314 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 22 December 1919 republiek, berichten waarvan vast staat, dat twee derde niet door den beugel kan, waarvan twee derde mis schien uit den duim gezogen is, omdat het eenvoudig niet waar kan zijn, de katholieken dan hingen ook weer het schrikbeeld op van de revolutie, alsof zij zelf geen revolutie-tijdperk achter den rug hadden evenals de andere partijen. Wanneer de sociaal democraten spreken over revolutie, dan willen zij daarmee geen Bartholomeusnacht zooals de katholieken vroeger. En de anti-revolutionnairen, die ook weer.hoog spel speelden met de revolutie en het publiek bang maakten met kleinigheden in strooibiljetten te zetten als 't is ook de moeite waard, daar even op terug te komen „moet de gemeente dan waschvrouw worden of groenteboer Doch spreker zou willen vragen of de gemeente dan wel schoenmaker mag worden. Dat de gemeente schoenen gaat koopen en verstrek ken, dat mag dus wel. De heer Fransen ,.Dat is een besluit van Burge meester en Wethouders". De heer Collet„Gij hebt er U niet tegen vezet." De heer Fransen „Het was al gebeurd". De heer Collet vervolgt, dat hij zich kan begrijpen, dat men genoeg had van de distributie, doch deze misère kwam van die beroerde tijden en, was die distributie niet gevoerd, dan zou spreker wel eens willen weten, waar we dan waren geweest. Stel voor dat men geen distributie had gehad van de brandstof, een deel van de menschen was dan verleden winter omgekomen van kou, terwijl anderen met den zolder vol brandstoffen zaten. De verkiezingen hebben dit gevolg gehad, dat er aan de overzijde een verbazende verandering is ge komen of het een verbetering is, zal de tijd moeten leeren. We hebben daar 4 partijen die te zamen 8 leden en één fractie vormden, welke uit de meest heterogene bestanddeelen bestaat. Den christen-sociaal zou spreker willen vragen, of hij zich zoo lekker ge voelt in dat gezelschap na de anti-paapsche redevoering van mr. Van der Laar. En kan de christen-sociaal zich nog lekker gevoelen in dat verband, als hij terug denkt aan den strijd, door zijn partij gevoerd tegen de christelijk-historischen De heer Fransen „Hebt gij dan samen een ge meenschappelijk program De heer Collet: „Wij wel Spreker vervolgt, dat, toen de verkiezingen waren afgeloopen, de sociaal-democraten zich in verbinding hebben gesteld met de verschillende partijen. Men wist echter, dat de houding van de kerkelijken bij de verkiezing van een tijdelijk wethouder van dien aard was geweest, dat dezen eigenlijk de sociaal democraat niet konden stemmen, voordat een geeste lijke visitatie te zijnen opzichte had plaats gehad. Spreker zal voorlezen, dat men die geestelijke visitatie wenschte. In de vergadering van 28 Januari, waarin die tijdelijke wethouder moest worden benoemd, sprak de heer Dijstra aldus „De heer Dijstra wenscht naar aanleiding der wet houdersbenoeming een enkel woord te spreken. Deze benoeming heeft op dit oogenbiik voor spreker meer dan gewone beteekenis. Wij komen voor het geval, tenminste als men als juist mag aannemen dat een lid der sociaal-democratische raadsfractie voor de be noeming in aanmerking komt, dat op de vacante plaats een wethouder komt, van wien spreker niet verzekerd is, dat hij te allen tijde zal willen meewerken om de macht, die bij de overheid behoort, te steunen zooals spreker zich voorstelt, dat menschen met een groote verantwoordelijkheid dat moeten doen. Spreker heeft dan ook bezwaar tot de benoeming mede te werken, zoolang hij niet weet, hoe de betrokkene zich tegenover dit