360 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 22 December 1919 Voortzetting der vergadering op Dinsdag 28 December 1919. De heer Jansen meent, dat men alleen dat moet aanschaffen wat hoogst noodzakelijk is. Voor eenige jaren is het gebeurd, dat er voor het vervoer van privaattonnen twee nieuwe wagens zijn aangeschaft. Deze zijn later als ondoelmatig ter zijde gezet; een er van is toen omgetimmerd, doch de andere staat nog steeds ongebruikt. Daarom wil spreker ernstig in overweging geven dat de keuze van dergelijke dingen oordeelkundig gebeurt. De heer Schaafsma (wethouder) zal met zijn ant woorden beginnen bij den heer Jansen. Spreker kan natuurlijk van wat voor twee jaar is geschied niet de verantwoording dragen, 't Is hem ook niet bekend, dat een van die wagens niet in gebruik is. Hij wil echter wel toezegging doen, dat wanneer er zoo iets nieuws moet worden aangeschaft, deskundige voor lichting zal worden gevraagd. Den heer Van der Werff kan spreker met diens eigen opmerking antwoorden, er is geen bergplaats voor, dat is de heele oorzaak. Als de wagens binnenkomen is er geen ruimte voor. De toestand is op 't oogen- blik zoo, dat alles absoluut veel te klein is. En om daar nu te maken overdekte plaatsen waar de wagens knnnen staan, dat is maar nagelaten, omdat het vraag stuk van de verplaatsing van het aschland urgent is geworden. Spreker wil echter wel toezegging doen om het materiaal, dat voor horstellingen wordt ge bruikt, zooveel mogelijk onder dak te brengen. De heer Tulp heeft het over 't zandstrooien en vraagt om dit meer te doen. We hebben echter nog een politie-verordening die den inwoners de verplich ting oplegt om tusschen 's morgens 8 en 's avonds 10 uur voor hun huis te strooien, als men last heeft van gladheid der straten. Als de inwoners daar echter niet aan voldoen De heer Tulp „Dan moet U maar eens bij mij komen De heer Schaafsma (wethouder): ,,U voldoet er aan nadat U door de politie bent gewaarschuwd." Spreker vervolgt, dat er pas een aanmerkelijke uit breiding is gekomen in het zandstrooien en dat kost de gemeente al tamelijk veel geld. Wanneer de Raad echter een wenk geeft, om het nog meer uit te brei den gebeurt dit. Doch spreker is van oordeel, dat wanneer de inwoners er zelf maar de hand aan houden, het strooien op den openbaren weg door de zorg van de gemeente voor een groot deel kan worden beperkt tot de drukste straten. De heer Tulp vraagt verder of uitbreiding der stallen wel absoluut noodig is. De invoering van de 45-urige werkweek heeft echter tengevolge dat men niet alleen meer personeel, doch ook meer paarden noodig heeft en dit laatste brengt mee dat men ook meer stallen moet hebben, daar is niet aan te ont komen. Dan spreekt de heer Tulp over het onderhoud van tuigen en dekkleeden. Omdat de heer Tulp zelf ook paarden houdt kan hij er over oordeelen. Spreker wil den heer Tulp dan ook toezeggen, dat hij met den directeur zal nagaan of deze post niet kan worden teruggebracht tot een kleiner bedrag. Spreker wil echter de opmerking maken, dat het van belang is, de materialen bij de zware wagens zoo goed mogelijk te doen zijn, omdat het niet in 't voordeel is, als men ze nu laat verwaarloozen. De heer Oosterhoff sprak over den beertander en sproeiwagen. Spreker wil opmerken dat ten tijde van de mobilisatie de sproeiwagen, door den heer Ooster hoff bedoeld, in orde zou worden gemaakt voor warm waterwagen. Of dit reeds gebeurd is, weet hij niet, doch als het niet het geval is wil spreker de opmer king van den heer Oosterhoff wel ia overweging nemen. Aanschaffing van een beertander is echter absoluut noodig, deze is niet alleen voor de beerputten, maar ook voor de rioolputten, die in de stad zijn. Het ledigen met de machine is veel economischer. De sproeiwagen is ook noodig. De vraag is ook besproken om er nog een nieuwe veegmachine bij aan te schaffen. Wanneer de stad zoo vuil is, vooral bij sneeuwval, dan doet men bij het bedrijf der reini ging voor het schoonhouden meer met een veegma chine en een sproeiwagen, dan met de beste losse krachten. Het eerste is tevens voor het bedrijf veel gemakkelijker en economischer. De veegmachine neemt de vuilnis op en de sproeiwagen komt er achteraan, dit is veel economischer dan handkracht. De heer Torpstra geeft in overweging om