168 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 22 Juli 1919. 4. Agenda no. 5). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot verhooging van de door de gemeente ver schuldigde bijdrage voor den keuringsdienst van levens middelen enz. der provincie Friesland van 5 tot 71/2 cent per inwoner. Dit voorstel luidt als volgt: Ingevolge het raadsbesluit van 28 September 1915 346R/164, genomen overeenkomstig ons advies van 11 September 1915 (bijlage no. 22 totderaadshandelingen), trad deze gemeeute toe tot den provincialen keurings dienst in Friesland. De bijdrage ter zake, oorspronkelijk aangehouden op 7 cent per inwoner, werd later over eenkomstig artikel 2 der provinciale verordening op de keuring van levensmiddellen en andere waren op 5 cent gebracht. Bij het vaststellen van dit cijfer is de provincie er van uitgegaan, dat de kosten van den dienst gelijkelijk over de gemeente en de provincie zouden worden verdeeld. Gedeputeerde Staten deelen ons bij circulaire no. 58 van 1919 mede, dat door de stijging van uitgaven van den keuringsdienst (van 29,873.371/2 in 1916 tot 47,118.721/2 in 1918 raming voor 1919 53000.— en voor 1920 f 58,380.zonder dat de bijdragen van de gemeenten worden verhoogd, die verhouding in de verdeoling der lasten geheel is verbroken. Naar de raming voor 1920 zou de provincie volgens ge melde circulaire 2/3 der kosten dragen. Gedeputeerde Staten vinden daarin aanleiding, mede om de bovenbedoelde verhouding in het dragen der lasten te herstellen, te komen met een voorstel de bijdrage per inwoner op 7x/2 cent te brengen. Het spreekt vanzelf, dat de aangehaalde provinciale ver ordening, welke naar de tegenwoordige omstandigheden (n.l. dat 300,000 of meer inwoners onder den dienst vallen) niet toelaat een hoogere bijdrage te vragen dan 5 cent, alsdan gewijzigd zal moeten worden. Zij verzoeken daarom 's Raads bereidverklaring in dezen. De bijdrage der gemeente bedroeg over 1916 ƒ2013.85, over 1917 2043.75 en over 1918 2098.30, terwijl de raming voor 1919 2150.— beloopt. Wordt de bijdrage verhoogd tot 7l/2 cent, dan zal dus in de eerstvolgende jaren gerekend moeten worden op eene uitgaaf van ruim 3000. Lettende op den opzet van den provincialen keurings dienst en de aangegeven stijging in de uitgaven, meenen wij Uwe Vergadering te mogen adviseeren zich in gunstigen zin over de verhooging van bedoelde bijdrage tot 7y2 cent per inwoner uit te spreken, en ons te machtigen daarvan aan Gedeputeerde Staten mededeeling te doen. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 5. Agenda no. 6). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot afwijking, wat de kolenclausule aangaat, van de overeenkomst betreffende de levering van electri- citeit door de provincie Friesland aan de gemeente Leeu- warden. Dit voorstel luidt als volgt Bij besluit van Uwe vergadering van 23 October 1917 no. 462R/232 werden wij gemachtigd voor de ge meente met de provincie Friesland eene overeenkomst aan te gaan betreffende de levering van electrischen stroom aan de gemeente door het provinciaal electri- citeitsbedrijf, overeenkomstig een bij ons voorstel van 19 October 1917 gevoegd ontwerp. Die overeenkomst is den 21en November 1917 tot stand gekomen. Art. 3 lid 4 dier overeenkomst voorziet het geval, dat de kolenprijs boven een aangenomen norm 10.80) per 1000 K.G. stijgt en bepaalt den toe slag, welke alsdan door de gemeente moet worden bijbetaald boven het vastgelegde tarief (zoogen. kolenclausule). Daardoor wordt alzoo de risico van eventueele stijging van den prijs van kolen deels op de gemeente afgewenteld, of feitelijk op de verbrui kers, wijl de gemeente het in de hand heeft de meerdere kosten op dezen over te brengen. De toepassing van deze clausule, waarbij de ge meente een toeslag van 0.015 tot 0.010 cent per K.W.U. voor elke 10 cent, dat de gemiddelde kolen- prijs hooger is dan 10.80 per 1000 K.G., betaalt, onderscheiden naar den duur der grootste