standpunt stelt. Wij leven toch in een tijd, dat wij niet veilig zijn voor woelingen als in November hebben plaats gehad. En, als wij een wet houder krijgen, die staat op het standpunt van de wethouders van Amsterdam, die verklaard hebben hunne plaats te zullen verlaten als het sein gegeven wordt om zich te scharen aan de zijde, waar zij worden geroepen, dan acht spreker het onverantwoordelijk aan de benoeming mee te werken, alsvorens te ver nemen, welk standpunt de betrokkene inneemt." Toen de heer Dijstra had uitgesproken heeft de heer Schaafsma geantwoord als volgt „De heer Schaafsma is eenigszins verrast en toch ook weer niet verrast door de vraag van den heer Dijstra. Spreker zal er niet veel van zeggen, alleen dit. Sprekers fractie is niet van plan naar baantjes te jagen. Dat doet zij absoluut niet De heeren weten uit de courant, dat de leden der sociaal-democratische fractie op spreker zullen stemmen. Spreker is sociaal democraat, hij verdedigt de houding der officieele partijleiding en de moderne vakbeweging, nu en in de toekomst. Meer wil hij niet zeggen. Meenen nu de heeren dat daarin ligt opgesloten de consequentie, dat zij niet op een sociaal-democraat moeten stemmen, dan moeten zij dat zelf weten. Spreker en zijne partijgenooten wijken niet van hun ingenomen stand punt af Toen de verkiezingen waren afgeloopen is er ge sproken over de verdeeling van de wethouderszetels. De sociaal-democraten moesten toen eerst weten hoe de heeren van de overzij er over dachten men moest van hun komen te weten of zij wel wenschten samen te werken, omdat zij eerst hadden verklaard, dat zij met de sociaal-democraten niet konden samenwerken. De sociaal-democratische raadsfractie heeft toen aan de groepen der rechtsche raadsfractie de volgende beide vragen gesteld „le. Is Uw fractie principieel bereid, gedurende „het eerstvolgend vierjarig tijdvak het dagelijksch „bestuur der gemeente, op een nader overeen te „komen werkprogram, met onze fractie te vormen?" „2e. Is Uwe fractie bereid aan onze fractie twoe „wethouderzetels toe te wijzen Op dit schrijven is het volgende antwoord ont vangen, 't welk spreker in zijn geheel zal voorlezeD, opdat aanstonds niet kan worden gezegd, dat hij niet voldoende heeft geciteerd „De door Uwe raadsfractie gerichte vragen aan „de anti-revolutionnaire en roomsch-katholieke raads- „fracties inzake de samenstelling van het dagelijksch „bestuur dezer gemeente en het eventueel overeen te „komen werkprogram voor het eerstvolgend vierjarig „tijdvak, zijn een onderwerp van bespreking geweest „in eene vergadering van de groep van acht rechtsche „raadsleden. „Het is namens deze groep, n 1. de anti-revolution- „naire en roomsch-katholieke raadsfracties, de ver tegenwoordiger der christelijk-historische partij en „die der christelijk-sociale partij, dat ondergeteekenden „de eer hebben uwe raadsfractie het volgende te be- „berichten „In de door uwe raadsfractie aan de anti-revo- „lutionnaire en roomsch-katholieke raadsfracties ge- „richte brieven wordt gemist de duidelijke uitspraak „dat aan een groep van acht rechtsche raadsleden „van rechtswege een plaats toekomt in het te „vormen dagelijksch bestuur dezer gemeente. En „deze door uwe raadsfractie onaangeroerde factor, „welke van onmiskenbaar belang is, dient tot be vredigende oplossing gebracht te worden, zal eene Verslag van de handelingen van den gemeenteraad beantwoording en eventueele bespreking der door "uwe raadsfractie gestelde vragen het karakter 'dragen van het openen eener weg tot vruchtbaar roverleg. Wellicht dat