264 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 11 November 1919.
Dit voorstel luidt als volgt
De vroegere eigenaar van het perceel Steenhouwerij
no. 21, M. I. de Vries, Slotmakersstraat alhier, heeft zoo
voor zich als voor zijne rechtverkrijgenden verklaard
te zullen instaan voor geregelde betaling der verschenen
afbetalingstermijnen van de door het gemeentelijk
electriciteit-bedrijf in gemelde woning aangebrachte
electrische installatie, kostende in het geheel 42.
te voldoen in 42 maandelijksche termijnen van 1.—
Deze termijnen zouden door den huurder betaald
worden. Tot en met Augustus j.l. was de huurder
dier woning H. Huisinga, los werkman, 6 termijnen
verschuldigd. Deze bleef, ook na sommatie tot be
taling bij deurwaarders-exploit, in gebreke het ver
schuldigde te voldoen.
Eene daarop aan M. I. de Vries gerichte som
matie tot betaling van f 7.(het bedrag, dat met
inbegrip van den termijn over September j.l. ver
schuldigd is) had geen gevolg. Nu vastgelegd is, dat
de huurder weigert te betalen en eene eenvoudige
sommatie aan de Vries geen resultaat opgeleverd heeft,
rest de gemeente niet anders dan een eisch tot schade
vergoeding op grond van art. 1352 van het Burgerlijk
Wetboek tegen den laatste in te stellen, teneinde zich
op die wijze de ontvangst der gelden te verzekeren.
Uit overweging, niet dat het hier geldt een luttel
bedrag van 7.maar dat in dezen het gemeente
belang op het spel staat, in dien zin, dat geen voet
gegeven mag worden aan onwilligen, die weigeren te
betalen hetgeen zij aan de gemeente verschuldigd
zijn, wijl dit op groote schade zou uitloopen, meenen
wij U, onder overlegging van het betrekkelijke advies
van onzen rechtskundigen raadsman, in overweging
te moeten geven te besluiten
op grond van artikel 1352 van het Burgelijk Wet
boek een eisch tot schadevergoeding in te stellen tot,
het zoo in eersten aanleg als in hooger beroep en
cassatie en zoo eischende als verwerende, in rechten
te doen optreden ter verkrijging van hetgeen aan de
gemeente wegens de levering van electriciteit aan den
huurder van het perceel Steenhouwerij no. 21 ver
schuldigd is.
Met algemeene stemmen wordt besloten, overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
12. (Agenda no. 15). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders tot wijziging der verordening, houdende voor-
schrijten inzake het opnemen van bepalingen omtrent
minimum-loon en maximum-werktijd in bestekken van ge-
meentewerken (gemeenteblad 1903no. 15) (bijlageno. 42).
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Van der Werff kan zich wel bij deze ver
ordening neerleggen, doch hij heeft een vraag in ver
band hiermee, en wel deze wordt, indien gemeente
werken worden uitbesteed, gerekend met de minimum-
loonen, of wordt de begrooting vastgesteld volgens
't contract vastgesteld door de particuliere patroons-
en werknemersorganisaties Indien 't eerste het geval
is, dan zal bij de aanbestedingen blijken, dat de in
schrijvingen ver boven de begrooting uitgaan.
De Voorzitter antwoordt dat deze zaak eigenlijk
naast het punt, dat thans aan de orde is, staat. De
gedane vraag gaat er over, hoe Gemeentewerken zijn
begrootingen vaststelt, terwijl deze verordening vast
stelt hoeveel als minimum moet worden uitgekeerd.
Intusschen gelooft spreker wel, dat gemeentewerken
rekening zal houden met de geldende loontarieven.
De heer Van der Werff ziet in de verordening twee
punten, handelende over den arbeidstijd, en over 't
loon voor overuren. Voor die overuren wordt gerekend
van 1015 pet. meer, terwijl thans voor overuren
tot 100 pet. meer wordt uitbetaald.
Ook wordt in de verordening niet genoemd 't gewone
uurloon.
De Voorzitter, 't Gewone minimumloon wordt
jaarlijks vastgesteld. Hier gaat 't alleen over de be
looning van overuren. Spreker verwacht, dat Gemeente
werken, wanneer er een karwei is, waar veel timmeren
aan is, in de begrooting wel rekening zal houden
met den loonstoestand van het oogenblik. Anders zou
't wel eens falikant-verkeerd kunnen uitkomen.
De beraadslaging wordt gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
13. Agenda no. 16.) Voorstel van Burgemeester en
Wethouders tot het doen overnemen van het bediijf dtr
Leeuwarder Werkverschaffing door de Stads-Armenkamer.
