I Nog een enkel woord tot den heer Tulp naar aan-
I leiding van 't geen deze gister heeft gezegd. De heer
Tulp heeft spreker tot een zekere hoogte opgehemeld
342 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 22 December 1919 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 22 December 1919. 343
Voortzetting der vergadering op Dinsdag 23 December 1919. Voortzetting der vergadering op Dinsdag 23 December 1919.
echter, spreker haalt bijvoorkeur partijgenooten
der sociaal-democraten aan de sociaal-democraat
Bernstein wordt betoogd, dat de eigen theorieën van
het Marxisme niet zijn wat je noemt dat, en dat de
moderne kleine kapitaalkrachtigen hunne kapitalen
ook meer productief kunnen maken door het bijeen te
voegen, door het oprichten van naamlooze vennootschap
pen. Men krijgt dan tevens ook een decentralisatie.
De heer De Vos hoopt nog korter te kunnen zijn
dan de heer Visser.
Uit hetgeen gisteren is gezegd, meent spreker,
gehoord het woord van den wethouder De Vries,
en daarvoor een woord van dank de conclusie
te mogen trekken dat het er met den bouw van
middenstandswoningen gunstiger voorstaat, dan spreker
zich had gedacht.
Nu enkele woorden tot wethouder Berghuis naar
aanleiding van diens gezegde, dat tot den marktdag op
Goeden Vrijdag is besloten door den Baad, waarom
men er niet over moet spreken. Spreker heeft er
echter opzettelijk over gesproken, omdat hij dacht,
dat wethouder Borghuis wel op de hoogte zou zijn.
Want het is toch zeker ook wel de bedoeling om op
christelijke feestdagen den ambtenaren en gemeente
werklieden vrijaf te geven en dat is op ditoogenblik
onmogelijk. Spreker dacht, zooals hij zegt, dat de
wethouder op de hoogte was, maar nu hij dit blijk
baar niet is, wil spreker even aanhalen wat in den
ministerraad van 7 April 1919 is gezegd en besloten.
Daar wordt gezegd
„Wat den Goeden Vrijdag betreft, deze wordt
langzamerhand met een algemeen erkenden Christo-
lijken feestdag gelijk gesteld.
Waar dit nog niet plaats heeft, zal die gelijk
stelling kunnen worden doorgevoerd, zoodat dus ook
die dag voor rijksambtenaren en werklieden zooveel
mogelijk als een vrije dag moet worden beschouwd.
Waar dit nu uitgaat van de hoofden der departe
menten, daar meent spreker zeker, dat door hoofden
van gemeente en provincie ook dergelijke maat
regelen moeten worden genomen.
En dan vroeg de heer BerghuisWaarom komt
U ook niet terug op afschaffing van de kermis Dit
is, zegt spreker, mijn zaak. Doch spreker stelt dan
de wedervraag: „Waarom hebt u niet gesproken over
het voorstel van den heer Dijkstra inzake plaatselijke
keuze en verbod van fabricage van alcohol. Dat is
uw zaak."
De heer Tulp heeft nog een verwijt tot de vrijzinnig
democraten gericht, doch spreker gelooft dat de heer
Tulp zijn eigen partij zelf niet snapt. Spreker staat
hier vrij van de vrijzinnig-democraten, vrij van de
liberalen en vrij van de liberale unie en wou nog
een enkel woord zeggen. Waar de heer Tulp heeft
gesproken zoo, dat hij zichzelf tracht vrij te pleiten,
zou spreker hem willen aanradenLaat dan Uw
„hoepla-socialisme" varen, ga heen, en zondig niet
meer in dit geval, blijf zitten.
De heer Jansen is ook betrokken geweest in het
eerste betoog van den heer Collet, doordat deze de
vraag heeft gesteld „hoe de christen sociaal zich
lekker kan gevoelen in combinatie met andere rechtsclie
partijen." Spreker kan op deze vraag onomwonden
verklaren, dat hij noch met de auti-revolutionnairen,
noch met do katholieken, noch met de christelijk-
historischen eenige verbintenis heeft aangegaan. En
spreker wil in dit verband verwijzen naar een artikel
in „Levensplicht", orgaan van de christelijk-sociale
partij in Friesland, luidende als volgt
„Kechts
„Men heeft ons nu en dan de vraag gedaan „zijt
„gij rechts?" of „zijt gij links?"
