368 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 22 December 1919,
Voortzetting der vergadering op Maandag 29 December 1919.
De Voorzitter antwoordt niet te kunnen verhelen,
dat Burgemeester en Wethouders met die plannen
nog niet ver zijn gevorderd en eigenlijk er maar
voorloopig van af zijn gestapt.
De beraadslagingen worden gesloten.
Volgno. 230 wordt onveranderd vastgesteld.
Volgno. 231 wordt onveranderd vastgesteld.
Volc/no. 232. Subsidie aan het Centraal Comité voor
uitzending van hinderen f 2000.—.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Jansen wil een vraag doen. Slaat dit op
alle kinderen
De Voorzitter meent, dat de zaak zoo is er zijn
vier vereenigingen die deze subsidie met elkaar ver
doelen in onderling overleg.
Spreker stelt nu voor onder volgno. 232 een post
232ffl in te lasschen onder den naam „Moederschaps-
zorg" en naar het voorstel van mevrouw Besuijen
dezen post voor memorie uit te trekken.
De heer IJ. de Vries vraagt, of dit wel een kwestie
is, die tot de competentie van den gemeenteraad be
hoort. Spreker meent, dat de zuigelingen-voorziening
niet behoort tot de zorg van de autoriteit. Wanneer
men voor een vereeniging, die door particulier initia
tief was opgericht, subsidie vroeg, zou spreker wezen
voor het verleenen daarvan, maar om de gemeente
hiermee geheel te belasten, daar heeft spreker bezwaar
tegen.
De heer Visser acht het een moeilijk feit, waarover
hij eigenlijk niet weet hoe te moeten stemmen. Me
vrouw Besuijen heeft gister wel een heel aardig betoog
gehouden, maar de techniek van wat zij bedoelt, het
hoe en in welken vorm een en ander wordt gedacht,
is spreker minder duidelijk. Mevrouw Besuijen heeft
wel in algemeen e termen het woord gevoerd en ook
wel haar systeem verdedigd, maar in welke verhou
ding de gemeente b.v. staat tot het consultatiebureau
en den inlichtingsdienst, is spreker niet duidelijk.
De heer Dijstra onderschrijft volkomen wat door
den heer Visser is gezegd. Spreker vraagt of het
voorstel van mevrouw Besuijen niet aan Burgemeester
en Wethouders kan worden gezonden om prae-ad vies.
Een en ander zal nog al wat geld kosten en nu kan
door het college worden onderzocht, welk bedrag
hiermee zal gemoeid gaan. Dit dient men toch te
weten. Spreker voelt veel voor het voorstel, doch
vindt het te vaag om er zoo over te beslissen.
De Voorzitter„Stelt u dan voor het in handen te
stellen van Burgemeester en Wethouders om prae-
advies."
De heer Dijstra doet dit voorstel.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het voorstel van den heer Dijstra om het voorstel
van mevrouw Besuyen inzake „Moederschapszorg" in
handen te stellen van Burgemeester en Wethouders
om prae-ad vies, wordt met algemeene stemmen aan
genomen.
Volgno. 232 wordt onveranderd vastgesteld.
De Voorzitter stelt thans voor, hierbij de vergade
ring af te breken. Tegen een voortzetting der ver
gadering op morgen heeft spreker persoonlijk geen
bezwaar, doch met het oog op den marktdag, die op
morgen valt, bestaat er bij verschillende leden wel
ernstig bezwaar tegen. Waarom spreker voorstelt,
do vergadering voort te zetten op a.s. Maandag 29
December des voormiddags 10 uur.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
Te 5 uur namiddags wordt de vergadering geschorst.
Op Maandag 29 December 1919 des voormiddags
te 10 uur wordt de vergadering heropend.
Alsdan zijn aanwezig 23 leden, te wetende heeren
Terpstra, Dijstra, mevrouw BesuijenLindeboom, de
heeren Van der Werff, Lautenbach, O. F. de Vries,
Schaafsma, Dijkstra, Tulp, Tiemersma, Van Weideren
baron Rengers, Zandstra, Postma, Collet, Berghuis,
Oosterhoff, IJ. de Vries, Fransen, Jansen, De Boer,
Schoondermnrk, mevrouw BuismanBlok Wijbrandi
en de heer Visser.
Afwezig de heeren De Vos en Nijholt.
V. De Voorzitter wenscht, alvorens verder te gaan
met de behandeling der begrooting, den Raad mede-
deeling te doen, dat hij op grond van artikel 70 der
Gemeentewet en naar aanleiding van de benoeming
van den heer P. van der Molen en mejuffrouw A.
