen doen goed
keuren door den Raad. Ofschoon dit nu geen wettige
weg is, zijn Burgemeester en Wethouders hier toch
maar overheen gestapt, omdat het in belang van de
betrokken onderwijzers is.
De heer Ds Vos vraagt hoe of het nu komt met de
inkoop van pensioen.
De heer Schoondermark (wethouder) zegt, dat men
onderscheid moet maken tusschen den Raad en be
langhebbenden. De Raad verricht hier een onwettige
handeling op verlangen van den Minister, doch hiermee
worden die tijdelijke onderwijzers niet voor vast aan
gesteld. De Raad keurt hier enkel goed de tijdelijke
Verslag van de handelingen van den
benoeming van onderwijzers en onderwijzeressen.
Spreker drukt op het woord tijdelijke, omdat er anders
dames en heeren zouden kunnen zijn, die zouden
zeggen, hoe was de salarisregeling toen. Dit omdat
een tijdelijke niet zooveel krijgt als een vaste.
De bedoeling is hier enkel de tijdelijken niet volgens
art 33 aangesteld, alsnog in aanmerking te brengen
voor pensioen.
De heer H. de Boer voelt veel voor deze wijze van
doen, omdat ze de belanghebbenden slechts ten goede
komt.
Bij hem komt echter wel de vraag op of het feit,
dat zoolang tijdelijken in dienst der gemeente zijn,
wel bevorderlijk is voor den goeden gang van zaken.
Spreker acht het in 't belang van 't onderwijs, het
aautal tijdelijke leerkrachten zoo klein mogelijk te
houden.
De heer Schoondermark (wethouder) zegt, dat deze
zaak al meer is behandeld. De oorzaak is echter, dat
ia een gemeente als Leeuwarden en in dergelijke
andere gemeenten de toename van kinderen niet van
dien aard is, dat er zoo maar in een keer een nieuwe
school bij gebouwd kan worden. Komt men een klas
te kort, dan richt men eerst een hulpklas in en bij
steeds aangroeien van het aantal kinderen kan eindelijk
een nieuwe school worden gebouwd. Zooiets is alleen
in plaatsen als Leeuwarden het geval.
Dit in antwoord op hetgeen de heer H. de Boer heeft
gezegd omtrent het zooveel mogelijk niet in dienst
nemen van tijdelijk personeel. De heer Zandstra heeft
kier indertijd ook op gewezen en hiertegen heeft
spreker toen hetzelfde aangevoerd. Het is wel ge
bleken dat Burgemeester en Wethouders het standpunt
innemen, dat zoodra schoolruimte noodig blijkt, een
voorstel daaromtrent wordt ingediend.
De heer H. de Boer wil nogmaals uiteenzetten wat
kij bedoelt. Spreker neemt aan de situatie door den
Wethouder van Onderwijs genoemd en waardeert
diens bedoelingen, doch hij herinnert zich een geval
waarbij men voor uitbreiding van 't aantal leerlingen
vooruit kon zien dat er een nieuwe school gebouwd
moest worden en dat men toch maar steeds tijdelijke
leerkrachten in dienst hield. Waarom, als men het
toch vooruit ziet, dan toch geen vaste leerkrachten
benoemd
De heer Schoondermark (wethouder) kan hierin niet
met den heer De Boer meegaan. De nieuwe wet zal
wel gelegenheid geven om, terwijl de school nog niet
bestaat, toch onderwijzers daarvoor te benoemen, dooh
dat kan nu nog niet. Als Burgemeester en Wethouders
tot de conclusie komen dat er over twee of drie jaar een
nieuwe school moet komen, kan men toch maar niet
met een voorstel komen om daaraan reeds onderwijzers
te benoemen, omdat men niet kan zeggen aan welke
school ze benoemd moeten worden. Dat kan niet.
Men moet benoemen aan een bepaalde school en daar
kan niet aan worden voldaan. Bij de nieuwe wet op
het lager onderwijs zal dit wel kunnen, omdat daarin
is bepaald, dat evenals hoofden van scholen ook het
geheele onderwijzend personeel van de eene school
naar de andere kan worden overgeplaatst.
De tijdelijke aanstelling van onderwijzers, anders
dan volgens artikel 33 der wet op het lager onderwijs,
wordt met algemeene stemmen goedgekeurd.