„Hierop hebben wij een en andermaal geantwoord
„met artikel 1 van ons beginselprogram en daarbij
„gezegd „is dit rechts, dan zijn wij rechts, is dat links,
„dan zijn wij het ook."
„Ongetwijfeld was dit het eenige antwoord, dat
„wij konden geven.
„Wat is eigenlijk rechts. Rechts is de verzamel-
„naam van de drie coaliseerende partijen, welke inder-
„tijd op een verkiezingsaccoord samen gingen.
„Tegen dit verbond is mr. dr. A. R. van der Laar
„altijd in 't vuur geweest en heeft niet nagelaten op
„het onwaarachtige hiervan te wijzen.
„Vraagt men dus of wij rechts zijn in verband met
„de psychologische saamhoorigheid, die zoo lang
zamerhand tusschen do roomsch katholieken, anti-
„revolutionnairen en christelijk-historischen is gegroeid,
„dan antwoorden wij „neen" en nogmaals „neen",
„Wij willen niet gerekend worden te behooren tot
„een recht.sche eenheid, omdat wij deze niet erkennen."
En nu de rechtskwestie
„Spreekt men dan ook over ,,'t recht van rechts",
„dan moeten wij eerlijk zeggen, dat dit voor ons
„evenmin bestaat.
„Wij kennen slechts een roomsch-katholieke,
„anti-revolutionnaire en christelijk-historische partij
„en verder niet. Onze opvatting van evenredige
„vertegenwoordiging laat niet toe van rechts te spreken
„als van een „bloc".
,,'t Recht van rechts" is een coalitie-phrase, welke
„wij geroepen zijn te bestrijden.
„Daar alle christelijk-sociale broeders zich dit
„standpunt onzer bewoging helder bewust dienen te
„zijn, rneenen wij het even te moeten belijnen."
Daarom, aldus spreker, zeg ik met Groen van
Prinsterer: „In mijn isolement vind ik mijn kracht",
ook ik wensch hier op dit standpunt te staan. Als
er voorstellen komen van de zijde der sociaal-demo
craten, waarin spreker principieel kan meegaan, zal
hij deze steunen en zoo ook zal hij voorstellen van
do rechterzijde kunnen steunen.
De heer Dijstra moet nog met enkele woorden
terug komen op wat door verschillende heeren is
gezegd, mede naar aanleiding van sprekers algemeene
beschouwingen in eerste instantie. En het betreft
dan in hoofdzaak den heer Collet en sprekers rechter
buurman, den heer Tulp.
Door den heer Collet is er nadrukkelijk op gewezen,
dat de rechterzijde eigenlijk onjuist heeft gedaan met
de voorstelling van den gang van zaken omtrent de
wethoudersverkiozingen, zooals dit juist door spreker
is betoogd.
Spreker heeft voortdurend den naam genoemd van
rechtsche groepen en heeft dit gedaan, omdat hij
wist, dat de heer Jansen die kwestie met spreker en
partijgenooten eens was, in dit opzicht een van ge
voelen was met hen. Spreker kan daarom de bewering
ontzenuwen, dat hij misschien te voorbarig is geweest,
door het lid van de christelijk-sociale partij bij de
andere rechtsche leden te noemen, doch dat betreft
ook speciaal dit geval.
De heer Collet heeft gezegd, dat in Februari bij
de verkiezing van een tijdelijk wethouder spreker
heeft verklaard, niet zijn stem te kunnen uitbrengen
op den hoer Schaafsma en dat was inderdaad toen
juist. De heer Collet heeft echter nog verder durven
gaan door te beweren dat een van die blanco briefjes
van spreker was, doch de heer Collet kan niet weten,
dat dit van spreker is geweest. De stemming is immers
geheim In dit verband wil spreker ook opmerken,
dat de opmerking van zijn geachten collega, den heer
Tulp, zeer onvoorzichtig om het niet scherper uit
te drukken is geweest, met te spreken over hun
telefonisch onderhoud inzake de salaris-commissie. De
heer Tulp heeft spreker daar geen schadepost mede
berokkend, doch spreker geloofteerder, dat een dergelijk
optreden den heer Tulp zelf niet ten voordeele zal
zijn. omdat hij het niet had mogen doen.