Oosterling tot leden van de Commissie van Toezicht
op het Lager Onderwijs, het volgende besluit heeft
meenen te moeten nemen
De Burgemeester van Leeuwarden,
Gezien het besluit van den Raad dier gemeente van
22 December 1919, waarbij tot leden der commissie
van toezicht op het lager onderwijs in die gemeente
worden benoemd de heer P. van der Molen en me
juffrouw A. Oosterling, respectievelijk onderwijzer en
onderwijzeres bij het openbaar lager onderwijs in die
gemeente
Overwegende, dat de Raad zelve even te voren in
dezelfde vergadering duidelijk heeft doen blijken, dat
hij het zelfs in strijd met het algemeen belang acht,
dat een lid van het bestuur van een Vereeniging,
die een Middelbare school exploiteert, lid is van de
commissie van toezicht op het Middelbaar Onderwijs,
overwegende, dat hij do benoemingen van den heer
Van der Molen en mejuffrouw Oosterling eveneens
strijdig acht met het algemeen belang, waar deze per
sonen o.a. toezicht op zich zelf zonden moeten uit
oefenen
gezien artikel 70 der Gemeentewet;
besluit
genoemd besluit van den Raad der gemeente Leeu
warden, waarbij de heer P. van der Molen en mej.
A. Oosterling benoemd zijn tot leden der commissie
van toezicht op het Lager Onderwijs, niet ten uitvoer
te brengen.
Hiervan kennis te geven aan den Raad der ge
meente Leeuwarden en Gedeputeerde Staten van
Friesland.
De heer Tulp merkt op, dat 't geen de Voorzitter
thans in 't midden brengt, de vraag is geweest, die
spreker vóór de benoeming heeft gesteld, n.l. of nu
bij deze benoeming niet hetzelfde bezwaar bestond,
wat pas door den wethouder van Onderwijs bij een
andere benoeming was opgeworpen. Spreker heeft
toen van den wethouder een ontkennend antwoord
gekregen, misschien is de vraag toen niet tot hem
doorgedrongen. Maar spreker heeft nog gezegd:
„Wanneer wij den heer Wouda nu niet mogen kiezen
omdat deze zichzelf moet controleeren, hoe gaat dit
dan bij de onderwijzers zelf?"
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 22 December 1919, 369
Voortzetting der vergadering op Maandag 29 December 1919.
De Voorzitter moet daarop antwoorden, dat hij zelf
niet. weet, dat deze vraag is gesteld, hoewel hij er
niet aan wil twijfelen dat de vraag wèl is gesteld
en is beantwoord zooals de heer Tulp zegt.
Nu er echter toch over gesproken wordt, wil spre
ker wel zeggen, dat zijn eenig motief is, dat deze
personen zijn actief aan het ouderwijs deelnemende
onderwijzers en daardoor niet toelaatbaar als lid van
de Commissie van Toezicht op het Lager Onderwijs.
Er zitten nog wel meerdere kwesties aan vast, doch
die wenscht spreker nu buiten beschouwing te laten.
Spreker acht deze benoeming daarom in strijd mot
het algemeen belang en nu niet alleen, waar het
meer speciaal onderwijzers betreft, doch in 't alge
meen ook bij andere personen die lid zijn van een
commissie en daardoor op zichzelf zullen moeten toe
zien. Dit principe is ook eerst door den Raad ge
huldigd, waarom spreker meent, niet absoluut in
strijd met den geest van den Raad te hebben ge
handeld.
Sprekers meening en motief is enkel en alleen dat
doze benoeming in strijd is met het algemeen belang.
De heer Zandstra wil opmerken, dat in de wet-
Do Visser een plan wordt ontwikkeld, dat dan be
paald in strijd moet zijn met hetgeen de Voorzitter
voorstelt. De bedoeling van die wet is, dat in de
Commissie van Toezicht zitting hebben onderwijzers,
ouders en leden van den Raad. Als het nu zoo met
het algemeen belang in strijd is, dat onderwijzers
daarin zitting hebben, zou dit toch niet in de wet
zijn opgenomen. Spreker meent, dat men hier niet
behoeft te wachten op de wet, die komt, en dat hier
mee een volksbelang geschaad wordt komt spreker
niet goed gezien voor. In Zwolle zitten ook onder
wijzers in de Commissie van Toezicht.
Do Voorzitter: „Bedoelt U de ontwerp-onderwijs-
wet?"
De heer Zandstra „Ja".
De Voorzitter wil er dan opmerkzaam op maken,
dat in de nieuwe ontwerp-wet het wezen van de
heele Commissie van Toezicht verandert. Het toezicht
gaat er uit en het wordt een Commissie van Advies,
zoodat men dan ook niet kan spreken van een Com
missie van Toezicht maar van een Commissie van
Advies. Het wordt dan dus een geheel andere zaak,
dan is er geen bezwaar om er onderwijzers in te be
noemen, maar zoolang het een Commissie van Toe
zicht is, mag dit, volgens sprekers meening, niet
plaats hebben.