met vrachtauto's te beginnen. Spreker meent echter, dat Leeuwarden nog niet zoo'n groote stad is, dat men daar al mede moet beginnen. Spreker heeft het ge bruik in Den Haag gezien; men vervoert daar voor een groot gedeelte de vuilnis in vrachtauto's, doch deze kunnen alleen maar passeeren langs de groote en wijdere straten. Men zal dan hier ook voor een groot gedeelte nog de paarden en wagens moeten houden, n.l. in die straten waar men roet de vracht auto's niet rijden kan en niet rijden mag want dan mag de gemeente het zelf ook niet doen. Wanneer echter do verplaatsing van het aschland een feit is geworden, kan ook dit vraagstuk in ernstige overweging worden genomen en begonnen worden met het vervoer met vrachtauto's, als dit beter is. De heer Tulp zegt, dat wethouder Schaafsma zich beroept op do politieverordening omtrent het strooien, doch de heer Schaafsma vergeet dat er veel straten zijn waar geen woonhuizen staan, zooals de Pijlsteeg en het Schoenmakersperk. Er zijn dan ook verschei den menschen gevallen. En op do Spanjaardslaan is het, als ieder voor zijn deur een beetje strooit, toch lang niet voldoende. Verleden Zondag is er bij de Tuinsterbrug een juffrouw gevallen en heeft haar pols gebroken. En nu mag het strooien dan wat geld kosten maar dat zal niemand begrooten, 't is beter dat men daar 200.meer voor uitgeeft, dan dat er meer ongelukken plaats hebben. En wanneer het verplaatsen van 't aschland zoo urgent is, waarom wil men dan nog uitbreiding der stallen om een of twee paarden Wat het verwaarloozen der tuigen betreft, doordat men deze niet goed onderhoudt, spreker heeft zelf paarden met petroleumwagens, doch de heer Schaafsma mag bij hem komen kijken of het materiaal niet goed in orde is. De heer Schaafsma (wethouder) zegt dat de Pijlsteeg en het Schoenmakersperk op de kaart zwart zijn aan gegeven. Op 't Schoenmakersperk wordt wel degelijk gestrooid. De heer Tulp: „Als er genoeg gevallen zijn!" De heer Schaafsma (wethouder) meent, dat men toch moet toegeven, dat, wanneer het plotseling glad is geworden, de reiniging niet overal tegelijk kan zijn. Dat is niet mogelijk, men moet bij een bepaald punt beginnen. Men begint bij de reiniging en werkt elkaar dan in de gemeente tegemoet. Spreker wil echter wel in ernstige overweging nemen, dat er meer gestrooid wordt, vooral op de drukste punten. Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi frappeert de post van f 1000.voor bureau-behoeften. Spreekster kan zich voorstellen dat men een en ander noodig is, doch zoo'n post kan ze zich niet voorstellen. De heer Schaafsma (wethouder) kan mevrouw Buisman hieromtrent weinig toelichten. Op de primi Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 22 December 1919. 861 Voortzetting der vergadering op Dinsdag 23 December 1919. tieve begrooting voor 1920 van den directeur stond, dat men met f 1000.kon volstaan. Wil mevrouw Buisman echter, dat spreker den directeur in over weging zal geven zoo weinig mogelijk aan te schaffen, dan vindt spreker dit goed. Mevrouw Buisman Blok Wijbrandi: „Vindt U zelf den post ook niet hoog De heer Schaafsma (wethouder) kan daar thans vrij moeilijk over oordeelen, misschien het volgend jaar wel. De Voorzitter zegt, dat de heer Schaafsma er ook al aan heeft herinnerd, dat een ieder bij gladheid is verplicht zand te strooien voor zijn huis. Spreker wil daar nu ook nog eens in 't openbaar aan herin neren, hij zal dan een ernstige bespreking houden met den Commissaris van Politie, dat er niet meer moet worden gewaarschuwd. Ieder moet 't nu maar zelf weten, 't is een heele kleine moeite en men maakt het de reiniging veel gemakkelijker, waar deze niet in staat is direct de heele stad onder 't zand te zotten. Als ieder voor zijn eigen deur strooit, kan men het het publiek zoo gemakkelijk maken, en spreker wil hier dan nu ook verzekeren, dat er voortaan geen consideratie meer gebruikt zal worden. Als men 't voorbeeld neemt van het St. Antony Gasthuis, de menschen hebben daar het genoegen om een breed straatfront te hebben, maar ze zijn dan ook wel degelijk verplicht om daar zooveel te strooien, dat men er veilig kan loopen. Men heeft het genot ervan, 't is niet meer dan billijk, dat men den last er ook van heeft. Als het dan ook weer glad is, zal er geen consideratie meer worden gebruikt. De beraadslagingen worden gesloten. Volgno. 