Een andere kwestie is, of het zoo is, en spreker
zegt het was zoo, do heer Schaafsma weet dit van
-preker zelf. Even nadat de revolutie-woelingen en
het revolutie-gevaar achter den rug waren, is deze
bij spreker geweest en heeft gevraagd wanneer spreker
wilde vergaderen. En toen heeft spreker hom onom
wonden gezegd, dat er bij hem ernstig bezwaar bestond
om nog mot den heer Schaafsma samen te werken,
omdat hij niet wist, of al deze moeizame arbeid niet
met één handomdraai waardeloos gemaakt zou worden
door vernieuwd rovolutionnair pogen der sociaal-demo
craten. En bovendien moet men niet vergeten, dat
spreker zelf een werkzaam aandeel heeft gehad in
de bestrijding dor revolutie, zoodat hij heeft gehandeld
onder den indruk der omstandigheden. "Want hij kan
van eenzelfde zaak vandaag niet wit zeggen en
morgen zwart, maar houdt aan indrukken vast en
die blijven eenigen tijd van kracht. En wat de kwestie
zelve betreft, dit zou spreker zelf wel zeggen, dat
behoefde de heer Tulp niet voor hem te doen. En
vooral niet op deze wijze, die, naar het spreker wil
voorkomen, lang niet door den beugel kan.
Wat verdor betreft de kwestie van de wethouders-
benoemingen, do heer Collet verwart twee zaken
met elkaar en klemt, spreker heeft dit gisteren ook
betoogd, te veel aan de vragen, waarmee spreker
echter niet gezegd wil hebben, dat zij niet gesteld
mochten worden, maar dat zij te vroeg werden gedaan.
Zij behandelen niet die zaak waar het om ging bij
de rechterzijde, want voor deze was het een rechts
kwestie, zij had recht op een zetel in het college van
Burgemeester en Wethouders. De handelwijze van de
fractie der S. D. A. P. keurt spreker dan ook even
hard af, als hij dit gister heeft gedaan.
Op de tweede vraag zal spreker niet verder ingaan,
omdat het toch oen onvruchtbaar betoog zou worden.
Het revolutionnaire element begint eigenlijk te vervelen,
maar toch moet spreker het nog even ter sprake
brengen. Men geeft daar op 't oogenblik op af alsof
er geen wolkje meer aan den hemel zou zijn, doch
de kwestie is nog urgent en wel dermate, dat zoodra
aan die zijde het oogenblik aanwezig wordt geacht,
zal worden toegeslagen. Dat is ook nooit weersproken.
De Friesche sociaal-democraten zijn ten opzichte van
deze kwestie misschien iets nuchterder en het lijkt
dan ook dat we hier in den gewonen gang van het
dagelijksch loven er iets verder van afstaan dan dat
in 't Zuiden of in de groote steden het geval
is. Spreker heeft wel eens gehoord, dat de Friesche
I menschen wel sociaal-democraten stemmen maar het
zelf niet zijn, spreker zou die uitspraak niet graag
voor zijn rekening nemen, maar haalt het aan om de
onschuldige voorstelling, die men zich daaromtrent
heeft gedacht. Spreker haalt het echter niet als juist
aan en wil hot dan ook niet als zoodanig aan de
markt trachten te veilen.
Wat er bij een eventuoele revolutie zal gebeuren,
moet men niet onderschatten. Spreker wil aannemen
dat do sociaal-democraten geen bloedbad wenschen,
1 maar zij zullen niet in staat zijn dit te beletten.
Wij krijgen dan een wereld vol ellende, ontucht
en vernietiging van alles wat thans met moeizame hand
wordt opgebouwd. Als de sociaal-democraten meenen
dat de leiding dan bij hen zal berusten, vergissen zij
zich. Niet zij zullen de leiding hebben, maar anderen,
die tot de uiterste consequenties zullen doorgaan,
en niets zullen ontzien en sparen. Daarom is het
drijven door de sociaal-democraten in die richting
ook zoo onverantwoordelijk. Dat is het wat spreker
I heeft willen brandmerken.
als een democraat die er mag zijn, doch een oogenblik
later heeft hij gezegd dat spreker vasthoudt aan
't geen vader en grootvader hebben gedaan. De heer
Tulp ontleent het recht tot deze bewering aan het
feit, dat spreker hem gewaarschuwd heeft voor do
in het program aangekondigde proefnemingen.