uwe raadsfractie in de meening ver keert dat uwe blieven, respectievelijk gezonden aan rde anti-revolutionnaire en roomsch katholieke raads fracties, te dezer zake duidelijk zijn. „Uwe raadsfractie zal ons ten goede willen houden dat wij op dit punt geene onzekerheid ten opzichte 'van de juistheid van uw bedoelen kunnen aanvaarden. „Wij nemen aan dat uwe raadsfractie bereid zal ,zijn zich over deze aangelegenheid, welke voor ons van eminent belang is, nog nader te verklaren." Men kon dus uit dezen brief opmaken, dat de acht heeren van de rechter zijde één lijn trokken, in dit opzicht„In de door uwe raadsfractie aan de anti- revolutionnaire en roomsch katholieke raadsfracties „gerichte brieven wordt gemist de duidelijke uit spraak, dat aan een groep van acht rechtsche raads lieden van rechtswege een plaats toekomt in het te „vormen dagelijksch bestuur dezer gemeente." Op dat schrijven is door sprekers fractie het vol- gonde antwoord gegeven „Uw schrijven van 12 Juli kwam in ons bezit. Tot „onze verwondering bevat dit schrijven geen antwoord „op de door onze fractie gestelde vragen, doch bevat „zij een wedervraag. Het door Uwe groep ingeno men standpunt willen wij noch bevestigen noch „afwijzen, voordat op onze concrete vragen een „duidelijk antwoord is ontvangen. „Bij de besprekingen in onze fractie hebben wij „ons op het o. i. eenig juiste standpunt geplaatst, „dat het vormen van het dagelijksch bestuur dezer „gemeente op een democratisch program moest ge schieden. Onze fractie, die nummeriek de sterkste is, „is bereid de verantwoordelijkheid mede op zich te „nemen, indien een der andere partijen of groepen „het met ons over het program eens kan worden. „Uwe groep zal het met ons eens zijn, dat, komt „een dergelijke overeenkomst tusschen verschillende „groepen tot stand, een loyale uitvoering van het „program niet wel mogelijk is zonder dat de overeen komende partijen elkander zonder eenig voorbehoud „als bona-fide partijen beschouwen. „Voordat dezerzijds dan ook in nader overleg kan „worden getreden, wenscht onze fractie op vraag één „van ons eerste schrijven een antwoord zonder eenig „voorbehoud, terwijl naar aanleiding van het door „U ingenomen standpunt dezerzijds wordt aangenomen „dat Uwe groep vraag twee, als vanzelf sprekend, „bevestigend beantwoordt. „Uw antwoord gaarne spoedig tegemoet ziende, enz." Spreker merkt op, dat vraag één dus inhield of men met de sociaal-democaaten kon samenwerken, met dien verstande, dat de overeenkomende partijen elkander zonder ee?iig voorbehoud als bona-fi.de partijen beschouwden. Op dit schrijven nu is het volgende antwoord ge volgd spreker zegt, dat 't misschien even vervelend is, maar 't zal toch moeten „Uw schrijven van 15 dezer, door ons in goede „orde ontvangen, geeft ons aanleiding er het volgende „bij op te merken. Wij vinden het onjuist gezien van „uwe raadsfractie, dat zij de beantwoording van onze „vraag om erkenning van het recht, dat de groep „van acht rechtsche raadsleden heeft op een zetel in „het te vormen dagelijksch bestuur dezer gemeente, „afhankelijk stelt van de beantwoording zonder voor behoud der door uwe raadsfractie in haar schrijven „van 3 Juli j.l. gestelde eerste vraag. „Vooral naar aanleiding van eene zinsnede in het „schrijven uwer raadsfractie van 15 dezer, waarin u het „als vanzelfsprekend acht dat wij, in verband met het door Leeuwarden van Maandag 22 December 1919. 