344
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 22 December 1919
Voortzetting der vergadering op Dinsdag 23 December 1919.
wat do hoogero inkomens betreft daar nog al beneden.
Spreker heeft een en ander nagegaan. Nemen wij weer
een gezin met 2 kinderen, dan houdt, als de veror
dening van Burgemeester en Wethouders wordt aan-
gonomen, de progressie op bii oen inkomen van
f 7800.waarvan wordt betaald aan hoofdelijken
omslag 12.2 procent. Voor alle meerdere inkomsten
wordt betaald 18.7 procent, zoodat bij een zuiver in
komen van f 50.000.een percentage van 17.7 en
bij een zuiver inkomen van 100.000.een percen
tage van 18.2 wordt bereikt. Voor de juistheid achtte
spreker het goed dit even te zeggen.
Dan heeft spreker nog een enkel ander punt n.l.
het niet mee kunnen gaan van den heer Tulp met
sprekers voorstel tot afschaffing van het ainbulantisme,
omdat een dergelijk voorstel in de vorige vergadering
is verworpen. Spreker wil wel zeggen, dat hij in (t
algemeen op 't zelfde standpunt staat, dat men niet
eenigen tijd later met een voorstel moet komen, dat
pas is verworpen. Hierbij komt nu echter wel degelijk
een ander argument aan de orde, dat bij de vorige
behandeling niet heoft gegolden, n.l. dat de kolossale
som van 70.000.voor de gemeente-financiën kan
worden uitgespaard. En nu ook aan het bijzonder
onderwijs uit de gemeentekas voor het ambulantisme
oen groot bedrag moet worden betaald, ofschoon er
maar weinig ambulante hoofden zijn, meent spreker
met alle vrijmoedigheid van dien regel af te mogen
wijken en dient daarom het volgende voorstel in
Ondergeteekende stelt voor den post no. 233 te ver
lagen met f 40.000.en den post no. 235 met ƒ30000.
te verkrijgen door afschaffing van de ambulante onder
wijzers.
De heer Do Boer zegt dat de heeren in't algemeen
kort zijn geweest, hij wil ook kort zijn. Een paar
woorden echter nog naar aanleiding van 't geen sprekers
partijgenoot, zou hij haast zeggen, de heer Visser,
heeft opgemerkt. Een paar van deze opmerkingen
mogen niet onbeantwoord blijven.
De heer Visser dan heeft gezegd de heeren hebben
8 jaar lang tijd gehad om over do socialisatie na te
denken en nu de practijk voor hen staat moeten ze
weer gaan studeeren. Spreker wil een ander voor
beeld geven om de heer Visser te laten voelen hoe
onjuist zijn gezegde is. De theologie is al van zeer
ouden datum, toch studeeren de theologen nog steeds.
Dit is reeds oen voldoend antwoord. Doch men zal
begrijpen, dat ook de sociaal-democraten nog over
verschillende vraagstukken moeten studeeren, waar het
verschillende veranderingen betreft in de maatschap
pelijke toestanden, die zich voortdurend wijzigen. De
feiten, zooals die in 1900 waren, zijn heel andere dan die
in 1910 en deze laatste zijn weor enorm anders dan
ze op 't oogenblik zijn. Men heeft een levende wer
kelijkheid en steeds een andore werkelijkheid, en waar
de sociaal-democratie op grondslag van die werkelijk
heid deze wil omzetten in een andere werkelijkheid,
moet ze noodzakelijkerwijze de bestaande toestanden
en verhouding juist kennen.
De heer Visser heeft verder gezegd, dat hij bij
voorkeur de uitspraken van sprekers partijgenooten
aanhaalde, doch spreker is zich niet bewust dat professor
Aengenent een partijgenoot van hem is, of liever, hij
is het niet.
De heer Visser ontkent, professor Aengenent als
sociaal-democraat te hebben aangehaald.
De heer De Boar meent toch dat de heer Visser
professor Aengenent een partijgenoot van spreker
heeft genoemd en dat hij diens naam heeft gebezigd
in 't kardinaal verband met de Marxistische theorieën,
zooals de sociaal-democraten die huldigen. Spreker
vraagt of dit juist is of niet.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 22 December 1919,
Voortzetting der vergadering op Dinsdag 23 December 1919.