Dit voorstel luidt als volgt
Voogden der Stads-Armenkamer vragen de goed
keuring van het gemeentebestuur op de overneming
van het geheele bediijf der Leeuwaider Werkver
schaffing en wijzen er op, dat in beginsel hiertegen
bij den Raad geen bezwaar kan bestaan, nu reeds
eenige jaren is goedgevonden, dat ten laste van de
begrooting der Kamer een post voor loon voor ai beid
wordt gebracht. In het wezen der zaak zou hier, bij
aanvaarding der voorgeslagen regeling, niets anders
gebeuren, en wat tot dusver aan loon door de Armen-
kamer aan de Werkverschaffing werd uitgekeerd zal
door haar voortaan aan de te werkgestelden rechts-
streeks worden betaald. De particuliere instelling van
weldadigheid de Werkverschaffing valt weg en voor
haar komt een andere instelling in de plaats, die even
zeer de waarborgen biedt, dat het bediijf in goede banen
geleid zal blijven. Er is evenwel een punt dat nadere
beschouwing verdient. Blijkens de in het gemeentelijk
jaarverslag opgenomen verslagen der jaren 1917 en
1918 kan de Werkverschaffiing zich zelve bedruipen,
zij ontvangt echter van contribuanten, blijkens voor
de statistiek verstrekte opgaven, een bedrag, dat over
die jaren 2300 a 2400 beliep. Het is duidelijk, dat
deze bijdragen zullen ophouden of, mochten zij nog
worden gevraagd, zullen verminderen, als het burger
lijk armbestuur de zaak blijft drijven. Men hebhe
er zich dus rekenschap van te geven, dat het dan
ontstane tekort door de gemeente op het subsidie
der Armenkamer jaarlijks zal moeten worden bijgepast,
iets wat op zich zelf niet onjuist is, daar de W erk-
verschaffing toch ook deels armenzorg is
Wordt op het boven ontwikkelde denkbeeld inge
gaan, dan zal het gebruik van het terrein, dat bij
raadsbesluiten van 28 Mei (11 Juni) 1907 j° dat van
28 Augustus 1906 door de gemeente aan de vereeni-
ging tot wederopzegging in gebruik is afgestaan, op
de Stads-Armenkamer moeten overgaan, zoodat wij
de eer hebben U voor te stellen te besluiten
1. Voogden der Stads-Armenkamer uit te noodigen
een wijziging der begrooting van 1919 voor die in
stelling bij den Raad aanhangig te maken, waarbij
rekening gehouden is met de meerdere uitgaven als
gevolg van het overnemen van het bedrijf der
Leeuwarder Werkverschaffing door de Kamer
2. met ingang van den dag dier overneming het
gebruik van het terrein, kadastraal bekend sectie F
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 11 November 1919. 265
no. 2614, bij raadsbesluiten van 28 Mei (11 Juni)
1907 j° dat van 28 Augustus 1906, aan de vereeniging
de Leeuwarder Werkverschaffing verleend, in te trekken
en op gelijke voorwaarden toe te staan aan de Stads-
Armenkamer.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Zandstra merkt op, dat men hier vrij
plotseling voor een belangrijk punt wordt geplaatst.
Werkverschaffing, werkeloosheid, armenzorg, dat zijn
eigenlijk dingen die in elkaar grijpen en die maar
niet zoo vluchtig zijn af te doen. De Staatscommissie,
die van 1908 tot 1914 over deze materie studeerde,
heeft een rapport uitgebracht dat negen boekdoelen
omvat. Daaruit blijkt wel, dat het een vraagstuk is
van grooten omvang.
Nu ligt er bij de stukken een brief van de Leeu
warder Papierwarenfabriek, die aanbiedt om al haar
plak- en vouwwerk door dat bedrijf te doen verrichten.
Als dat gebeurt dan vreest spreker, dat de inrichting
veel zal beginnen te lijken op de oude werkhuizen,
en daar gevoelt spreker al heel weinig voor.
Al is spreker er dus voor om 't bedrijf te doen
overgaan bij de Stadsarmenkamer, hij zou die over
dracht toch provisioneel willen doen zijn, en stelt
derhalve voor, in onderdeel 2 van 't voorstel in te
voegen na „overneming" 't woord„provisioneel."
De heer Nijholt deelt de meening van den heer
Zandstra, doch stelt voor de toevoeging te doen luiden
voor den tijd van één jaar. Dan weet de Raad wanneer
men de overeenkomst moet herzien.
De heer Schaafsma (wethouder) acht elke toevoeging
overbodig. Ieder keer wanneer men dat wenscht, kan
men weer een ander besluit nemen en verandering
brengen in het bedrijf der werkverschaffing. Bij de
begrooting der Stadsarmenkamer kan men elk jaar
opnieuw de zaak onder oogen zien, en voorstellen doen
om 't al dan niet te wijzigen. Spreker ziet niet in,
waarom een voorstel noodig is.
De heer Zandstra wil zich niet vastleggen aan den
tijd van een jaar, maar voor een tijdlang of provisio
neel de zaak' zijn beloop laten. Anders is men ver
plicht binnen een jaar met nieuwe voorstellen te komen.
Aan den anderen kant is spreker 't ook niet met
den wethouder eens. Als 't eens bij de Stadsarmen-
kamer is, dan haalt men 't er niet zoo gemakkelijk
weer weg.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het voorstel—Nijholt wordt verworpen met 13 tegen
9 stemmen.
