270 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 11 November 1919
fractie stemmen voor afschaffing der kermis, indien
dan tenminste ook dat andere openbare volksfeest, de
Koninginnedag, komt te vervallen. Want hetzelfde
wat van de kermis gezegd kan worden, kan ook van
de Koninginnedag worden gezegd, zooals spreker
nader betoogt, met een aanhaling van een schrijven
van pater van der Geest, in de „Gelderlander", omtrent
de Koninginnefeestviering te Nijmegen.
Het ligt dus in de lijn van de heeren, die af
schaffing van de kermis willen, dat zij ook afschaffing
van 't Koninginnefeest voorstaan. Als zij 't eene niet
willen en 't andere wel, dan zegt spreker dat is geen
oprecht spel, maar daar zitten andere bedoelingen
achter.
De heer De Vos keurt het af, dat de heer Dijkstra
op de zendingsfeesten zoo afgeeft. Iemand in zijn eer
aantasten op die wijze, dat is niet zoo 't hoort.
Spreker wijst op een stukje in de krant waar evenzoo
werd gesproken, en hij zegt te gelooven, dat die
schrijver is omgekocht. Alles wijst er op, dat het
niet van hemzelf is. Op die manier kan men de
drankbestrijdings-vergaderingen ook wel chocolade
meetings gaan noemen, dat hoort men wel eens, maar
daarmee bereikt men niets, dan dat men iemand in
zijn eer aantast.
Juist omdat spreker overigens met de zendings
feesten niets te maken heeft, daarom meent spreker
dit te kunnen zeggen. Men moet zich niet door
praatjes laten verleiden, doch de feiten aantoonen.
Wanneer zich dergelijke dingen op Koninginnedag
hier ook zouden voordoen, gelijk te Nijmegen zijn
geconstateerd, zou spreker de eerste zijn, die zou
strijden voor afschaffing van het Koninginnefeest.
Sprekers bedoeling van de afschaffing van de kermis
is, om op de afbraak van de kermis iets beters op te
bouwen. Om 't volk iets goeds te geven, moet men
met eerst het oude afbreken.
Wat de contracten aangaat, waarop men zich steeds
beroept, zegt spreker, toont ons die contracten.
Indien die zoo rechtsgeldig waren, dan zouden de
pachters zich ook wel niet hebben laten welgevallen,
dat de kermis werd ingekort. Als dat niet kon, dan
zouden zij ook wel met hun eischen zijn gekomen.
Spreker gelooft niet dat de contracten waard zijn om
er veel over te spreken.
Spreker besluit met te wijzen op het moreele doel
dat adressanten nastreven Zij willen het ophouden
van de inmoreele dingen, die met de kermis verband
houden. Men wil een drankvrije kermis, doch dan
zullen de belanghebbende tappers, de heeren O. Broer-
sma c. s., wel evengoed komen met hun adres. Spreker
verwacht evenwel dat de raadsleden niet zullen aar
zelen, en meer met 't belang van de gemeenschap
rekenen, dan met de eigenbelangen van enkelen.
De heer IJ. da Vries heeft geen antwoord gekregen
van Burgemeester en Wethouders omtrent de contracten.
Spreker zou gaarne de inhoud daarvan weten. Er
wordt gezegd, dat die contracten niet zijn in 't voordeel
van de kermismenschen, omdat zij alleen waarborg
hebben moeten storten. Spreker zou graag weten wat
hiervan zij.
Spreker wil slechts een kleinigheid antwoorden op
de rede van den heer Dijkstra, die in hoofdzaak op
een zeer bitteren toon sprak. Het verblijdt spreker,
dat ook de heer Dijkstra erkende dat op de kermis
ontzettend veel ongerechtigheden geschieden.
De heer Dijkstra. Daar niet alleen.
De heer IJ. de Vries. Wij hebben 't op het oogen-
blik alleen over de kermis en niet over Koninginnedag
en do zendingsfeesten. Daarom houden wij niet op,
aan te dringen op afschaffing van de kermis.
Het rapport is schunnige lectuur genoemd, maar
dat is niet onze schuld, zegt spreker, doch de schuld
van de feiten. Alleen wat geconstateerd werd is ge
rapporteerd, en alle rapporten zijn bij spreker thuis
ter inzage. Spreker noodigt de raadsleden uit, bij hem
thuis die stukken te komen inzien. Daarbij, het rapport
is niet te koop 't is slechts aan vereenigingen toe
gezonden, en 't is nog lang niet die schunnige lectuur
die vaak voor de ramen te koop ligt.
De heer De Boer. Dat is ook verschrikkelijk soms.
De heer IJ. de Vries. Juist mijnheer. En wij maken
de ongerechtigheid bekend, om ze uit de wereld te
helpen.
De heer Dijkstra ontzegde ons 't recht, om andere
personen te volgen. Spreker wijst er daartegenover
op, dat alleen die personen gevolgd worden, die met
ons bekende hoeren den verkeerden weg uitgaan, ook
al om te voorkomen dat ongelukken gebeuren.
De heer Terpstra. Onwaar!
