166 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 22 Juli 1919.
bij de leden rondgezonden om te zijner tijd te worden
behandeld.
IV. Wordt overgegaan tot behandeling der voor
heden op den oproepingsbrief vermelde punten.
1. Agenda no. 2.) Voorstel van Burgemeester en
Wethouders tot vaststelling van eene verordening tot
regeling van de jaarwedden der vakonderwijzers in de
gymnastiek hijlage 23).
De beraadslagingen worden geopend.
De heer H. da Boer zou graag de tweede alinea
van artikel 1 in het voorstel gewijzigd zien. Deze
alinea luidt,.Als diensttijd komt in aanmerking de
tijd als vakonderwijzer in de gymnastiek doorgebracht
aan scholen van hooger, middelbaar of lager onderwijs".
Het wil spreker voorkomen dat de beperking hierin
neergelegd, niet moet bestaan en dat het beter is er
van te maken „Als diensttijd komt in aanmerking
de tijd als onderwijzer doorgebracht aan scholen van
hooger, middelbaar of lager onderwijs".
Immers, als iemand lange jaren gewoon onder
wijzer is geweest en hij haalt dan akte middelbaar
gymnastiek en aanvaardt hier een betrekking als vak
onderwijzer dan zouden zijn dienstjaren als onder
wijzer niet meetellen. En spreker acht een gymnastiek
onderwijzer, die eenige jaren als gewoon onderwijzer
heeft dienst gedaan, wel van zooveel meer waarde,
dat al zijn jaren als onderwijzer mogen meetellen.
Spreker heeft hoop dat Burgemeester en Wethouders
geen bezwaar zullen hebben tegen deze uitbreiding
en beveelt zijn amendement bij den Raad aan.
De heer Schoondermark (wethouder) zegt, dat de
heer De Boer één factor vergeet, n.l. dat gewone on
derwijzers beginnen met 1000.— en de vakonder
wijzers in gymnastiek, die naar Burgemeester en Wet
houders meenden, direct een middel van bestaan
moesten hebben, met 1500.—. Wat de heer De
Boer wenscht is echter veel te erg. Burgemeester en
Wethouders hebben reeds een hooger aanvangssalaris
voor de vakonderwijzers in gymnastiek billijk geacht,
hieraan heeft de heer De Boer blijkbaar niet gedacht.
De heer H. de Boer vindt, dat de jaren, door iemand
doorgebracht als gewoon onderwijzer, voldoende waar
borg zijn om, wanneer deze persoon optreedt als gym-
nastiek-onderwijzer, hem door zijn meerdere ervaring
zooveel waarde toe te kennen alsof deze jaren waren
doorgebracht als gymnastiek-onderwijzer. Het feit
van het hooger aanvangssalaris doet er hier niet toe.
De tijd als onderwijzer doorgebracht, acht spreker
van zooveel waarde, dat deze dienstjaren voor de
verhoogingen dienen mee te tellen. Daarom zal spreker
zijn voorstel handhaven.
De heer Schoondermark (wethouder) begrijpt dan
de redeneeriug van den Bond van Nederlandsche On
derwijzers niet, die toch wil dat vakonderwijzers niet
worden gelijkgesteld in bezoldiging met gewone on
derwijzers. De heer De Boer wil nu toch de jaren
als gewoon onderwijzer doen meetellenmen moet
nu geen achterdeurtje openhouden.
De heer H. de Boer merkt op, dat hier in de ont
werpverordening staat, dat de gymnastiekonderwijzers
worden gelijkgesteld met onderwijzers met hoofd-acte.
Voor dergelijke onderwijzers is het aanvangssalaris
ook niet 1000.maar hooger. f 1000.krijgen
alleen degenen, die geen enkel dienstjaar en geen
hoofdacte hebben en spreker gelooft niet, dat een
dergelijk argument tegen hen kan worden aangevoerd.
Spreker erkent, dat hij bij de pogingen, gedaan om
hem te overtuigen, eerst wel even wankelde doch hij
durft nu zijn amendement gerust handhaven. De
1000.aanvangssalaris is niet van toepassing op
dit geval, omdat de gymnastiek-onderwijzers volgens
deze verordening worden gelijkgesteld met onder
wijzers met hoofdacte.
De heer Schoondermark (wethouder) „Maar dan op
een aanvangssalaris van 1500.
