828 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 22 December 1919
en op twee daarvan zou spreker ten opzichte van dit
college in 't bijzonder de aandacht willen vestigen.
Bij die gelegenheid heeft de Voorzitter den wensch
uitgesproken dat de Raad zich zou gevoelen de ver
tegenwoordiger van de gemeente d.i. de gemeenschap,
de burgerij in haar geheel en ook, dat de Raad, gezien
de moeilijke financieele omstandigheden, waarin de
gemeente verkeert, een zuinig en beleidvol financieel
beheer zou voeren. En nu is spreker juist wat die
twee punten aangaat niet geheel of liever in het
geheel niet gerust ten opzichte van het college van
Burgemeester en Wethouders. Wat het eerste punt
betreft, wil sproker er op wijzen, dat de wethouders
zetels zijn ingenomen door de vertegenwoordigers van
twee partijen die samen de meerderheid vormon in
den Raad, zoodat deze meerderheid alle wethouders-
zetels bezit. Sproker zal daarover niet veel meer zeggen,
daarover is door den heer Dijstra reeds een breed
betoog gehouden, 't welk spreker met buitengowoon
veel sympathie heeft aangehoord, doch hij wenscht
alleen zijn opmerking te maken opdat blijke, dat men
dozon toestand niet alleen van de rechter- maar ook
van een andore zijde niet correct acht.
Dat de sociaal-democraten twee zetels eischten, was
te billijken, maar dat zij met de groep-Berghuis te
zamen allo zetels voor zich namen, om aan twee van
die drie heeren een plaats te geven in het college,
met voorbijgang van de rechtsche groep, die onweer
legbaar op een zetel het recht had, dat is een onrecht,
't welk niet is goed te praten. De verklaring daarvan
door de sociaal-democraten gegeven is dan ook absoluut
onvoldoende het recht was aan de rechtsche partij
toen zij eerst van de sociaal-democraten wilde liooren
dat zij recht op een zetel hadden, alsvorens tot
samenwerking te kunnen komen.
De vertegenwoordigers van die partijen, die zich
daarvoor hebben geleend, stellen eenvoudig macht
boven recht en van een college dat op een dergelijk
standpunt staat, vertrouwt spreker ook niet dat het
de rechten van andersdenkenden evenzeer ter harte
zal nemen als de belangen van de partijen, waartoe
hot college zelf behoort.
Wat het tweede punt, voorzichtigheid met het
financieel beleid, betreft, voorzoover de beide sociaal
democraten, leden van het dagelijksch bestuur betreft,
wil spreker daar niet veel van zeggen. Door een der
heeren van dezelfde partij is do verklaring afgelegd
dat zij wel degelijk daarvoor govoeldon en dit is ook
nu weer in verschillende toonaarden herhaaldelijk
door hen te kennen gegeven. Spreker wil aan de
oprechtheid van dio uitlatingen niet twijfelen, zoolang hij
daarvoor geen bepaalde reden heeft. Hij zal daarom
eerst op hunne daden wachten. Verschillende middelen
om den financieelen toestand te verbeteren, die zij aan
de hand hebben gedaan, komen spreker echter bedenkelijk
of bezwaarlijk voor. Het denkbeeld om een betere
financieele verhouding te krijgen tusschen rijk en
gemeente eischt een zeer voorzichtige toepassing. In
de Leeuwarder Courant heeft men laatst kunnen lezen,
hoe daarover door den heer Marchant in de Vrijzinnig-
Democraat is geschreven cn hoe deze er voor heeft
gewaarschuwd, dat de gemeente daardoor hare auto
nomie wel eerst kan kwijt raken. Ook van de verdere
middelen komen er sproker verschillende verderfelijk
voor. En in de tweede plaats zou die betere regeling
tusschen rijk en gemeente nu niet werken maar eerst
op den langen duur, niet dit jaar, maar na lange
jaren. Er zou iets van terecht kunnen komen, maar
niet op het oogenblik.