345
Omtrent de meerdere of mindere concentratie van
bedrijven en centralisatie van de kapitalen, als ant
woord op wat de heer Visser heeft gezegd, het vol
gende. Deze beweerde, dat het klein-bedrijf is toe
genomen. Doch dat klein-bedrijf, 't welk zich in de
laatste jaren heeft uitgebreid, is van een geheel ander
economisch karakter dan wat wij hebben gehad. Dit
laatste was van een zelfstandig ondernemer, die geheel
vrij beschikte over zijn arbeidsmiddelen en arbeids
kracht en dientengevolge de vrije beschikking had
over zijn arbeidsprodukt. Maar wat wij nu hebben
dat zijn de beroemde soldaten van Treub, do scharen
slijpers, 15 broodkarrijders, houders van snoopwin-
kols en marskramers enz. en deze alle moeten dienst
doen al8 hulptroepen om de Marxistische theorieën
omver te worpen. Maar men moet met sterker troepen
komen, om hierin te kunnen slagen. Het groot kapi
taal zuigt het menschdom stelselmatig uit. De kleine
keuterboertjes zijn absoluut onderworpen aan de groote
macht van het grond kapitaal. De groote heeren,
graaf, baron of jonkheer, die zijn het die een
een groot gedeelte van de arbeidsproductie van deze
zelfstandige ondernemers in den vorm van grondrente
tot zich trekken en voor de boertjes overlaten alle be
drijfsrisico's, een kommervol bestaan en een ontzet
tend langen arbeidsdag. En vraag maar aan de nieuwe
zelfstandige ondernemers in do machinevakken, bijv,
aan rijwielhandelaren: ze zijn zelf ondernemer doch
niet anders dan in schijn, eigenlijk zijn ze niets anders
dan agent van de groote onderneming. De heer Tulp
is zelf een sprekend voorbeeld hiervan. Ook hij is
zelf ondernemer, doch tenslotte is hij toch niets anders
dan commi8sionnair van een groote petroleummaat-
schappij. Spreker haalt aan een uitspraak van Walter
Rathenau, welke geldt voor Duitschland, doch toe
passelijk is op de geheele wereldeconomie
„Driehonderd personen, van wie elk al de anderen
„persoonlijk kent, beslissen over het economisch lot
„van het continent on zoeken hun opvolgers in hun
„eigen omgeving. Op het meest onpersoonlijke, meest
„demonstratieve arbeidsveld, waar het publiek der
„aandeelhouders volgens de statuten als souverein
„beslist over benoeming en ontslag, heeft zich in den
„loop van een menschenleeftijd een familieregeerint!
„gevormd, zoo gesloten als die van het oude Venetië".
En zooals Walter Rathenau, een van de grootsto
ondernemers in Duitschland, zich uitspreekt, is bet
overal. Een kloine groep van bankdirecteuren bo-
heerscht de gehoele economie van do wereldbevolking.
En wie dragen de lasten Deze worden gedragen
door de arbeidersklasse en den middenstand, die een
voudig wordt doodgedrukt door het groot kapitaal.
Gister heeft spreker onder de oogen van den Raad
gebracht een reeks van voorbeelden van associatie,
thans wil hij enkele winst-cijfers noemen uit een dier
ondernemingen, men ziet dan meteen, wie de duurte
van de woningen veroorzaken. De Naamlooze Ven- I
nootschap Overzeesch Hardhout Import-Mij. maakte I
dan de volgende winsten
45 pCt. over 1916.
63 pCt. over 1917.
60 pCt. over 1918.
38 pCt. over 1912.
30 pCt. over 1913.
17 pCt. over 1914.
17 pCt. over 1915.
Dit zijn de verschijnselen hoe het groot-kapitaal de
bevolking uitzuigt en dat moet ophouden. Wij moeten
krijgen een maatschappij, waarin gewerkt wordt door
allen en voor allen, waar de arbeidsopbrengst van den
maatschappelijken arbeid ten goede komt niet aan den
enkeling doch aan de gezamenlijke werkers. En dat
is nu niet het geval.