De Voorzitter vindt het wel heel streng doorgevoerd,
om deze regeling ook te doen gelden voor gewone
onderwijzers. Iemand die jong onderwijzer wordt, en
die b.v. een jaar of 8 als zoodanig heeft dienst ge
daan, dan de acte middelbaar gymnastiek haalt en
daarna wordt benoemd als vak-onderwijzer in de gym
nastiek heeft, volgens spreker, van dit laatste nog
heel weinig kaas gegeten, waarom spreker vindt, dat,
wanneer die 8 dienstjaren voor de verhoogingen mee
tellen, dit wel heel ver gedreven is. Z. i. kunnen de
gevolgen van dit amendement heel erg zijn.
De heer Beekhuis deelt de meening van den Voor
zitter, doch de Raad is niet geheel in staat om de
gevolgen van het amendement te beoordeelen. Daarom
acht spreker het beter dat de zaak nog eens onder
de oogen wordt gezien om dan in de volgende ver
gadering te worden behandeld. Het is schijnbaar een
voudig wat de heer De Boer voorstaat, doch practise!
zou het misschien ernstige gevolgen kunnen hebben.
De heer Schoondermark (wethouder) is het geheel
eens met de opmerking van den heer Beekhuis. Mis
schien is de zaak niet genoeg van alle kanten be
keken, welnu, het voorstel kan worden aangehouden
en de volgende keer in behandeling worden genomen,
Alleen zou spreker graag weten of er nog meer
amendementen op het voorstel zijn, dan kan daarmee
meteen rekening worden gehouden.
De heer H. de Boer gaat volkomen met het voor
stel van den heer Beekhuis accoord. Dan kan de zaak
van alle kanten nog eens bekeken worden. Voor de
gedachte, de jaren als gewoon onderwijzer doorge
bracht, mee te tellen, indien zoo iemand bij 't gym
nastiek onderwijs overgaat, blijft spreker echter voor
alsnog veel gevoelen.
Op de vraag van den Wethouder van Onderwijs
antwoordt spreker, dat hij nog gaarne artikel 5 vanl
het ontwerp gewijzigd zou zien.
De Voorzitter zegt, dat als het voorstel van den
heer Beekhuis wordt aangenomen, het ontwerp toch
artikelsgewijze kan worden doorgeloopen, om te zien
of er nog meer amendementen zijn.
Het voorstel van den heer Beekhuis in stemming
gebracht, wordt met algemeene stemmen aangenomen.
Het ontwerp wordt daarna artikelsgewijze behan
deld. Artt. 2, 3 en 4 worden achtereenvolgens
goedgekeurd.
De heer H. do Boer merkt op, dat in artikel 5 van
het ontwerp een eventueele wachtgeldregeling aan de
beslissing van Burgemeester en Wethouders wordt
overgelaten. Spreker meent, dat, waar nu een ver
ordening wordt gemaakt, het beter is, daarin de
wachtgeldregeling ook dadelijk op te nemen en de
Raad hierover te doen beslissen.
Spreker voelt er wel voor dezelfde bepalingen te
doen gelden ten opzichte van de gymnastiek onder
wijzers zooals dit in de Wet-Visser geregeld is.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 22 Juli 1919. 167
Sprekers voorstel is: bij opheffing of reorganisatie
van het onderwijs, waardoor een onderwijzer buiten
betrekking zou geraken, zal hij een wachtgeld genieten
in overeenstemming met het betreffende artikel in de
salaris-wet Visser.
Het is de bedoeling (spreker heeft het artikel, dat
natuurlijk eenigszins gewijzigd moet worden, bij zich)
dat dit in de verordening wordt opgenomen.
De Voorzitter vraagt of de heer De Boer wil ver
wijzen naar bedoelde Wet-Visser of dat hij het artikel
heeft geformuleerd.
De heer H. de Boer„Overeenkomstig de salaris-
wet-Visser".
De Voorzitter„Hoe wilt U het dan doen luiden
De heer H. de Boer zegt, dat het natuurlijk in
overeenstemming moet zijn met de wet-Visser, doch
dat 't heel moeilijk gaat om dat nu precies te
zeggen. Het moet op de Verordening van toepassing
worden gemaakt en hierin worden neergelegd.
De Voorzitter concludeert, dat het amendement dus
eigenlijk neerkomt op een verzoek aan Burgemeester
en Wethouders om art. 5 te voorzien van eene nieuwe
redactie in overeenstemming met de Salariswet-Visser.
Is het een amendement dan moet het echter letterlijk
worden ingediend.
De heer H. de Boer: „Het is eigenlijk ook geen
amendement, 't is meer een voorstel."
De heer Schoondermark (wethouder) merkt op dat
de heer De Boer het artikel maar half leest, want
dat er ook staat, dat de regeling in overleg met de
Commissie van Toezicht op het Lager Onderwijs zal
worden bepaald.