Tegenover de andere groep, waaruit het college
van Burgemeester en Wethouders bestaat, staat spreker
eenigszins anders. Het heeft hem in hooge mate
verbaasd, dat bij deze begrooting niet in groote lijnen
is meegedeeld hoe het financieel beheer zal worden
geleid. De heeren zitten hier immers als unie-liberalen
in hoeverre ze dat zijn laat spreker in 't middec
vooral naar aanleiding van hetgeen door den heer
Tulp is gezegd en nu vindt spreker het merkwaardig,
dat op hun werkprogram eenvoudig van een financieel
beleid niet wordt gesproken, terwijl dit als eerste
punt gevoerd wordt op het gemeente-program hunner
partij. Spreker meent dat de aankondiging van een
wijziging van den hoofdelijken omslag toch moeilijk
als zoodanig kan worden beschouwd. En niet alleen
dat op dat program niets daarvan voorkomt, maar
ook bij de begrooting vinden we er niets van. En als
ooit de tijden aanleiding gaven om aan den gemeente
raad daaromtrent iets te laten weten, dan is het toet
wel bij deze begrooting. Dat het totaal achterwege
is gebleven, maakt op spreker den indruk, dat men
als het ware leeft bij den dag. Dit is een standpunt
waarin men niet meer mag meegaan, de Raad moet
precies weten waar we aan toe zijn en welke lijnen
zullen worden govolgd. Te meer verbaast het spreker
nog omdat er een aanschrijving van den Minister is
gekomen, waarin er op wordt aangedrongen een
ander standpunt in te nemen ten opzichte van het
financieel beheer, en niettegenstaande het in andere
gemeenten wol is geschied. In het blad Gemeente
belangen vindt spreker de gemeente Leiden, waar
wel degelijk zoo'n plan is gemaakt. En in den gemeente
raad van Zaandam, welke toch zeker niet conservatief
is, is gezegd „meer dan gewone zuinigheid is ge
boden, zelfs het allernoodigste zal soms moeten worden
nagelaten".
Spreker had gewenscht en gehoopt dat hij van het
college ook dingen in dien geest had gehoordnu
dit echter niet is geschied zal de Raad verplicht zijn
in die richting stappen te doen om te weten wat
Burgemeester en Wethouders voor hebben.
Spreker geeft toe, dat bezuiniging op de gewone
uitgaven uiterst moeilijk is, dezo uitgaven zijn voot
het grootste gedeelte het gevolg van besluiten, die
reeds zijn genomen en verder 't gevolg van wat de
wet voorschrijft. En dan, zooals ook reeds door den
heer Nijholt is betoogd, zijn ze mede het gevolg van
de tijdsomstandigheden. Op do gewone posten mafi
dan ook wat beknibbeld kunnen worden, het totaal
der bezuiniging daarop zal ten slotte toch al heel
weinig zijn.
Een van de belangrijkste posten van het budget,
die do begrooting drukt, is de post rente en aflossing-
Spreker zou daarom willen weten, welke grootore werken,
waarvoor leeningen gesloten moeten worden, Burge
meester en Wethouders van plan zijn aan den Raad
voor te stellon. Wanneer de Raad daar geen overzicht
van krijgt, is het niet mogelijk een keus te doen.
Wanneer de voorstellen stuk voor stuk bij den Raad
worden ingediend, en nu b.v. een voorstel wordt aan
genomen en men over een week weer met een voorstel
komt, waarvan de Raad van oordeel is, dat het er
toch ook noodig door moet, dan gaat hot niet goed.
Men zou dan tot de conclusie kunnen komen, dat
een vorig voorstel beter achterwege had kunnen
blijven omdat het laatste noodzakelijker is. Daarom
dient de Raad een volledige opgaaf te krijgen van
de voorstellen, waarmede Burgemeester en Wethouders
zullen komen, dan kan men beoordeelen welke dienen
te worden toegestaan en welke niet. Bovendien is
het wensc.helijk dat men er zorg voor draagt geen
al te groote bedragen noodig te hebben, omdat het
krijgen van geld voor de gemeente toch hoe langer
hoe moeilijker wordt. In verband daarmede leest
spreker voor een stukje van Marchant, waarin hij er op
wijst, dat in plaatsen als Rotterdam en Den Haagde
laatste leeningen zijn mislukt en dat deze gemeenten ook
niet op rijkssteun behoefden te rekenen. De grootere
instellingen geven hun geld niet meer aan de gemeenten,
omdat zij het geen solide geldbelegging meer achten.
