324 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 22 December 1919. cijfers uit andere landen, de volgende woorden schrijft in het standaardwerk „Der Alkoholismus" „Een van de werkzaamste middelen voor het doen „ontstaan en de vermeerdering van misdaden is het „alcoholisme, dat misschien meer dan de armoede en „do onwetendheid de misdadige neiging te voorschijn „roept en verontschuldigt. Hoe minder de gemeen schap" en daar ligt spreker den nadruk op „zich tegen de toeneming der drankzucht verzet, hoe „meer zij er toe bijdraagt, het aantal misdaden en „misdadigers te vergrooten". Spreker wil hieraan toevoegen dat de onderzoekin gen van dezen dokter zich uitstrekken over 32837 gevangenen en als die gelegenhaid zoo serieus is te baat genomen en deze arts tot bovenstaande conclusie komt, moet men toch toegeven, dat de gevolgen van het alcoholisme meer dan geweldig zijn en dat het hoog tijd wordt om ook hier in de beperking daarvan te voorzien. De gevolgen van het drankmisbruik vooral op Zater dag, Zondag en Maandag werden treffend aangetoond in een in 1891 te Zurich gehouden onderzoek. Daar werden toch 141 personen wegens mishandeling veoorr deeld en van deze mishandelingen hadden plaats op Zaterdag 18, op Zondag 60, op Maandag 22, te zamen dus op die dagen 100 van de 141 gevallen. Spreker wil niet te uitvoerig worden, doch ook directeuren van gevangenissen in ons land spreken zich over deze kwestie uit. De directeur van de straf gevangenis te Arnhem doet dit o.a. In een beschouwing over de strafzaken, behandeld over een zeker tijdperk aan de arrondisements-Rechtbank te Arnhem, wordt onder meer gezegd „Ook hier krijgen weer de straf zaken, die nauw met het alcoholgebruik in verband staan, het leeuwenaandeel. Van de 184 mannen inde celluaire gevangenis te Arnhem waren 76 of 41 procent er in gekomen enkel ten gevolge van den drank. Volgens don directeur der gevangenis moet dit min stens 90 procent zijn." Met dergelijke feiten voor oogen meent spreker dat er alle reden is, zijn voorstellen omtrent be perking van het alcoholisme in ernstige aandacht te nemen. Er is nog een punt en dat is de kwestie van wat onschuldigen moeten lijden door den alcohol en onder deze onschuldigen wenscht spreker de kinderen te verstaan. Wat deze moeten lijden door het drank misbruik en -gebruik is eenvoudig niet te beschrijven. Zo zijn overgeleverd aan de drankzucht der ouders en de gevolgen daarvan. Het deed spreker groot genoegen de uitspraak te lezen van Burgemeester Zimmerman ten opzichte van het droogleggen van twee groote wijken in Rotterdam. Do heer Zimmerman betoogt, dat het drankgebruik afneemt, wanneer er minder gelegenheid is, terwijl dit en hier komt het op aan voor het opgroeiend geslacht een zegen is. Als iemand als Burgemeester Zimmerman tot deze conclusie komt, meent spreker niet te veel zeggen, als hij betoogt, dat het noodig is dat ook van ge meente- en rijkswege wordt ingegrepen in het belang van de kinderen, mede met het oog op de erfelijk heid, die absoluut bij de medici bewezen is. Een bewijs daarvan is het volgende „Professor Demme, een beroemd kinderarts te Bern, „ging de lotgevallen na der kinderen uit 2 groepen, „ieder uit 2 familiën. De eerste groep was zoodanig „gekozen, dat de vaders, soms ook de grootvaders, „onmatige drinkers waren, de tweede groep was samen- „gesteld uit zeer matige personen. In de eerste groep „waren 57 kinderen, in de tweede 61. Van de eerste „groep ontwikkelden zich slechts 9 normaal, van de „tweede 50, in het eerste geval dus 1/6, in het tweede „B/6. Van de eerste groep overleden in het eerste jaar „12 kinderen, van de tweede groep 3. Van de eerste „groep leden 36 kinderen aan allerlei lichamelijke en „geestelijke afwijkingen. Andere onderzoekingen in „in deze richting brachten soortgelijke uitkomsten. Spreker wil den Raad niet vermoeien met meer dingen, ofschoon hij het nog wel kon aanvullen zoo danig, dat hij er nog wel drie uren lang over kon spreken. Spreker meent echter thans wel het recht te hebben zijn voorstellen in te dienen, ook omdat ze absoluut liggen in den gang van den tegenwoordigen tijd. Hij zal zich niet meer beroepen op de feiten ten opzichte daarvan in het buitenland, maar wel wil hij er op wijzen, dat op de vorige voorloopige agenda het voorstel stond om over te gaan tot stichting van een school voor achterlijke kinderen. En nu doet het pijnlijk aan, dat absoluut vaststaat, dat 29 procent van die kinderen zoo worden door de alcohol, door het gebruik daarvan door de ouders. De statis tieken bewijzen dat. Ook in deze richting zou dus bij een drankvrije