315 „ons ingenomen standpunt in ons schrijven van 12 Juli, „vlotweg tot de erkenning zullen komen dat de in „vorengenoemd schrijven gestelde tweede vraag, door „ons bevestigend dient beantwoord te worden. „Aangenomen dat uwe pretentie op twee wethouders- ketels naar uw oordeel redelijkerwijs onaanvechtbaar „is, moet het uwe Raadsfractie toch bijzonder gemak- „kelijk vallen toe te stemmen, dat een groep van „acht rechtsche raadsleden niet op gespannen voet „komt met het begrip „gepaste bescheidenheid", als „zij vasthoudt aan het bepleiten van de erkenning „van haar goed recht, op een zetel in het te vormen „Dagelijksch Bestuur. Het wil ons voorkomen dat „op goede gronden niet kan worden betwist dat eene „eventueele bespreking en onderhandeling op deze „basis behoort geopend te worden. De door u ge stelde eisch mag niet gelden als criterinm voor de „wel of niet erkenning van ons recht. Het zal ons „aangenaam zijn te vernemen dat uwe Raadsfractie „na deze tweede motiveering van ons standpunt tot „de overtuiging gekomen is het geen bezwarende stap „te achten, thans harerzijds gelijk standpunt te kunnen „huldigen". Spreker zegt, dat het dus scheen dat men meester lijk de eerste vraag van de sociaal-democratische raads fractie altijd weer ontweek, men wilde daar niet een antwoord op geven en omdat zij dat niet wilde, kwamen de fracties niet tot samenwerking. De recht sche groep moest toonen, dat zij wilde samenwerken, dit deed zij niet, dus kon de sociaal-democratische fractie niet anders dan dit antwoord geven „Uw schrijven van 19 Juli kwam in ons bezit. „Waar Uwe groep ook in dat schrijven onze prin- „cipieele vragen niet beantwoordt, concludeeren wij „dat samenwerking tusschen Uwe groep en onze fractie „principieel door U niet gewenscht wordt, redenen „waarom wij door dezen de correspondentie als ge- kloten beschouwen". Tot hiertoe het onverkwikkelijke geschrijf over samenwerking en wethouderszetels, spreker mag het wel zoo noemen, men heeft er in een paar raadszit tingen al telkens op gezinspeeld, maar is er nooit recht voor uit gekomen. Spreker zou nu nog een vraag willen stellen over een begrootingspost. Hij vraagt dan of het niet de gewoonte is, dat, wanneer gemeentegebouwen aan anderen in bruikleen worden gegeven, dat daarvoor dan een zekere huur wordt betaald. Nu is het spreker opgevallen dat onder de inkomsten niet voorkomt een bedrag dat de burgerwacht zou moeten betalen voor het in bruikleen hebben van het Beursgebouw. Dit gebouw toch gebruiken zij voor hun oefeningen. Spreker heeft er overal onder de inkomsten naar ge zocht, ook onder den post „openbare vermakelijkheden", doch heeft het ook daar niet gevonden. Misschien dat het College hem kan toelichten De heer Da Vos zal het niet zoo lang maken als zijn voorganger, den heer Collet, en zal niet spreken over wanbeheer of verkeerd beheer. De heele zaak die de heer Collet heeft besproken was tusschen de rechtsen en hun partij en de kwestie van de verkie zingen heeft men voor het grootste gedeelte in de krant gelezen, zoodat de heer Collet al heel weinig nieuws heeft verteld. Spreker had echter wel graag gehad, dat de heer Collet het betreurd had, dat, waar hier een groep van 8 rechtsche raadsleden is, deze geen wethouderszetel hebben. Spreker meent toch ook dat zij daar wel aanspraak op kunnen maken. Wat spreker zelf betreft, hij wenscht ook iets op te merken naar aanleiding van het door den Voorzitter gesprokene in de vergadering van 14 October, toen het ging om een uitkeering ineens aan ambtenaren en werklieden dezer gemeente. De mededeeling van den Voorzitter, dat Leeuwarden naar den kelder zou gaan,

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1919 | | pagina 11