Spreker meent dat men zich ten zeerste moet
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 22 December 1919. 829
beperken en zou, naar aanleiding van hetgeen hij nu
heeft te berde gebracht een voorstel willen doen,
't welk luidt als volgt
De Raad, van oordeel, dat de financieele toestand
der gemeente het gebiedend noodzakelijk maakt, om
niet alleen op de gewone uitgaven zooveel mogelijk
te bezuinigen, maar vooral ook om geene gelden voor
buitengewone uitgaven te voteeren, dan voor werken,
waarvan de noodzakelijkheid onmiskenbaar vaststaat,
noodigt Burgemeester en Wethouders uit hem ten
spoedigste een staat over te leggen van de grootere
buitengewone werken, waarvoor dus leeningen zullen
worden aangegaan, met globale kostenberekening,
waarvan zij inde eerstvolgende vier jaar de uitvoering
aan den Raad denken voor te stellen.
De heer Visser zou willen beginnen met te zeggen
wat door den heer Tulp aan het begin is gezegd, n.l.
dat hij niet van idee was geweest bij de algemeone
beschouwingen het woord te voeren. Hij is dan ook
niet daarop voorbereid.
Echter gehoord hebbende hetgeen door den heer
Collet naar voren is gebracht, wil spreker namens
de katholieke partij enkele woorden zeggen. De heer
Collet heeft gezegd dat tijdens de verkiezingen de
katholieken een sterke troef hebben gemaakt tegen
de sociaal-democratische partij, omdat zij derevolutie
tegenover haar hebben uitgespeeld met de bedoeling,
daar politieke munt uit te slaan. Wij als katholieke
partij echter, aldus spreker, hebben dit niet alleen ge
daan, maar ook de andere partijen deden dit evenzeer.
Spreker wil wel mededeelen dat, wanneer men weer
voor een dergelijk feit kwam te staan, dat het zooge
naamd revolutiegevaar dreigde, sprekers partij weer
dezelfde houding zou aannemen en niet alleen deze,
maar ook meent spreker dat uit de eigen partij van
de sociaal-democraten verzet zou komen. Althans de
sociaal-democraat dr. van der Waerden schrijft dat de
revolutie in November minder wenschelijk was geweest
en wanneer was gebeurd zooals door Troelstra was
verkondigd, het met het socialisme was gebeurd. Het
was dan ook voor de socialistische partij zelve een
fiasco geweest.
Maar wanneer nu ook al de katholieke partij deze
revolutie te schril heeft voorgesteld, met te zeggen,
we zullen een voorbeeld geven hoe het in Rusland
gesteld is,
wanneer ook een eigen partijgenoot der sociaal
democraten, dr. Van der Waerden, een zeer schril
voorbeeld geeft ter illustratie van de zoogenaamde
„Sovjet-republiek",
wanneer verschillende partijen elkaar hier vandaag
al het haar hebben uitgekamd en sprekers partij
daaraan niet heeft meegedaan,
dan vraagt spreker, wat toch de Bartholomeusnaeht,
een feit dat in 1572 is geschied, bij de algemeene
beschouwingen had te maken.
Kwam hier weer een stukje antipapisme uit de mouw?
Wanneer de heeren willen samenwerken, of met
behoud van principes er naar streven em samen te
werken, dan moeten zij niet dergelijke dingen in
debat brengen. Als men den gruwel van de Bartholo
meusnaeht wil bespreken, moet men ter zake kundig
djn op dat terrein van de geschiedenis, maar niet
bomen met wat men van anderen heeft gehoord of
in pamfletten of brochures heeft gelezen, terwijl men
bet niet uit do historische werken kent. Het spijt
spreker, dat hij niet bij zich heeft de brochure van
pater jezuït Erman een jezuït, aldus spreker, waar
men in den regel bang voor is, dus schrik niet doch
bet is niet alleen deze jezuït, doch het zijn ook gezag
hebbende protestanten die aantoonen wat er in deze
brochure is geschreven, n.l. dat de Bartolomeusnacht
tiet is te wijten aan de katholieke kerk, maar wel
aan een 50tal bloeddorstigen. Toen in 1572 deze
gruwel plaats had, geschiedde dit niet op last van
de katholieke kerk of van katholieken, doch zij werd
uitgelokt door Catharina de Medici, die in dien tijd
in Frankrijk feitelijk het bewind voerde en afwisselend
de Hugenooten begunstigde en vervolgde. Catharina
de Medici heeft zich verzet tegen de kerkelijke leer,
was dus een afvallig katholiek.