188 wordt onveranderd vastgesteld. Volgno. 189. Uitgaven ter zake van de bank van kening f 5455.25. De beraadslagingen worden geopend. De heer Da Vos vindt periodiek ieder jaar weer zoo'n groot bedrag, als thans ten bedrage van 5455. terug op de begrooting als tekort voor de bank van leening. Spreker vraagt hoe dat komt. De heer Berghuis (wethouder) zegt dat dit komt door de gelukkige omstandigheid, dat er zoo weinig van de bank van leening gebruik wordt gemaakt, zoodat deze zich niet meer in zijn eigen kosten kan bedruipen of men zou moeten overgaan tot rente- verhooging. Vroeger had men het geval, dat er geregeld groote bezendingen werden gedeponeerd, doch dit valt thans met meer voor. Nu heeft men daar alleen wekelijks de bekende klanten van Maandag op Zaterdag. En verder worden er maar heele kleine pandjes beleend, waarvan de rente-opbrengst zeer gering is. Vaak hijgt men van een pand maar 1 cent rente en een rente van l1/2 cent is al heel veel. 't Gevolg is dat bet bedrijf zich met zijn onkosten niet meer kan bedruipen. De heer De Vos „Laat men het dan opdoeken.'' De heer Dijkstra wil naar aanleiding van het door den wethouder gesprokene dan opmerken, dat het tijd wordt, dat er bij de bank van leening een reorganisatie plaats heeft, als dat ten minste practisch uitvoerbaar is. Spreker bedoelt minder porsoneel en de zaak ver kleinen. Men zal hem toch toegeven, dat voor het beleenen van groote hoeveelheden meer personeel noodig is dan nu, als men maar iy2 cent voor een pandje geeft. Een tekort van een 5000.— ieder jaar is dan ook niet noodzakelijk. De heer Berghuis (wethouder) zegt, dat deze kwestie ook wel degelijk bij het college in bespreking is ge weest. Een groot gedeelte van de bank is thans ver huurd aan de brandstoffen-commissie en als deze het niet meer gebruikt, zal spreker de eerste zijn om aan Burgemeester en Wethouders voor te stellen een ander en kleiner pand te zoeken voor de bank van leening. Het personeel kan echter al niet minder een boekhouder en een schatter moet men toch hebben. De beraadslagingen worden gesloten. Volgno. 189 wordt onveranderd vastgesteld. Volgno. 190 wordt onveranderd vastgesteld. Volgno. 191. Jaarwedde van den commissaris van politie f 4200. De beraadslagingen worden geopend. De heer Dö Boer zou gaarne bij dit punt, te zamen met den heer Nijholt, willen voorstellen een straf verordening in het leven te roepen tegen het opkoo- pen. Het voorstel luidt „In verband met de 7 Juni j 1. Staatsblad no. 311, afge kondigde wijziging in het Wetboek van Strafrecht stellen ondergeteekenden voor een gemeentelijke straf verordening in het leven te roepon op het opkoopen." Spreker zegt, dat reeds in meerdere gemeenten een dergelijke strafverordening bestaat. Het „Han delsblad" heeft onlangs betoogd, dat zooveel jongelui door opkoopers in de verleiding en tot diefstal worden gebracht. In welke mate dat nu hier in Leeuwarden het geval is en de strafverordening noodig is, weet spreker niet, doch hij meent wel dat het overweging- verdient, dat Burgemeester en Wethouders op dit voorstel prae-advies uitbrengen. De Voorzitter zegt, dat Burgemeester en Wethouders het voorstel overnemen. De heer De Boer spreekt over prae-advies, doch dat staat er niet, er staat „een verordening in het leven te roepen". Burge meester en Wethouders zullen echter gaarne het voorstel overnemen. De heer Nijholt wenscht bij dit punt ter sprake te brengen een onbillijkheid in de verordening op den nachtarbeid voor bakkerijen. Het punt is reeds eerder ter sprake gebracht, bij een groot deel der bakkers gezellen is op den 1 Mei-dag zeer sterke drang om vrij te hebben en dat is, zooals de verordening nu is, onmogelijk. Hij wenscht deze onbillijkheid op te heffen en dient daartoe het volgende voorstel in „De Raad, van oordeel, dat het ge wenscht is den bak kerijen gelegenheid te geven den dag vóór den 1 Meidag eerder met bakkersarboid te beginnen dan 's voormiddags 5 uur, noodigt Burgemeester en Wethouders uit met voorstellen tot wijziging van de verordening, voor komende in gemeenteblad no. 47 van 1918, te komen." De heer Tulp „Prae-advies zeker?" De Voorzitter„Neen, dadelijk maar stemmen."

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1919 | | pagina 34