I
Vergadering van Dinsdag 13 Augustus 1919.
li
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 19 Augustus 1919. 171
Tegenwoordig 18 leden, te weten de heeren
Cohen, Koopmans, Schaafsma, Collet, Fransen, Tulp,
Dijkstra, De Vos, H. de Boer, Nijholt, De Vries,
Terpstra, Van Weideren baron Rengers, Tiemersma,
Zandstra, Haverschmidt, K. de Boer en Schoondermark.
Afwezig 6 leden, waarvan met kennisgeving de
heeren Dijstra en Attema, zonder kennisgeving de
heeren Berghuis, Oosterhoff, van Sloterdijck en
Beekhuis
Er is één vacature.
Voorzitterde heer J. A. A. Schoondermark, loco
burgemeester.
I. De verslagen van de vergaderingen van 24 Juni
en 8 Juli 1919 worden onveranderd vastgesteld.
II. Wordt medegedeeld
1. dat is ingekomen een dankbetuiging van de
Koningin-Moeder voor de gelukwenschen Hare Majes
teit namens Raad en burgerij bij gelegenheid van
Hoogstderzelver verjaardag aangeboden
2. dat bij Koninklijk besluit van 10 Juli 1919,
no. 42, is goedgekeurd het raadsbesluit van den 25
Maart/13 Mei 1919 tot wijziging van het besluit tot
heffing van rechten onder den naam van leges
3. dat bij Koninklijk besluit van 29 Juli 1.1., no.
52, is goedgekeurd tot 1 Augustus 1924 het raads
besluit van den 27 Mei 11. tot vaststelling van een
heffing van bruggelden
4. dat is ingekomen een resolutie van Gedeputeerde
Staten waarbij de toelating der nieuw gekozen raads
leden voor kennisgeving wordt aangenomen
5. dat Gedeputeerde Staten hebben goedgekeurd
de raadsbesluiten van 24 Juni 1919, no. 263R/164, tot
wijziging der begrooting, dienst 1919;
van 24 Juni 1919, no. 253R/158, tot verhooging van
het aan de wouingvereeniging „Patrimonium" te ver
strekken voorschot
van 27 Mei 11. tot verhuring van de woning Grachts-
wal O.Z. no. 121 aan D. G. Westra
6. dat door den Minister van onderwijs, kunsten
en wetenschappen is goedgekeurd de tijdelijke benoe
ming van den heer B. van Groningen tot leeraar in
de oude talen aan het gymnasium, met ingang van
1 September e.k.
7. rapport omtrent de samenstelling van het gas
der gemeentelijke gasfabriek ingevolge de toezegging
gedaan in de raadsvergadering van 29 Mei 1916
8. de balans van het gemeentelijk brandstoffen-
bureau over het boekjaar 1 Mei 1918—1 Mei 1919.
De punten 1 8 worden voor kennisgeving aange
nomen
9. verslag omtrent den toestand van hot gymna
sium te Leeuwarden over het jaar 1918, ingevolge
artikel 24 der Hooger Onderwijswet.
Ligt eenigen tijd voor de leden ter visie
10. dat door den heer A. Engelsman met ingang
van 1 September e.k. ontslag wordt genomen als lid
der Commissie van Toezicht op het lager onderwijs.
Wordt voor kennisgeving aangenomen, onder dank
betuiging voor de in die hoedanigheid aan de gemeente
bewezen diensten
11. bericht van den heer B. van Groningen dat
hij zijne benoeming tot tijdelijk leeraar in de oude
talen aan het gymnasium aanneemt
12. bericht van den heer G. Makkes v. d. Deyl
dat hij zijne benoeming tot tijdelijk leeraar in het
teekenen aan het gymnasium aanneemt.
De punten 11 en 12 worden voor kennisgeving
aangenomen
13. adres van het bestuur der vereeniging „Plaat
selijk Belang" te Huizum, houdende verzoek dat de
Raad zich zal wenden tot den Minister van Water
staat om maatregelen te nemen tot opheffing van
de hinderlijke stremming in het drukke verkeer over
de spoorwegovergang bij de Schrans.
Wordt in handen gesteld van Burgemeester en
Wethouders om prae-advies;
14. adres van J. N. H. Weidema e. a. alhier,
waarbij de wenschelijkheid wordt bepleit van het
geven van onderwijs aan jongens en meisjes gemeen
schappelijk aan een eventueel op te richten derde
school der eerste klasse.
Wordt als ongezegeld ter zijde gelegd
15. adres van jhr. A. J. van Sminia e a. om alsnog
aan Burgemeester en Wethouders een crediet te
verleenen van 250.—, ten einde met een gelijke
bijdrage van hen het vaarwater het Vliet voor de
schiphuizen van adressanten bij Kleijenburg aan het
Vliet te doen uitbaggeren.
Wordt voorgesteld het verzoek af te wijzen.
De heer Fransen geeft zijn bevreemding hierover
te kennen en zegt dat de vorige maal het adres toch
aan Burgemeester en Wethouders ter afdoening is
gezonden. Spreker merkt op, dat het toch kan voor
komen, dat de gemeente terreinen verhuurt of in erf
pacht geeft en dat men zich voor het onderhoud dezer
terreinen uitgaven moet getroosten en de huurders
in gelegenheid moet stellen het door hen gehuurde
te kunnen bereiken. Wat noodig is, moet verbeterd
worden.
De Voorzitter zegt, dat bij het bepalen der huur
wel degelijk rekening is gehouden met het onderhoud
door de huurders zelf. In de tweede plaats acht
spreker de pleziervaartuigen een luxe-artikel.
De vraag is echter wel naar voren gekomen of de
huurders, bij eventueel onderhoud door de gemeente,
meer pacht moeten betalen. Bij de bestaande overeen
komst moeten echter de huurders zelf voor het onder
houd zorgen overigens acht spreker de redeneering
van den heer Fransen juist.
De heer Tulp is het ermee eens dat, wanneer het
alleen de luxe-vaartuigen betreft, geen crediet moet
worden verleend, doch wanneer de gewone scheepvaart
belemmering ondervindt, wordt het anders.
De Voorzitter geeft te kennen dat dit laatste niet
het geval is.
De heer Fransen vraagt of, indien bij de vaststelling
der pachtsom rekening is gehouden voor het onderhoud
door de huurders zelf, deze dan daarmede bekend
zijn, of dat het enkel de meening is van Burgemeester
en Wethouders. Is met de huurders overleg gepleegd,
dan is alles voor de redeneering van den Voorzitter
te zeggen, dan wisten de huurders, dat zij zelf op
onderhoud waren aangewezen. Heeft de gemeente
echter verhuurd aan houders van jachtschepen en
wisten deze het niet, dan geeft spreker hun gelijk,
dan moet men ook zorgen, dat ze er met hun schepen
kunnen komen.
De heer Schaafsma (wethouder) zal hierop ant
woorden. Spreker merkt op dat de grond is verhuurd
en niet de schiphuizen en dat deze laatste gebouwd
zijn door de belanghebbenden zelf. Voor dit onder
houd kan de gemeente niet zorgen. Het Vliet is
indertijd voldoende verwijd, doch het schijnt dat er
nu een dam voor de schiphuizen is gekomen, waardoor
't daar moeilijk te bevaren is. Spreker is echter
van oordeel, dat de liefhebbers van de zeilsport 't
zelf wel kunnen betalen. De heer Fransen moet
het toch met hem eens zijn dat de gemeente geen
grond aan derden kan verhuren, terwijl zij er zelf