maatschappij zijn te bezuinigen. Spreker wil in dit verband nog een korte greep doen uit de begrooting. Als men hier spreekt over bezuinigiging, durft spreker met grond beweren, dat verschillende cijfers der begrooting, wat de uitgaven betreft, belangrijk zullen dalen, als we hier krijgen een drankvrije gemeente. In verband hiermede zegt sprekerdat dan de uitgaaf voor het tekort van de Stads bank van leening, nu ten bedrage van ruim/5000..belangrijk in zal korten, dat de uitgaven voor politie, thans 178000.ruim, mede belangrijk kunnen worden ingekort, vraag maar met welke gevallen de politie 't meeste te doen heeft, dat de uitgaven voor de Stads-Armenkamer, thans ten bedrage van ruim 126000.belangrijk zouden dalen. En spreker durft ook beweren en dat weet niet ieder uit de gemeente, dat valt voor de inwoners niet op dat voor een kleine gemeente als Leeu warden de verplegingskosten van arme krankzinnigen ten bedrage van 45000.— ruim, reusachtig is, en hij wil daaraan toewegen, dat 46 procent van die krankzinnigen er niet zouden zijn, als we niet leefden in een land waar de ellendige gevolgen van het alcoholisme nog mogelijk zijn. En ook het dakloozen tehuis kan men dan wel sloopen in plaats van nu te moeten bouwen een nieuw dakloozen tehuis voor 16000.— Om al deze redenen dient spreker zijn voorstellen in en hij meent, dat het een eer zou zijn voor den Raad van Leeuwarden als deze werden aangenomen. De heer Jansen spreekt als volgt Als jongste lid van den Raad der gemeente Leeuwarden past mij bescheidenheid. Desniettemin zij het mij vergund om, waar dit jaar voor het eerst in Leeuwardens' raadszaal de christelijk- sociale beginselen mogen worden beleden en uitge dragen, zonder eenige combinatie, afspraak of ver bintenis met andere politieke partijen, thans bij de algemeene beschouwingen daaraan enkele oogen- blikken te wijden. In artikelen 3 en 4 van ons program en in artikel 1 van het gemeenteprogram aanvaarden en gehoorzamen wij de overheid, derhalve ook de gemeentelijke overheid als Gods dienaresse, als door God, den schepper van hemel en aarde, op haar plaats gesteld, ter uitoefening van de taak haar van Zijnent wege opgelegd. Daaruit vloeit voort, dat zij in heel haar optreden het recht Gods heeft te handhaven en te belijden. Wanneer wij dat hebben mogen vaststellen en dan een blik slaan op ons volk, op onze gemeente, dan zien wij, dat ons volksleven bloedt uit op duizenderlei wijze geslagen wonden, zeer zeker vele een gevolg van de 5-jarige wereldrazernij, vele ook daarvan Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 22 December 1919. 325 geheel onafhankelijk, maar de grondoorzaak van alle en alles is toch nog veel dieper gelegen en vindt haar oorzaak noch in den oorlog, noch in de maat schappelijke toestanden, maar enkel en alléén in den mensch zeiven. Denken we slechts aan de schrijnende tegenstellingen in een teveel bezit en een absolute bozitloosheid, dat helaas maar al te vaak beiden tot zonde werd, aan een deel waarvoor „gij zult werken" nog nooit of slechts kort heeft gegolden en daar tegenover een deel dat zwoegt en ploegt van vroeg tot laat, schier van de wieg tot het graf; denken we slechts aan den ons volk en volksleven verscheurenden geest van opstand en verzet, den geest der anarchie denken we aan het alcoholisme, dat zooveel duizen den levens vernielde, aan do zedeloos- en bandeloos heid, die zooveel geluk en vrede omzette in wanhoop en vertwijfeling denken we aan de zoo ontzettend zware lasten, die met iedere draagkracht spotten en daardoor tot een ondragelijken „last" werden aan het vele leed dat onnoodig geleden, aan den zwaren, bangen strijd die dikwijls tevergeefs gestre den wordt maar bovenal denken wij de in zooveel opzichten steeds meer kenbaar wordende vijandschap jegens God en Zijn Woord in onze dagen. En daartegenover de overheid, ook de gemeentelijke overheid, Gods dienaresse. Indien wij dat alles hebben moeten zien, dan be seffen wij, dat hier menschelijke krachten te kort schieten om in die zee van ellende, weedom en strijd iets tot stand te brengen, dat gelijkt op eeuwigheidslichteeuwigheidsvredeeeuwigheids vreugde, eeuwigheidsblijdschap. Maar dan ook mogen wij het den apostel nastamelen „Als ik zwak ben, dan ben ik machtig," of wijlen minister Talma „God geeft met het ambt ook de wijsheid en de kracht". Aan u en ons dan de taak om te belijden en daardoor te leiden, aan u en ons de taak, niet in eigen maar in Gods kracht weg te nemen wat weg genomen kan, in de kracht Gods bestreden wat bestreden moet. Veel moet maar ook veel kan worden gedaan, indien slechts