belasting, vrijwaart het provinciaal electriciteitsbedrijf bij de tegenwoordige hooge kolenprijzen en de belemmerin gen, welke de ontwikkeling van het bedrijf door de tijdsomstandigheden ondervindt, echter niet tegen groote verliezen. Bij do vaststelling toch van de kolenclausule zat het denkbeeld voor, dat door toe nemende ontwikkeling van het bedrijf en grooteren omzet bedoelde toeslag toereikend zou zijn om de risico van de prijsstijging te dragen. Zooals gezegd, is dit niet het geval en het eerst bereikte ons daar omtrent eene mededeeling van den Directeur van het provinciaal electriciteitsbedrijf bij brief van 15 Juli 1918 no. 18/XXII/171 en tevens een voorstel om in het voorschrift wijziging te brengen. Omtrent de formuleering van eene eventueel aan te nemen nieuwe clausule is bij een latere correspondentie met Gede puteerde Staten overeenstemming verkregen. Het spreekt vanzelf, dat de gemeente in dezen geenszins verplicht is op de voorgedragen zaak in te gaan. Onze Directeur van het electriciteitbedrijf heeft ons ingelicht, dat het provinciaal bedrijf alleen voor de gemeente Leeuwarden bij de toepassing van de bestaande clausule per jaar een extra verlies zou lijden van f 17200.tegenover de toepassing van hetgeen werd voorgesteld. Gronden van billijkheid in de eerste plaats hebben ons er toe geleid niet af wijzend tegenover het verzoek te staan. Zooals U uit de lezing van het ter zake uitgebrachte rapport van den directeur van het gemeentelijk electriciteit bedrijf van 10 Augustus 1918 no. 18/90 zal blijken, zit aan deze aangelegenheid ook ten opzichte van het hierheen trekken van industrieele ondernemingen nog heel wat vast. Een en ander heeft ons er toe gebracht, toen in beginsel door ons was uitge maakt, op de zaak in te gaan, om over de formulee ring van de nieuwe bepaling te onderhandelen. Al aanstonds stond bij ons vast, dat de nieuwe clausule niet mocht tornen aan de dezerzijds met afnemers onder de werking der bestaande regeling overeenge komen bijzondere voorwaarden van levering van stroom en dat zij voorloopig slechts voor 1 jaar kon worden ingewilligd. Voorts wordt verlies in hoog spanningskabels en transformatoren door de bestaande bepaling beheerscht. Met dit voor oogen werd met Gedeputeerde Staten omtrent de volgende bepaling overeengekomen „Voor elke 10 cent, dat de gemiddelde kolenprijs „van de door de provinciale centrale te Leeuwarden „verstookte kolen hooger mocht zijn dan 10.80 „per ton, franco voor den wal der centrale, bij eene „gemiddelde stookwaarde van 7200 calorieën per K.G., „wordt een toeslag geheven van 0.020 cent per „K.W.U. „overschrijdt de bedrijfsduur van de grootste be lasting per boekjaar 1000 uren, zoo wordt boven genoemde toeslag verminderd in dier voege, dat de „toeslag bij een bedrijfsduur van 4000 en meer uren „0.0126 cent per K.W.U. zal bedragen, terwijl de toe- „slag voor de tusschen 1000 en 4000 uren gelegen „waarden van den bedrijfsduur door interpolatie „wordt bepaald. „Deze bepaling geldt voorloopig van 1 Januari Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 22 Juli 1919. 169 „1919 tot 1 Januari 1920 en vindt geen toepassing I 'in gevallen, waarin voor het gemeentelijk electrici teitbedrijf geen verhaal van verhoogde kosten „mogelijk is." Behalve dat alzoo de toeslag wordt verhoogd, wordt bij de bepaling van den kolenprijs ook rekening ge- I houden met de kosten van transport van het station I naar de magazijnen der centrale. Voorts blijkt uit I het aangehaalde schrijven van den directeur van het I gemeentelijk electriciteitbedrijf, dat door dezen toe- I slag de hoogere kolenkosten nog slechts ten deele I zijn gedekt en dat de meerdere uitgaven aan het provinciaal bedrijf naar de aangewezen cijfers per jaar ruim 7000.— beloopen. I Wij hebben de eer U voor te stellen te besluiten: Burgemeester en Wethouders te machtigen in de I overeenkomst betreffende de levering van electrischen I stroom door de provincie Friesland aan de gemeente Leeuwarden van 21 November 1917 de bovenom schreven bepaling op te nemen. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 6. Agenda no. 7.) Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot. wijziging der verordening regelende het gebruik van de Veemarkt gemeenteblad 1916 no. 17, 1917 no. 9 en 1918 no. 29) bijlage no. 24). De punten I en II van het voorstel worden achter eenvolgens goedgekeurd. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wet houders. V. De heer Beekhuis deelt mede, dat hij de beide vergaderingen in Augustus niet zal kunnen bijwonen, zoodat het vandaag de laatste vergadering van den i Raad is, die hij meemaakt. Spreker wil nu deze plaats niet verlaten, alvorens een kort afscheidswoord te hebben gesproken. Spreker wil wel eerlijk bekennen dat het hem eenigszins moeilijk valt een functie, die hij meer dan 25 jaren heeft vervuld, te moeten neerleggen. Hij zou dit niet kunnen constateeren wanneer hij niet ge durende al dien tijd, dat hij lid van den Raad is geweest, van Burgemeesters, Secretarissen en Raads leden de meeste welwillendheid en waardeering heeft ondervonden. Doch ondanks de moeilijkheid om van deze plaats afscheid te nemen, is het spreker toch niet onaan genaam, omdat wat minder werk bij zijn overigens drukke bezigheden hem wel te stade komt. De grootste welwillendheid ook bij dikwijls zeer diep gaand verschil van inzicht in de gemeentepolitiek heeft spreker steeds ondervonden en het is altijd gebleven bij een discussie over zaken bij de meest groote waardeering voor elkanders wederzijdsche gevoelens. Men had waardeering en respect voor elkanders standpunt. Men moet personen van zaken kunnen onderscheidenspreker heeft zelf zooveel mogelijk getracht dit te doen en dit ook van zijn medeleden ondervonden. Hij bedankt hen voor de betoonde welwillendheid en hoopt dat dezelfde goede verstand houding zal blijven bestaan tot heil en bloei onzer Gemeente. De Voorzitter antwoordt den heer Beekhuis namens den Raad en herinnert daarbij aan de woorden ge sproken, nog niet zoo lang geleden bij de herdenking van het 25-jarig lidmaatschap van den heer Beekhuis. Spreker gelooft, dat de theorie door den heer Beekhuis aan de Raadsleden voorgehouden, wel de beste is en dat deze door hem ook steeds volkomen in praktijk is gebracht. Uw geheele loopbaan als raadslid, aldus spreker, is een toepassing van Uw theorie, dat personen van zaken dienen te worden onderscheiden. Bij een diepgaand verschil ook in debat hebt gij gesproken zooals het moet zijn in een goed en aangenaam debat. Spreker meent namens den Raad wel te mogen zeggen, dat door den heer Beekhuis niet alleen, de theorie, maar ook de praktijk in toe passing is gebracht. Spreker zegt den heer Beekhuis dank voor wat deze tijdens zijn langdurig lidmaatschap van den Raad voor de gemeente heeft gedaan, ook als Wethouder en als lid van verschillende commissies, dit alles wordt door de gemeente ten zeerste gewaardeerd. Spreker wil niet zoeken naar de reden, waarom de heer Beekhuis niet herkozen is als raadslid, omdat deze reden misschien toch onnaspeurbaar zouden zijn, doch wel hoopt hij dal er een persoon in zijn plaats treedt, die dezelfde theoriën huldigt als de heer Beekhuis. Spreker hoopt, dat de raadsbesluiten steeds in den geest van den heer Beekhuis mogen worden genomen en dat de goede verstandhouding die tijdens het lidmaatschap van dezen steeds in den Raad heeft bestaan voor de gemeente bewaard mag blijven. Hij wenscht den heer Beekhuis verder nog vele gelukkige levens jaren toe. VI. De Voorzitter stelt thans aan de orde het rap port van de commissie belast met het onderzoek naar de geloofsbrieven van de nieuwgekozen raadsleden. Met algemeene stemmen wordt besloten tot toelating van de nieuwgekozen raadsleden. Niets meer te behandelen zijnde wordt de verga dering door den Voorzitter gesloten.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1919 | | pagina 4