Het is tegen het belang der groote massa dat ons
maatschappelijk stelsel blijft zooals het is. Het is in
het belang der groote massa dat de eischen der sociaal
democraten worden verwezenlijkt. Deze dingen zouden
kunnon worden verwezenlijkt zonder gewelddadig op
treden, indien onze tegenstanders aan de maatschap
pelijke ontwikkeling ruim baan zouden willen geven.
Dat is echter niet te verwachten, en waar de burger
lijke maatschappij belust is op wapengeweld en in stand
wordt gehouden door wapengeweld, zal dat geweld
gebroken moeten worden en dat kan niet anders dan
met geweld. De verantwoordelijkheid ligt daarvoor
bij onze togenstanders, die met hun geweld de ont
wikkeling verhinderen. Daarvoor moet ook do burger
wacht dienst doen, die uitsluitend tegen ons in het
leven is geroepen, tegenover ons, die echter ongewa-
penden zijn.
Spreker vindt het verschrikkelijk van den Voorzitter
dat deze de burgerwacht hier heeft goedgekeurd. Men
stelt gewapenden tegenover ongewapenden, want wij
hebben do beschikking niet over wapenen. En daarbij
komt dat men, ten opzichte van die burgerwacht, ook
niet weet wat voor vleesch men in de kuip heeft.
Het kan wel een misdadigers-vereoniging zijn, spreker
althans ziet daarin, wanneer do leden het als een
liefhebberij beschouwen, een vereoniging van misda
digers. En zal aan die vereeniging in den vervolge
ook nog gomoenteterrein worden afgestaan om zich
daar te oefenen in het wapengeweld Spreker hoopt,
dat 't in oen geordende maatschappij niet zal kunnen
plaats hebben, dat een groep wapenen wordt verschaft
tegenover oen andere groep, en meent, dat het ook
in de gemeente Leeuwarden niet meer mag voorkomen.
De heer Tulp acht zich nu van twee kanten aan
gevallen, ten eerste door den heer de Vos op wiens
woorden hij thans niet verder wil ingaandeze kwes
tie wenscht hij hier niet uit te vechten en zich daar
mee hier langer bezig te houden.
Yan meer belang acht hij het, den heer Dijstra te
antwoorden, die in eene „zachte term" heeft te ken
nen gegeven, het zeer onvoorzichtig van spreker te
vinden dat hij gister dat telefonisch onderhoud heeft
medegedeeld.
Als de heer Dijstra daar echter aldus over denkt,
I begrijpt spreker niet dat do heer Dijstra het gesprek
telefonisch heeft behandeld. Spreker vindt dat er
onderwerpen zijn, die niet telefonisch moeten worden
behandeld, doch nu de heer Dijstra dit wel heeft
gedaan, begrijpt spreker niet, waarom hij deze mede-
deeling hier niet in het midden mag brengen. De
heer Dijstra deelde toch als lid der salaris-commissie,
spreker den voorzitter dier commissie, officieel mede,
dat hij door de revolutieweek van Troelstra ernstig
bezwaar maakte, verder met den heer Schaafsma in
die commissie samen te werken.
Beter waro het geweest dat de heer Dijstra spre
ker had opgezocht om het mondeling mede te deelen,
of zulks schriftelijk had gedaan. Het komt er voor
spreker niet op aan, in welken vorm de heer Dijstra
het deed, doch op den inhoud. Spreker betwijfelt niet,
of do heer Dijstra zou dit den heer Schaafsma ook
wel persoonlijk mededeelon, doch spreker meent, dat
daar, waar de heer Dijstra destijds bezwaar had met
den heer Schaafsma in ééne commissie samen te
werken, hij nu niet kan verklaren de houding van den
heer Dijstra, nu zijne partij niet met de S. D. A. P.
tot eene overeenkomst is gekomen.
De heer
doen".
Dijstra„U mocht het op deze wijze
niet
De heer Tulp meent dan, dat de heer Dijstra het
oiet por telefoon had moeten mededeelen, daar is dan
de telefoon niet voor, dan had de heer Dijstra als lid
der commissie spreker als voorzitter moeten bezoeken,
of het hem schriftelijk moeten meedeelen.