II. De heer Beekhuis brengt namens de commissie
belast met het onderzoek naar de geloofsbrieven van
de nieuw gekozen raadsleden, rapport uit omtrent dit
onderzoek. Het rapport luidt, dat al de geloofsbrieven
te weten die van de heeren
van Leeuwarden van Dinsdag 22 Juli 1919. 165
J. H. Berghuis, L. Besuijen—Lindeboom, K. de Boer,
H. C. BuismanBlok Wijbrandij, J. A. Collet,
L. Dijkstra, S. Dijstra, W. Fransen .Jzn., J. Jansen,
D. Lautenbach, S. Nijholt, J. Oosterhoff, W. Postma,
D. van Weideren baron Rengers, M. Schaafsma,
J. A. A. Schoondermark, T. Terpstra, H. Tiemersma,
S. Tulp Szn., M. Visser, A. de Vos, O. F. de Vries,
IJ. de Vries Bzn., D. van der Werff en L. Zandstra
in orde zijn bevonden, weshalve tot hunne toelating
worde besloten.
De Voorzitter zegt de commissie dank voor den
door haar verrichtten arbeid en stelt voor het rapport
nog heden in de vergadering te doen circuleeren en
dit punt na afloop van de agenda te behandelen.
Dienovereenkomstig wordt met algemeene stemmen
bosloten.
III. Wordt ter tafel gebracht:
1. Aanbeveling voor de benoeming van een plaats
vervangend lid werkgever van de commissie voor de
gemeentelijke arbeidsbeurs, vacature J. H. Stoett.
1. G. Ooiman, Achter de Hoven 17.
2. P. Godhelp, Bij de Put 12.
Zal heden als punt 4 van de agenda worden be
handeld.
2. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om
aan het Rijk te verhuren de kadastrale perceelen
sectie D nos. 1024 en 259 geheel en 505, 340 en 1023
gedeeltelijk, gelegen aan en nabij den Harlingerstraat-
weg, ter gezamenlijke groote van ongeveer 80955 M2.
ten behoeve van het Rijksopvoedigsgesticht dat in de
daar bestaande barakken zal worden gehuisvest en tot
verhuring van weiland achter den verschwatervijver
aan de Naaml. Vennootschap „Fortuna."
3. Alsvoren tot ruiling van grond met de N.V.
de Friesche Bank aan de Blokhuissteeg, deWeazeen
den Nieuweweg.
4. Alsvoren tot verkoop van grond aan den weg
Achter de Hoven, vrijkomende door omlegging van
het gedeelte van den weg tusschen de Emmakade Z.Z
en de Willem Lodewijkstraat.
5. Alsvoren tot aankoop van enkele perceelen aan
de Poppebuurt.
6. Alsvoren tot onderhandsche verhuring van het
gebouwtje op de voormalige vischmarkt met uitzonde
ring van het zich daarin bevindende kantoortje aan
de Coöperatieve Veiling- en Inkoopcommissie der
Friesche Tuinbouwvereeniging.
7. Alsvoren tot verhooging van het crediet, bij raads
besluit van 5 Februari 1918 toegestaan voor den
aanleg van de Noorderbegraafplaats aan het Schapen-
dijkje.
8. Alsvoren om aan L. bij de Leij op zijn verzoek
eervol ontslag te verleenen als hoofd van gemeente
school no. 11.
9. Voordracht voor de benoeming van een onder
wijzeres aan gemeenteschool no. 4, wegens uitbreiding
van personeel.
1. mej. C. Maurer, onderwijzeres aan gemeente
school no. 4
2. mej. L. van Dijken, te Rotterdam
3. mej. C. M. Rivière te Middelburg.
De punten 2—9 zullen in een volgende vergadering
worden behandeld.
10. Alsvoren tot wijziging van het reglement voor
de Burgeravondschool, van het besluit omtrent de
bezoldiging der leeraren aan die inrichting (gemeente
blad 1907 no. 18, 1908 no. 22, 1912 no. 3 en 1917
no. 41, 1912 no. 4, 1916 no. 23, 1917 no. 42 en 1919
no. 3.
Wordt gedrukt als bijlage tot het raadsverslag en