De zaak is echter niet op deze manier te redden
en tot zijn spijt ziet spreker zich genoodzaakt nogmaals
uiteenzetting te geven van de positie waarin de fractie-
Berghuis zich heeft vastgewerkt. Door deel te nemen
in het blok van 13 streven de heeren hun doel voorbij.
De heer Tulp redenoertZooals het tot heden ging,
ging het misschien niet goed en mag ik nu uit
liefde voor mijn vroeger standpunt daaraan vasthouden?
Maar zoo gaat men toch, zegt spreker, als politieke
partij niet te werk. Zoodoende kan men wel „ins
blaue hinein" doorgaan met proeven te nemen. Om
op dergelijke gronden zich mede van de regeer
macht to verzekeren, daaraan mag geen politieke
partij zich schuldig maken. Yan de groep-Berghuis
heeft men eigenlijk een voorstelling gegeven als zou
deze de revolutionnaire eischen onderschrijven om
zoodoende de revolutie te voorkomen. Doch dan wil
spreker in de eerste plaats zeggen dat als de heer
Berghuis en zijn partijgenooten meenen de revolutie
op deze wijze aan banden te kunnen leggen en op
deze gronden zich het recht hebben toegekend om
zich van twee wethouderszetels te verzekeren, dit, zoo
het geen boerenbedrog is, toch zeker wel zelfbedrog
is. Dat, als zij meenen door op deze wijze te kunnen fun-
geeren als redders tegen de revolutie, zij het absoluut
verkeerd begrepen hebben. Zij verloochenen hun eigen
zaak en zijn slechts zóólang do gewaardeerde hulp
van de sociaal-democraten, als deze van hun diensten
tot het bereiken van hun doel gebruiken kunnen en
zullen weten te maken.
Doch de heeren vergeten wat spreker ook gister
heeft gezegd hot liberalisme heeft zich doodgegeten
aan de in 1789 geplante boom. De heeren zullen een
politieke salto mortale maken, daar is geen ontkomen
aan, zij zullen door het isocialisme worden opgeslokt,
zonder eenig verweer. Indien zij als menschen met
politieke ruggegraat daartegenover hadden gestaan,
waren zij niet begonnen met oen program te onder
schrijven, dat volgens den heer Tulp één groot proef
konijn is.
Dat is jongenswerk en grooten menschen onwaardig,
op deze manier te werk te gaan.
Dan zouden zij gezegd hebben Wij zijn Unie-Libe
ralen en wenschen met behoud van eigen beginselen
overleg te plegen of een samengaan op een te ver
wezenlijken program mogelijk is.
Uit het gisteren door mij geciteerde stuk, zegt
spreker, blijkt dat deze vrijzinnige fractie aangesloten
is bij do Liberale-Unie, ook blijkt dat een schoon
plan is opgemaakt.
Maar de sociaal-democraten zullen zich geen oogen
blik storen aan een sein dat uit den bijwagen gegeven
zal worden om de ij lende vaart van de niets ontziende
sociaal-democratische democratie te temperen.
Dat is het wat leeft in de zielen der sociaal-demo
craten, die nimmer met zich laten sollen en vooral
niet door de fractie Berghuis. Sprekers eind-conclusie
is dat deze Unie-Liberalen niet hadden mogen han
delen zooals zij hebben gedaan.
De heer Nijholt wil met enkele woorden zijn sym
pathie uitspreken mot de duidelijke toelichtingen van
den Wethouder van Financiën. Spreker wenscht echter
enkele kantteekeningen te maken op de cijfers, door
den Burgemeester met betrekking tot de belastingen
genoemd, omdat hij meent, dat het goed is, dat hierin
zooveel mogelijk klaarheid komt.
In die cijfers wordt genoemd een percentage van 20
voor de hoogere inkomens, doch het percentage blijft