De heer Dijstra heeft ook bij 't spreken over de
wethouders-verkiezingen opgemerkt, dat sprekers
partij geen politieke ruggegraat had. Doch wat is de
kwestie? De heeren sociaal-democraten hebben hun
vragen gericht tot alle fracties en de rechtsen heb
ben geweigerd, op grond van hun meening. Sprekers
fractie heeft echter gemeend, er wèl met de S. D. A. P.
over te moeten praten en nu zal rechts niet kunnen
ontkennen, dat sprekers fractie feitelijk de aangewezen
fractie daartoe was. Want al zijn beide fracties niet
geheel gelijkdenkend, ze staan toch dicht naast elkaar
en daar komt bij dat sprekers fractie niet volstrekt
ja of amen op alles heeft gezegd, maar zeer zeker
ook haar voorwaarden heeft gestold.
Do heer Dijstra heeft nog gesproken van een poli
tieke salto mortale, welke sprekers fractie zou maken.
Doch wanneer de rechtsche groep met de S. D. A. P.
had moeten samenwerken, vreest spreker, dat deze
rechtsche groep een salto mortale had gemaakt, die
tot in 't oneindige was doorgegaan.
De heer Schoondarmark (wethouder) zou den raad
nog op een enkel punt attent willen maken. Toen
de heer Nijholt gister met zijn voorstel omtrent af
schaffing van het ambulantisme kwam, bevreemdde
dit spreker al, omdat men er thans voor den tweeden
keer mee kwam en het deed voorkomen, alsof er iets
nieuws bij was gekomen, n.l. dat er een 70,000.
door uitgespaard kon worden. Niets is echter minder
waar en het zal spreker dan ook aangenaam zijn als
do heer Nijholt er de rekening bij overlegt. De eene
berekening althans is heelemaal mis, n.l. de voor
stelling dat het bijzonder onderwijs de gemeente
30,000.-— zou kosten. Dat zal de gemeente niets
kosten, omdat het Rijk dit betaalt. Die 30,000.
kan dus vervallen. En nu zou spreker de overige
40,000.nog wel eons uitgerekend willen zien.
Hij heeft dit even willen aanstippen, opdat de Raad
niet zou denken, dat hier even 70,000.was te
verdienen.
De heer Lautenbach heeft zich tot nog toe buiten
de politieke beschouwingen trachten te houden, doch
waar de heer Schoondermark den rechtsen verwijt op
sociaal-democraten te hebben gestemd wil spreker een
korte verklaring hiervan geven.
Spreker zegt dan een van hen te zijn geweest, die
hebben gestemd op sociaal-democraten als leden van
de commissie van toezicht op het lager onderwijs.
En spreker zou zeggen en de heer Zandstra weet
dit ook dat dit de eerste keer niet is geweest. In prin
cipe is spreker niet zoo geweest, doch hij is het vroe
ger wel moeten worden, toen de radicalen en leden
van de rechtsche groep nog geheel van alle commis
sies worden uitgesloten en dikwijls nauwelijks fatsoen
lijk werden bejegend. Den heer Berghuis komt de eer
toe, den stoot er aan gegeven te hebben dat ook
andersdenkenden in de commissie werden benoemd.
Vroeger waren er sommige „lords" die in 5 of 6
commissies zaten, terwijl de andere partijen er in geen
enkele zitting haddon, zij werden toen natuurlijk allen
gepasseerd. En spreker wil zich nu niet leenen om
een machtige partij als de S. D. A. P. uit te sluiten.
Hij spreekt hierbij echter den wensch uit, dat de
genen, die met hem dezelfde meening zijn toegedaan,
bij voorkomende gelegenheden zijn partij met gelijke
munt zullen betalen. De wensch, dat Burgemeester
en Wethouders ook nota zullen nemen dat in den Raad
anti-revolutionnairen en christelijk-historischen zijn,
en bij benoemingen of voordrachten dat te doen blijken.
De heer Schaafsma (wethouder) wenscht nog even
het woord, heel kort. Door de heeren Visser en
Dijstra is thans weer gesproken over de revolutieweek,
de heer Dijstra heeft het over dit vraagstuk wel meer
gedaan. Spreker wil echter de raadszaal niet gebruiken,
om hierover te debatteeren en hij wil het nu herhalen
hij zal zijn tijd niet in beslag nemen voor een revolutie-