Wanneer men werkelijk zoo iets naar voren wil
brengen, moet men terzake kundig zijn en komen
men bewijsmateriaal. Voor spreker zal het aangenaam
zijn dit p>unt nog eens nader uit te werken tusschen
den heer Collet en hem.
Waarom nu bij dit debat deze zaak den katholieken
in de schoenen geschoven Wanneer men eerlijk wil
samenwerken, moet men niet komen met dergelijke
kleinigheden en geniepigheden, maar met royaliteit
en loyaliteit.
Deze kwestie is hier absoluut niet ter zake. Voor
spreker zal echter dergelijke haarkloverij een rem zijm
om met anderen samen te werken, 't Zij deze of die
partij, alle hebben hun goede en kwade zijden, bij
alle partijen vindt men fouten. Doch waarvoor dient
hier die Bartholomeusnaeht? Alleen om de katholieken
een knauw te geven, een hak te zetten. De katho
lieke partij is een van de heftigste tegenstanders van
de sociaal-democraten, doch het is een internationale
partij, geen partij zoo sterk en zoo hecht als de
katholieke. Wanneer men wil samenwerken met de
katholieke pari ij, moet men niet trachten zijn inzichten
op een dergelijke manier naar voren te brengen,
maar dan moet men dit doen op een andere manier.
Wat betreft de rechtskwestie van de rechtsche
groep op een wethouderszetel, politiek is politiek en
dat is ook de houding in deze geweest. Als A dat
doet of dat B dat doet is voor spreker precies het
zelfde, of Jan of Piet dat doet is voor hem precies
gelijk, 't Is een handige politiek geweest, maar wanneer
men vraagt of het eerlijk is en recht, dan meent
spreker, dat ook de sociaal-democraten moeten erkennen,
al staan zij op een ander principe, dat ook de
rechtsche groep recht heeft op een afgevaardigde in
het college van Burgemeester en Wethouders. Ook
al zou men niet kunnen komen tot overeenstemming
ten opzichte van het werkprogram, toch zal men dit
moeten erkennen. De sociaal-democraten hebben er
wel bij gevaren, doch de katholieke partij is geen
partij daar is zij te recht en te zuiver van beginselen
voor om in dien maalstroom te worden meege
trokken. Daarvoor hebben zij als rechtsche partij
te veel fierheid en een te recht karakter.
De heer Terpstra: „Dat is mooi, als 't waar is".
De heer Fransen wenscht een enkel woord te spreken
over hetgeen dit jaar is geschied, doch is daarvan al
ten deele vrijgesteld door de heeren Collet en Dijstra,
die reeds uitvoerig hebben medegedeeld hoe na de
verkiezingen het college van Burgemeester en Wet
houders is samengesteld. Ook de heer Oosterhoff heeft
te kennen gegeven dat niet alleen de rechtsche groep,
maar ook heeren van den linker kant hadden gewenscht
dat een lid der rechtsche groep had plaats genomen
in het college van Burgemeester en Wethouders.
De heer Collet heeft zich en zijn partij hier trachten
schoon te wasschen door te laten voorkomen, alsof zij
alle moeite hebben gedaan om met de rechtsche groep
een regeling te treffen op een nader overeen te komen
program. Wel hebben zij de brieven serieus behandeld,
doch spreker heeft het altijd beschouwd als een groote
comedie. 't Was toch reeds van te voren bekend dat
de beide andere zetels zouden komen aan de heeren,
die met de sociaal-democraten samen vormen het
,,blok van 13". In de gesprekken hier in de stad over
de aanstaande wethoudersverkiezing is dat toen alreeds
te kennen gegeven. Werd er gevraagd„Zou ook