338 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 22 December 1919, Voortzetting der vergadering op Dinsdag 23 December 1919. gezinnen zijn, die een woning moeten hebben. In de eerste 4 jaren zullen er dan ook minstens 400 woningen per jaar moeten worden bijgebouwd, anders is niet te overzien welk een ellende er uit dezen toestand voortvloeit. De plannen van het college zijn nu in de eerste plaats om te zorgen voor voldoende bouwterrein voor de verschillende woningvereenigingen en om zoodanige maatregelen te nemen, dat men niet meer die onge zellige en stijve wijken krijgt. Dan zal getracht worden enkele badhuizen en vergaderlokalen geplaatst te krijgen. De verschillende woningvereenigingen zullen moeten werken naast den gemeentelijken woningbouw, door welke laatste elk jaar minstens 100 woningen zullen worden gebouwd. De voorstellen omtrent bouw van middenstandswoningen zullen spoedig worden aangeboden. Dan de opmerking van den heer De Vos omtrent coöperatieven woningbouw. Het college wenscht niet te worden uitgescholden als huldigende een dergelijke laagstaande politiek, waarom het de plannen van bedoelde woningvereeni- ging zou hebben tegengewerkt. De plannen lagen er, toen het nieuwe college kwam en ze zijn toen direct in behandeling genomen. Er kon echter niet onmid dellijk een beslissing vallen, omdat men over denzelfden grond met het Rijk in onderhandeling was. Dit liep zoo tot November. Toen is er een conferentie geweest tus- schen het bestuur der woningvereeniging en spreker en is er over de exploitatierekening gesproken, met het gevolg, dat het bestuur deze heeft teruggenomen en een nieuwe exploitatierekening heeft ingediend op 19 November. De zaak is toen direct in behandeling gekomen bij Burgemeester en Wethouders, naar den directeur gezonden en toen naar den ingenieur, doch het was niet mogelijk voor 1 December de plannen nog bij allen te laten passeeren. Bovendien gold de datum van 1 December voor het toekennen van bouw- toeslag over 1919, doch niet voor het volgende jaar. En van tegenwerking is zeker geen sprake geweest. En dan heeft de heer De Vos van bezuiniging ge sproken, doch de gemeente zal voor dit plan de enorme uitgave van 75000.hebben te doen, dat is dus geen kleinigheiddoch we behoeven op het plan zelf niet vooruit te loopen. Verder zal het college voorstellen, regelend op te treden inzake het woningvraagstuk door het, oprichten van een Woningbeurs, terwijl gemeentewerken zal worden gereorganiseerd tot een apart bedrijf. Er is verder van oud-liberalen kant gesproken van een wanbeheer. Spreker wil er echter op wijzen, dat men ten opzichte van het grondvraagstuk gerust kan zeggen dat er tienduizenden guldens zijn verloren gegaan, doordat vroegere besturen alles hebben over gelaten aan de bouwspeculanten en niet grond hebben willen koopen, maar wel verkoopen. De heer De Vos moet voorts zijne opmerking om trent de Peperstraat niet tot dit college richten. Wat de opmerking van den heer Fransen betreft omtrent het lang uitblijven van bouwvergunningen, in 't bijzonder betreffende een pand aan de Willems kade, daarvan is spreker niets bekend. De heer Fransen ,,'t Is een week of 10 geleden al binnen gekomen." De heer 0. F. de Vr ies (wethouder) weet er niets van. De heer Fransen zegt, dat bedoeld wordt het bouwen van een kluis achter een kantoor op de Willemskade. 't Ding is nu, gelooft hij, al lang klaar. De heer 0. F. de Vries (wethouder) zegt, dat er niets van bekend is. 't Gebeurt wel eens, dat die dingen lang uitblijven, maar dan ligt het aan de toekeningen. Spreker heeft nu de plannen meegedeeld welke de eerste jaren tot stand moeten komen. Hij wil van de politiek niet veel zeggen, alleen meedeelen. dat de sociaal-democraten steeds hebben ingezien dat de gemeente-politiek slechts een snoeimes is en dat hierdoor het socialisme niet kan worden gevestigd. Op de bedrijven en gemeentewerken zal zooveel mogelijk worden bezuinigd, op volkshuisvesting en een goede loonpolitiek is echter geen bezuiniging mogelijk. De heer Collet moet in de eerste plaats zijn dank betuigen voor de uitvoerige mededeelingen, door het college gedaan naar aanleiding van 't geen spreker heeft gezegd. Hij zou het aardig vinden, als de schrijver in de Nieuwe Rotterdammer Courant daar ook eens nota van nam. Wat betreft de kwestie van de Burgerwacht, als spreker 't goed heeft begrepen is het dus de bedoeling om deze vereoniging voortaan aan de gemeente huur te laten betalen voor 't ge bruik van de lokaliteit. Ofschoon spreker niet sym pathiek tegenover dit lichaam staat, zal hij er niet verder op ingaan. Toch vindt hij het niet