weder werd verstaan wat eenmaal een Groen van Prinsterer mocht zeggen „Geen staatsman doch Evangeliebelijder" te willen zijn. Indien weder het profetische woord levendig werd voor overheid en volk „Tot de wet en tot de getui genis, indien zij niet hooren naar dit woord, het zal zijn dat ze geen dageraad zullen hebben". Die dageraad, die eeuwige dageraad, zal en kan slechts gezien worden indien de knieën weder worden gebogen, indien èn overheid èn volk zich weder schaarden rondom het Kruis van Golgotha. Dan zullen de kerstklokken, die over enkele dagen weder over onze stad zullen luiden, verkondigen een vrede, die alle verstand te boven gaat, een blijdschap en een vreugde, omdat in het gesmade vloek hout een oplossing werd gevonden voor alle wereld raadselen. Dan zou noch overheid noch volk meer bevrediging kunnen vinden in zeer zeker goedbedoelde, maar toch eenmaal tot wanhoop voerende leuzen als Deugd, schoonheid, kracht, gelijkheid, vrijheid of broederschap, mdien zij niet worden gedragen en mogelijk gemaakt door Waarheid, gerechtigheid en ontferming. Ik heb gemeend Mijnheer de Voorzitter, deze ge dachten hier te moeten uitspreken omdat wij volgens onze heilige overtuiging slechts datgene kunnen brengen wat ons volk noodig heeft en opdat u zal weten hoe de christelijk-sociale burgers van Leeuwarden, hoe ik als door hen gekozen als lid vandezen Raad sta ten opzichte van de overheid en overheidstaak. Thans nog enkele zaken van anderen aard. Met de gemeentefinanciën staat het er in geenendeele rooskleurig voor en is het voor alles eisch om daar, waar bezuinigd mag en kan, te bezuinigen. Zeer tot mijn leedwezen kon ik in de raadsver gadering van 11 November niet tegenwoordig zijn bij de debatten inzake afschaffing der kermis, maar ik hoop en verwacht dat Burgemeester en Wethouders op voorstel van den heer Dijkstra (waarvoor hem vanuit mijn onthoudorshart warme hulde worde toege bracht) prae-advies zullen uitbrengen, dat kan leiden tot drooglegging der kermis in 1920 en voor mijn deel voeg ik er gaarne aan toe tot drooglegging van die gelegenheidsdagen, die aanleiding geven tot ons volk onwaardige uitingen aan Bachus. Terwijl ik thans toch spreek over het alcoholisme en hare bestrijdingen wil ik even aanstippen dat door den heer Dijkstra en mij een voorstel bij den Raad is ingediend om vanaf Zaterdag 12 uur tot Maandag morgen 8 uur den verkoop van alcoholhoudende dran ken te verbieden. De salarissen van de gemeenteambtenaren en werk lieden baren voor de betrokkenen nog steeds groote zorg, wijl zij nog maar al te zeer achterblijven ten opzichte van het duurte-percentage dat werd bereikt, terwijl om ook die levens iets meer te trekken uit de minimumworstelingen schier nog niet eens werd gedacht. Ik hoop dan ook dat de salariscommissie spoedig met dringende voorstellen te dezer zake bij den Raad zal komen. Ten opzichte van de abnormale willekeurige duurte en prijsopdrijving werd helaas van de zijde van Burgemeester en Wethouders nog niets tot bestrijding daarvan gedaan. Het wil mij wenschelijk voorkomen een gemeente winkel in het leven te roepen om de noodzakelijke levensbehoeften van gemeentewege te doen verkoopen, wijl hierdoor om zoo te zeggen een prijzenregulateur is te bekomen eenerzijds en anderzijds voor winkeliers en publiek do onoordeelkundige beschuldigingen kun nen worden aangetoond. Om daartoe te geraken dien ik dienovereenkomstig een voorstel in. Ten slotte. Het wandelpad van het Jelsumer-binnenpad laat nog veel te wenschen over, ofschoon daarvan des zomers een druk gebruik wordt gemaakt. Het wil mij dan ook gewenscht voorkomen om dien weg zoodanig te verbeteren dat die voor het publiek beter bewandelbaar wordt, hetgeen door den aanleg van een smal voetpad als het eerste gedeelte zou kunnen geschieden. En ten slotte hoop ik nog dat Burgemeester en Wethouders spoedig met voorstellen zullen komen inzake loonsverhooging van het gemeentepersoueel, opdat de gemeente blijk geve ook daarin hare roeping te verstaan en te zijn een model-werkgeefster in den waren en goeden zin des woords en ook daarin nog ten voorbeeld moge zijn. De heer van Weideren baron Rengers zou bij de algemeene beschouwingen een enkel woord in 't midden willen brengen voor wat betreft den financieelen toe stand der gemeente in verband met het cijfer van aanslag. Voor 1920 is een rond cijfer van aanslag geraamd van f 18,500 000.Dit cijfer was het vorige jaar 18,000,000.en is toen meegevallen tot ƒ19,263.640. Spreker acht nu in verband met dit laatste cijfer het

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1919 | | pagina 16