De heer IJ. de Vries. En de heer Dijkstra die ons
dat wil verbieden, treedt zelf op als zedemeester ten
aanzien van wat bij het vuurwerk geschiedde. Als hij
evenwel mag zedemeesteren over anderen, mogen wij
dat ook.
De heer Dijkstra. U moet zich niet zoo druk maken.
De heer IJ. do Vries. Voor u is dit alles maar een
bagatel
De heer Dijkstra. Waarachtig niet.
De heer IJ. do Vries. Maar voor ons niet. Wij ijveren
niet voor ons zelf, maar voor de belangen van de
jeugd vooral.
De heer Berghuis (wethouder) deelt op de vraag
van den heer De Vries omtrent de contracten mee,
dat er geen eigenlijke contracten zijn. De staanplaatsen
zijn verpacht bij publieke inschrijving. Er zijn dus
alleen inschrijvingsbiljetten, en de hoogste van die
zijn geaccepteerd, na wisseling van brieven van en
weer. Er is dus een wederzijdsche verplichting, die
alleen door bijzondere omstandigheden, tengevolge
van overmacht, ongedaan gemaakt kan worden. Anders
zit men contractueel aan dergelijke verplichtigen vast.
Dit betreft evenwel alleen een paar van de grootste
zaken. Wel is later met een paar kleinere inrichtingen
een contract gesloten over een zeker aantal jaren,
hoofdzakelijk omdat de Commissaris van politie dan
verzekerd was, dat hij voor die plaatsen vertrouwde,
geschikte menschen had.
De heer Visser heeft zich afgevraagd, of het kwaad
nu eigenlijk in de kermis zit, of in de personen. Eu
dan constateerde spreker dat bij alle groote volks
bijeenkomsten afwijkingen geconstateerd kunnen
worden op seksueel terrein. Dat geschiedt bij de
kermis en bij andere bijeenkomsten. Daarom meent
spreker dat het kwaad meer zit in de personen, dan
in de bijeenkomsten. Dat feit kan men iederen dag
constateeren.
Spieker gaat mee met het voorstel om de kermis
drankvrij te maken. Levert dat goede resultaten op,
dan kan men altijd verder zien.
De oorzaak van 't kwaad zit niet in de kermis
als zoodanig, al geeft misschien de kermis doordat ze
langer duurt wel meer aanleiding. Toen spreker voor
't eerst het rapport las, heeft hij het met tegenzin
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 11 November 1919. 271
neergelegd, 't Is eigenlijk lectuur die men voor kinderen
wegstopt. Maar dergelijke feiten zijn wel vaker te
constateeren. En spreker kan 't zich best begrijpen,
Jat velen niet gesteld waren op het volgen.
Toen spreker 20 'tot 25 jaar was is hij ook wel
eens buitenom gewandeld en als men dan hem ge
volgd was had hij ook gezegd: heb je boodschap
'aan mij Ook meent spreker dat de commissie niet
is vrij te pleiten van eenig fanatisme.
Het systeem van opvoeding, dit zal ook dergelijke
fouten uitlokken. En als gezegd wordt, dat sommige
personen geld verbrassen, dat ze zoo goed voor winter-
tering hadden kunnen gebruiken, dan vindt spreker,
dat dit al weer niet de schuld van de kermis is. Die
menschen kennen de waarde van 't geld niet en zij
zullen, ook zonder kermis, bij jaardagen of feesten,
't geld verbrassen.
Waar volksbijeenkomsten zijn, 't doet er niet toe
van welke religie of princiep, zullen fouten bedreven
worden. De zonde zit in den mensch.
Spreker haalt met instemming aan, een woord van
een R. Kath. geestelijke, dat de maatschappelijke
omstandigheden wel beïnvloeden ook deze dingen.
Een zekere weistandsgrens is gewenscht voor het
verkrijgen van een goed zedelijk gehalte. Zoowel groote
armoede als groote rijkdom voeren tot onzedelijkheid.
De heer De Boer. Kom aan dezen kant.
De beraadslaging wordt gesloten.
De Voorzitter deelt mee, een motie van den heer
IJ. de Vries te hebben ontvangen, om de kermis af
te schaffen. Spreker merkt op, dat hetzelfde effect
kan worden bereikt, door te stemmen tegen 't voorstel
van Burgemeester en Wethouders.
Daarnaast is ingediend een voorstel van den heer
Dijkstra, Burgemeester en Wethouders uitnoodigende
een onderzoek in te stellen naar de mogelijkheid van
een drankvrije kermis. Te dien aanzien merkt spreker
op, dat de gemeenteraad de dagen kan bepalen, waarop
't verboden is sterken drank te schenken.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders, in
stemming gebracht, wordt aangenomen met 14 tegen
8 stemmen.
Vóór: de heeren Terpstra, Schaafsma, Nijholt,
mevrouw Besuijen—Lindeboom en de heeren Tulp,
Fransen, Berghuis, O. de Vries, Collet, Zandstra,
Tiemersma, Dijkstra, De Boer en Schoondermark.
Tegen: mevrouw BuismanBlok Wijbrandi en de
heeren Dijstra, Postma, IJ. de Vries, Lautenbach,
Visser, De Vos en Van der Werff.