goed, om ieder maar zoo'n proppenschieter in handen te geven, er zijn al ongelukken mee gebeurd; niet ieder is het toevertrouwd zoo'n ding in handen te hebben en mede daarom staat spreker er niet sympathiek tegen over. Spreker zal zich in hoofdzaak bepalen tot 't geen gister is gezegd door de verschillende heeren en wil dan beginnen met den laatsten spreker te antwoorden. Spreker moet zeggen, dat hij dit eigenlijk gezegd met eenige huivering doet; omdat de heer Visser zich de door spreker gesproken woorden zoo bijzonder heeft aangetrokken en zoo heftig is te keer gegaan, dat men eigenlijk zou vreezeu er op terug te komen. Spreker acht zich echter toch genoodzaakt het te doen, Spreker zegt, de mededeeling van den Voorzitter te krijgen, dat deze graag wil, dat spreker het zoo kort mogelijk maakt. De Voorzitter vraagt even te mogen interrumpeeren, 't Was zijn bedoeling te vragen, in 't algemeen de replieken zoo kort mogelijk te maken. Spreker ver onderstelt, dat men elkaar toch niet kan overtuigen en dat men dus thans alleen nog het woord behoeft te hebben om enkele punten recht te zetten. De heer Collet belooft, zoo kort mogelijk te zullen zijn, hij is, naar hij meent, niet breedsprakig. Spreker heeft dan gister genoemd de Bartholomens- nacht en heeft deze genoemd om duidelijk te doen uitkomen dat de sociaal-democraten geen dictatuur en geen schrikbewind wenschen. Dat is de reden ge weest, dat spreker ze heeft genoemd. Terwijl gedu rende de verkiezingen van den kant der rechterzijde in krantjes en geschriften aanhoudend worden opge somd de schandalen in de Sovjet-republiek, ofschoon door niemand onzer is uit te maken of een dezer berichten wel waarheid is. In verschillende couranten toch komen berichten voor van een zekeren mijnheer Goode uit Engeland, een persoon met een zeer be trouwbaren naam en deze heeft de Sovjet-republiek anders beschreven. Daarom is het verkeerd, dat men die dingen gebruikt; men zal toch zeker niet willen ontkennen dat het de bedoeling was om daarmee de sociaal-democraten zooveel mogelijk tegen te werken. Natuurlijk was het bedoeld tegen deze partij, alsof die een Sovjet-republiek hier zou willen stichten. En spreker heeft het recht dit te veronderstellen. Waarom anders juist tijdens de verkiezingen die cou ranten verspreid, terwijl die verspreiding nadien niet Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 22 December 1919. 339 Voortzetting der vergadering op Dinsdag 23 December 1919. meer is geschied'? Kan men er nu niets meer van schrijven? Het is een actie geweest tegen de sociaal democraten. En wanneer nu de heer Visser in naam van de democratie van de sociaal-democraten eischt, dat zij geen dingen zeggen, die hem onwelgevallig zijn, dan moet hij beginnen met niet telkens weer dingen tot de sociaal-democraten te richten, die hij niet het recht heeft tegen hen te zeggen. Nu nog een paar woorden over den Bartholomeus- nacht. Spreker zal de geheele geschiedenis niet ver tellen, doch iets ervan meedeelen zooals 't hem is geleerd. Er zal wel een katholieke geschiedenis zijn en een andere geschiedenis, maar deze andere is dan: Catharina de Medici, die een gemeene schommel- politiek heeft gevoerd, wist haar zoon Karei IX te doen gelooven in een samenzwering van de Huge- nooten tegen hem. Zij heeft toen Karei IX zoodanig bewerkt, dat hij is opgetreden tegen de Hugenooten en in den beruchten Bartholomeusnacht zijn er toen duizenden vermoord en vermoord door katholie ken, zoo is het althans spreker geleerd. Nu nog een paar woorden over de wethoudersver kiezingen. Nadat spreker gister uitvoerig hierover heeft gesproken en alles duidelijk heeft uiteengezet zijn we er met de geschiedenis nog niet veel op voor uit gegaan. Er is tegenspraak gekomen van de heeren De Vos en Oosterhofï, die niet goed schijnen geluisterd te hebben, de heer Dijstra is er ook op teruggekomen en de heeren Fransen en Visser hebben spreker be streden. Daarom wenscht hij er nog even op terug te komen. Er waren vroeger maar 3 heeren van de rechtsche zijde spreker wil niet meer 't woord „kerkdijken" gebruiken de heeren Fransen, Dijstra en de Haan. Toen dan do tijdelijke Wethouder moest worden ver kozen, konden die heeren hun stem niet geven aan den heer Schaafsma omdat men toen nog vreesde voor een „Sovjet". Maar toen later de definitieve ver kiezing plaats had, ook toen hebben die heeren niet op den heer Schaafsma gestemd, toen hebben ze hun briefjes blanco ingezonden, want er waren drie blanco briefjes. De heer Fransen: „Wat zegt dat?" De heer Collet vraagt, of hij dan de verklaring van den heer Fransen of van den heer Dijstra mag