De heer H. de Boer„Dat is voor mij hetzelfde."
De heer Schoondermark (wethouder) zegt, dat deze
woorden aan het adres van de Commissie zijn, doch
meent tevens dat dergelijke hatelijkheden in den Raad
niet mogen worden uitgedeeld.
De heer H. de Boer zegt, dat een dergelijke con
clusie uit zijn interruptie niet kan en ook niet mag
worden getrokken. Spreker heeft er alleen mee willen
zeggen, dat evenmin als hij deze materie wil laten
regelen door Burgemeester en Wethouders, hij dit wil
laten doen door de Commissie van Toezicht op het
Lager Onderwijs, afgescheiden van de vraag, hoe hij
overigens over dit lichaam denkt, 't Gaat hier alleen
om de vraag, wie de beslissing zal hebben n.l. de Raad
of Burgemeester en Wethoudeis, zij 't dan ook dat
door deze laatsten de schoolcommissie om advies zal
worden gevraagd.
De heer K. de Boer merkt op dat de regeling van
den heer H. de Boer ook hem beter toelijkt. 't Is
beter de regeling zelve in de verordening op te nemen,
dan deze over te laten aan Burgemeester en Wet
houders onder goedkeuring van een Commissie, die
niet in openbare zitting vergadert. Daarom onder
steunt spreker het voorstel van den heer H. de Boer.
De heer Baskhuis vraagt, of 't nu geen amende
ment is.
De Voorzitter„Neen, de wijziging is nu aan Bur
gemeester en Wethouders."
De heer Beekhuis is het niet hiermee eens.
De Voorzitter zegt dat het dan een amendement is
van den heer De Boer, dat door Burgemeester en
Wethouders wordt uitgewerkt.
De heer Schoondermark (wethouder)„De heer De
Boer wil elk geval op zichzelf behandeld zien."
De heer Beekhuis „Volgens de regeling der wet."
De heer Schoondermark (wethouder)„Elk speciaal
geval moet er in worden vastgelegd."
De Voorzitter stelt voor dat het gewijzigde artikel
5 ook in de volgende vergadering aan de orde zal
worden gesteld.
Met algemeene stemmen wordt dienovereenkomstig
besloten.
De artikels 6—12 worden achtereenvolgens goed
gekeurd.
De verordening zal in een volgende vergadering
worden vastgesteld.
2. (Agenda no. 3), Benoeming van een onderwijzeres
in de gymnastiek aan scholen voor openhaar lager onder
wijs (wegens uitbreiding van personeel).
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Schoondermark (wethouder) is van meening
dat nu het voorstel omtrent de verordening tot regeling
der jaarwedden van vakonderwijzers in de gymnastiek
is aangehouden, ook deze benoeming zoo lang dient
te wordeD aangehouden. De reden hiervan is, dat er
overleg is gepleegd met mejuffrouw Pleging, dat zij
op deze condities de benoeming zou aanvaarden. Het
betreft hier alleen maar een formeele kwestie, omdat
het amendement van den heer De Boer toch geen
invloed ten opzichte van mej. Pleging op de veror
dening zal uitoefenen, doch de verordening is juist
eerst op de agenda geplaatst, omdat eerst het salaris
dient te worden vastgesteld, alvorens de benoeming
plaats heeft. Bovendien, het hindert niet, dat de be
noeming nog 14 dagen wordt uitgesteld.
De heer Schaafsma (wethouder) is ook van meening,
dat het beter is, de benoeming nu uit te stellen, dan
te benoemen op de oude verordening. In het laatste
geval krijgt men toch ook weer drukte met over
schrijving van pensioen enz.
De heer Schoondermark (wethouder) wenscht een
voorstel te maken van het uitstellen van de benoeming,
nu de heer Schaafsma dezelfde meening is toegedaan.
Het voorstel van den heer Schoondermark om de
benoeming van een onderwijzeres in de gymnastiek
uit te stellen tot de ontwerp-verordening omtrent de
regeling der jaarwedden van de vakonderwijzers in
de gymnastiek is aangenomen, in stemming gebracht,
wordt met algemeene stemmen aangenomen.
Dienovereenkomstig wordt de benoeming aange
houden.
3. Agenda no. 4.) Benoeming van een plaatsver
vangend lid-werkgever van de commissie voor de gemeente
lijke arbeidsbeurs, vacature J. H. Stoett.
Met algemeene (18) stemmen wordt benoemd G.
Ooiman, Achter de Hoven 17.