Het voorstel IJ. de Vries is hierdoor vervallen;
dat van den heer Dijkstra wordt door Burgemeester
en Wethouders overgenomen.
VI. De Voorzitter stelt aan de orde de interpellatie
van den heer De Boer.
De heer De Boer zegt, dat hij in natura een toe
lichting tot zijn vragen wil geven.
Ten aanzien van vraag no. 1 (de melk) zegt spreker,
dat in verscheidene plaatsen de melkprijs op 18 cent
is gebracht, o. a. op plaatsen gelegen op den zand
grond. Spreker meent dat zulks hier ook wel zou
kunnen.
Wat het meel betreft, wijst spreker op een bericht
in het Handelsblad van hedenmorgen, waarin uit
Haarlem wordt geschreven over de kwaliteit van 't
meel. Dat bericht luidt als volgt
„Aan het Rijksbureau voor de distributie van graan
eu meel te 's Gravenhage is het volgende ter kennis
gebracht door een der voornaamste bakkerijen in
Haarlem „Hoewel onze herhaalde klachten over de
minderwaardige kwaliteit van het door de Haarlem-
sche bakkerij te verwerken meel niet de minste uit
werking hebben en o. a. onze klacht bij den heer
Regeeringscommissaris te Amsterdam, dat in een
zending bloem, afkomstig van de meelfabriek „Holland",
in afwijking van de vastgestelde samenstelling, een
vrij belangrijk percentage tapiocameel aangetroffen
werd, welke klacht naar uw bureau gerenvoyeerd
werd, ten eenenmale genegeerd wordt, wenschen wij
niet na te laten u in kennis te stellen met de buiten
gewoon inferieure kwaliteit van de laatstontvangen
regeeringsbloem, afkomstig uit Wessanen's Konink
lijke Fabrieken, waarvan u een monster toegezonden
wordt. N'en déplaise de befaamde verklaring van den
Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel, in de
Tweede Kamer der Staten-Generaal afgelegd, geven
wij u de verzekering, dat van dat meel geen fatsoen
lijk brood te bakken is en dat de kwaliteit geen haar
beter is dan wij in de nijpendste periode van den
oorlog plachten te ontvangen. Wij wenschen ons van
verdere commentaren te onthouden, doch vragen ons
af, waarom toch eindelijk niet wat meer dan tot
dusverre het geval is geweest met de levensbelangen
van tot dusverre goed gereputeerde ondernemingen
rekening gehouden wordt, te meer wanneer de Regee
ring den moed mist, om ruiterlijk ter kennis van het
algemeen te brengen, dat de slechte kwaliteit van
het brood niet aan de bakkerij geweten moet worden,
doch een gevolg is van de onvoldoende kwaliteit
van de verstrekte grondstoffen".
Spreker hoopt dat de burgemeester bij de regeering
wil aandringen op de levering van betere kwaliteit
meel. In de eerste plaats lijdt de volksvoeding door
dit slechte meel groote schade, doordat men voor
hoogen prijs, slechte producten ontvangt. Ook had
de minister in de Kamer den brutalen moed, om op
de bakkerijen de schuld te werpen van 't slechte
brood. Dit meel (waarvan spreker een monster toont,
evenals van 't daarvan gebakken brood) bewijst, dat
de minister doorloopend in strijd met de waarheid
handelde.
De derde vraag betreft de gort. Spreker noemt
den Minister van Landbouw den grootsten ketting
handelaar die bestaat, omdat hij door zijn maatre
gelen aanleiding was, dat beneden ƒ450.geen gerst
in den handel of op de veilingen te krijgen is. De
maximumprijs is belangrijk lager gesteld dan de pro
ductieprijs, maar de minister die den maximumprijs
vaststelde, had ook moeten zorgen, dat gort tegen
den maximumprijs beschikbaar werd gesteld.
In 't belang van de voedselvoorziening heeft spre
ker deze vragen gesteld. De aardappelvoorziening valt
tegen, ook door den vroeg invallenden winter, rijst
is er niet of zeer duur, melk is hoog in prijs, gort is
er niet, er is dus reden om zoo spoedig mogelijk in
te grijpen.
De Voorzitter antwoordt. Ten aanzien van de melk
kan spreker zelf geen maatregelen nemen. De minister
moet den prijs verlagen, en spreker is wel genegen
om te trachten van den minister een lageren prijs te
krijgen.
Dat het regeeringsmeel zoo slecht was, was spreker
niet bekend. Spreker zal zich tot de regeering wenden,
maar of dit heel veel succes zal hebben is een andere
vraag. De draden loopen soms zoo vreemd, en men
ontmoet vaak in dezen zulke machinaties, dat het
moeilijk gaat vooraf te zeggen hoe 't zal gaan.
Ten aanzien van de gort heeft de vrager zichzelf
eigenlijk al geantwoord. Als de minister heeft na
gelaten gort beschikbaar te stellen dan is ze er niet,
en kan spreker ze ook niet hebben. Als spreker blijkt,
dat er gort wordt achtergehouden zal hij ze in beslag
doen nemen, en overigens zal hij ook hierover bij
de regeering aankloppen.