Vóór stemmen mevrouw Besuyen-Lindeboom en de
heeren Terpstra, Nijholt, Collet, Zandstra, Tiemersma,
Dijkstra, De Boer en De Vos.
Tegen stemmen mevrouw Buisman-Blok Wijbrandi
en de heerenDijstra, Schaafsma, Tulp, Fransen,
Postma, Berghuis, O. de Vries, IJ. de Vries, Lauten-
bach, Visser, Van der Werff en Schoondermark.
Het voorstel-Zandstra, daarna in stemming gebracht,
wordt eveneens verworpen met 13 tegen 9 stemmen.
Vóór stemmen: mevrouw Besuyen-Lindeboom en
de heeren Terpstra, Nijholt, Collet, Zandstra, Tiemer
sma, Dijkstra, De Boer en De Vos.
Tegen stemmen: mevrouw Buisman-Blok Wybrandi
en de heerenDijstra, Schaafsma, Tulp, I ransen,
Postma, Berghuis, O. de Vries, IJ. de Vries, Lauten-
bach, Visser, Van der Werff en Schoondermark.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt
met algemeene stemmen aangenomen.
14. (Agenda no. 17.) Prae-advies van Burgemeester
en Wethouders op het adres van de af deeling Leeuwarden
van den Bond van ondencijzeressen lij het Fröbelonder
wijs om herziening van de salarisregeling van het personeel
der gemeentelijke bewaarscholen (Bijlage 43).
De beraadslaging wordt geopend.
Mevrouw BesuijenLindeboom zegt met genoegen
kennis genomen te hebben van de nieuwe salaris-
regeling, zooals die door de commissie voor de bewaar
scholen en Burgemeester en Wethouders is ontworpen.
Ze ziet er goed uit, en beteekent een belangrijke
verbetering.
Toch heeft spreekster nog een vraag, van welker
beantwoording zal afhangen of zij aan dit voorstel
haar stem zal kunnen geven. Deze vraag, of dit
bewaarschool-personeel ook valt in de termen voor
den toeslag van 100.aan de gemeente-ambte
naren en werklieden uit te keeren. Is dit wel 't geval,
dan kan spreekster meegaan, zoo niet dan zal zij een
amendement indienen.
Een ander geval is 't met de oppassters, die ook
onder deze regeling vallen. Met 't voor dezen voor
gestelde loon kan spreekster zich niet vereenigen.
De Commissie stelt voor, voor dezen de belooning
van 300.tot 400.te verhoogen. Dat is wel
wat schriel, vooral als men 't vergelijkt met het
salaris van andere gemeente-ambtenaren, hetwelk ook
wordt gebracht in overeenstemming met de heerschende
toestanden. Ook voor deze oppassters moet een be
hoorlijk loon worden vastgesteld, en dan is 400.
toch veel te weinig. Zij zijn evengoed gemeente
ambtenaren als anderen en zijn ook een heelen dag
verbonden in gemeentedienst, 't Loon van den minsten
gemeentewerkman bedraagt thans 21.en spreek
ster gelooft dus niet dat 't al te veel zal zijn, als
zij voorstelt 't loon voor de oppassters te bepalen op
f 550. Dat is waarlijk een heel bescheiden voorstel
spreekster hoopt dat hot in goede aarde mag vallen.
De heer Schoondermark (wethouder) kan mevrouw
Besuijen antwoorden, dat ook 't personeel van de
bewaarscholen onder de toeslagregeling valt.
In de tweede plaats gelooft spreker dat mevrouwuithet
oog verloor, dat de oppassters tevens zijn schoon
maaksters, en dat zij daarvoor ook salaris genieten.
Bij elkaar geven deze functies voldoende salaris.
Voordat spreker in de Commissie voor de bewaar
scholen deze regeling aan de orde bracht, heeft hij
geinformeerd bij den wethouder van openbare werken,
hoeveel deze oppassters zouden moeten verdienen, om
voor de beide functies voldoende salaris te ontvangen.
De Commissie had het geheel aan spreker overge
laten om dit overleg met den wethouder te plegen.
Nu herinnert spreker het zich niet, hoeveel het totaal
precies was, maar hij weet wel dat in overleg met
do wethouders Schaafsma en Oosterhoff men gekomen
is tot 400.voor de oppassters.
Spreker vreest, dat als ingegaan wordt op 't voor
stel van mevrouw Besuijen, dat men dan zal komen
tot wanverhoudingen ten aanzien van de andere
schoonmaaksters.
De heer De BoerDan moeten die ook wat omhoog.
Mevrouw Besuijen—Lindeboom was met die combi
natie van functies wel op de hoogte. Maar ook dan
komen de betrokkenen nog niet tot een tractement
waarvan ze behoorlijk kunnen leven. Te minder daar
zij nog niet weten wat toeslag of zij krijgen (spreek
ster denkt hier alleen aan de schoonmaaksters bij het
Fröbelonderwijs). De best betaalde komt tot ƒ729.