hebben, dat zij toen wèl konden stemmen op den heer Schaafsma, dan is de geheele geschiedenis uit. Doch de heeren hebben toen bewezen, dat zij toen ook nog niet op den heer Schaafsma wilden stemmen. Van den heer Tulp heeft de Raad gisteren gehoord dat de heer Dijstra zelfs niet meer zitting wilde hebben in de looncommissie, omdat de heer Schaafsma er ook in zat. Dat zijn treffende bewijzen. En als men leest, wat de anti-revolutionnaire „Rotterdammer" in Mei schreef over de verkiezingen van wethouders en de verkiezingen van Gedeputeerde Staten-leden, moet men toegeven, dat de sociaal democraten wel gelijk hadden te vermoeden, dat de rechtsen niet met hen wilden samenwerken. Daar komt n.l. in voor: „Wellicht vindt hier en daar de stelling aanhang „dat het evenredigheidsprincipe vordert dat ook aan „den sociaal-democraten een plaats in de colleges zal „worden gegund. „Vóór November 1918 kon dat argument indruk maken. Maar wat toen geschiedde en daarna uit den „socialistischen hoek werd vernomen, maakt het naar „ons oordeel voor anti-revolutionnairen onmogelijk „direct of indirect aan den triomf van de sociaal- „democraten mee te werken. „Een beroep op de zuivere werking van het ver tegenwoordigend stelsel baat hier niet, want de „sociaal-democraten geven door hun revolutionnaire „actie aan dit systeem den doodsteek." 't Is duidelijk, aldus spreker, wij wisten dit, hadden het gelezen, wij vermoedden dat de rechtsen niet wilden samenwerken, doch wij wenschten van hen toch nog te vernemen of zij bij hun eens ingenomen standpunt wilden volharden, ja of neen. Vandaar de brief of de brieven die spreker gister heeft voorgelezen en waarin het eerste vraagpunt van hen was of men met de sociaal-democraten wilde samenwerken. Wij moesten dit toch vragen, zegt spreker, omdat de geschiedenis had geleerd dat gij niet met ons kunt samenwerken. En dan in tweede instantie volgde de vraag omtrent de wethouderszetels. De heer Fransen schudt van „neen", maar 't is wèl zoo. De heer Fransen zegt, die briefschrijven) als comedie te hebben beschouwd, dat het vooraf bekend was, dat de rechtsen geen zetel zouden hebben. Doch dan vindt spreker, dat de rechterzijde comedie heeft ge speeld. Hij zal het den nieuwen leden dezer groep niet zwaar aanrekenen, maar als er sprake van comedie is, dan hebben de oude rechtsche leden comedie gespeeld. Zij wisten wat er is afgespeeld en hebben geweigerd met de sociaal-democraten samen te werken. Had men op het eerste schrijven geantwoord, dat men wel wilde samenwerken, dan had er gewis een conferentie plaats gehad, maar de sociaal-democraten konden daartoe toch niet overgaan als de rechter zijde vermoedelijk toch weigerde? Er wordt gevraagd of Collet niet meent, dat aan rechts van rechtswege een zetel toekomt. Dit wordt, zegt spreker, door ons niet ontkend. Doch als samen werken ernst was, waarom dan geen antwoord gegeven op onze principieele vraag Gij hebt die stelselmatig ontweken en U verscholen achter een wedervraag. Nu de machtskwestie. Nu de sociaal-democraten 10 zetels hebben, zullen volgens verschillende heeren de sociaal-democraten misbruik maken van hun macht. Spreker gelooft echter niet, dat dit met voorbeelden kan worden worden aangetoond en zou anders wel willen hooren, waarmee de sociaal-democraten getoond hebben van hun macht misbruik te maken, zooals vroeger de tegenpartijen dit deden. De heer Dijkstra „In 't zuiden is dat nog zoo De heer Collet: „Ja, maar gij moogt niet inter rumpeeren, ik ben aan 't woord." Spreker heeft de verkiezingen gedurende een reeks van jaren mede geleid, technisch en redactionneel, maar uit dat tijdperk is het overbekend dat sprekers politieke tegenstanders misbruik hebben gemaakt van hun macht. Altijd zijn de sociaal-democraten kunstmatig geweerd, de kerke lijken spreker vergist zich, de overzijde, is altijd met de liberalen meegegaan om sprekers partij te weren. Spreker herinnert aan de laatste verkiezingen en dat zij door den overheerschenden invloed van het „roode dorp" zoo ver zijn gekomen, dat zij hun intrede in den Raad konden doen, Niet eerder kregen zij vertegenwoordigers in den Raad dan toen zij in dat district meer stemmen uitbrachten dan al de tegenpartijen te zamen. Machtsmisbruik is het ook geweest dat toen de eersten van sprekers partij in den Raad kwamen, deze stelselmatig uit alle com mies werden geweerd. De heer De Boer „Schoolcommissie De heer Collet: „Altijd zijn we stelselmatig ge weerd." Nu zitten er verschillende leden van sprekers partij in de commissies. Of de overzijde in dat opzicht

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1919 | | pagina 23