De heer Schoondermark (wethouder) had niet ge
dacht, dat deze materie nog tot een dergelijk debat
aanleiding zou geven. Spreker zegt tot zijn groote
verwondering van den heer Tulp te hebben gehoord,
dat hij op diens vraag ontkennend heeft geantwoord
spreker moet eerlijk zeggen, dat hij zich daar niets
van herinnert. Is do vraag misschien over den Voor
zitter heen of tusschentijds gedaan? Dan kanspreker
ook licht zooiets ontkomen, dan is zoo'n abuis heel
wel denkbaar.
Spreker wil echter in dit verband de heeren er
even aan herinneren, dat hij juist den Raad er bij
een benoeming even te voren op gewezen heeft, dat
de mogelijkheid bestond, dat door die benoeming
iemand op zichzelf zou moeten toezien. En het deed
spreker toen juist zoo bijzonder veel genoegen, dat
de Raad sprekers opmerking ter harte had genomen.
Deze kwestie is ook door den Voorzitter aan Gede
puteerde Staten meegedeeld.
Later is ook gebleken dat de zaak door verschil
lende leden niet goed is begrepen. Dit bleek ten
minste uit een antwoord van den heer Lautenbach,
die gezegd heeft, ook op de sociaal-democraten in
de onderwijs-commissie te hebben gestemd, omdat
daarin vertegenwoordigers van alle partijen zitting
moesten hebben. Doch spreker wil er dan attent op
maken dat in de schoolcommissie zitting hebben
sociaal-democraten
De heer Do Boer: „Maar een!"
De heer Schoondermark (wethouder) zegt dan dat
er zitting in hebben een sociaal-democraat, een christe-
lijk-historische, een katholiek en een Israëliet en ook
zijn daarin de dames vertegenwoordigd en dat alles
is geschied op verschillende wenken, gegeven door
den Raad. De Raad heeft er de schoolcommissie op
gewezen en de schoolcommissie heeft aan het ver
langen voldaan. En ziet, nu in een keer en blijk
baar heeft de heer Lautenbach het vorige niet ge
weten nu in eens moeten er twee sociaal-demo
craten bij. 't Is wel gek, maar 't maakt toch een
vreemden indruk, dat even te voren met behulp van
de sociaal-democraten een anti-revolutionnair in de
commissie benoemd was, terwijl direct daarop 2
sociaal-democraten er in worden benoemd.
En nog eens wil spreker er den nadruk op leggen,
dat hij er zich niets van kan herinneren, dat de be
doelde vraag door den heer Tulp is gesteld en dat
hijzelf daarop een ontkennend antwoord heeft ge-
gegeven.
De heer Tulp zegt, toen het woord aan den Voor
zitter te hebben gevraagd en openlijk de vraag te
hebben gesteld, of bij deze benoeming niet hetzelfde
bezwaar gold als wat de Wethouder even te voren
had geopperd.
De heer De Boer bevestigt ook, dat de vraag van
den heer Tulp zeer duidelijk is gesteld en dat er
door den Wethouder van Onderwijs zeer duidelijk op
is geantwoord, dat er geen bezwaar was.
In antwoord aan den heer Schoondermark wil spre
ker zeggen, dat het betoog, dat alle partijen in de
schoolcommissie zitting zouden hebben, kant noch
wal raakt. Men zal toch niet willen beweren, dat
dames een bepaalde politieke partij vertegenwoordigen
en Israëlieten ook niet. De commissie is integendeel
zeer zonderling samengesteld; er zit maar één sociaal
democraat in, hoewel 2/5 deel der bevolking sociaal
democraten stemt. De commissie was voor een groot
gedeelte liberaal en wanneer niet in de vorige raads
vergadering anders was beslist, zou dit nog zoo zijn.
En dat bezwaar omtrent het toezicht acht spreker
ook wel wat ver gezocht, de werkzaamheden der
commissie bestaan toch in hoofdzaak in het geven
van adviezen, het eigenlijke toezicht is de taak van
het rijksschooltoezicht.
De Voorzitter moet nog mededeelen, dat indien
binnen 30 dagen geen schorsing van de verkiezing
van de leden der Commissie van Toezicht op het
Lager Onderwijs is bekomen, de benoeming van
kracht is.
Spreker stelt thans voor zijne mededeeling voor
kennisgeving aan te nemen.
Dienovereenkomstig wordt met algemeene stemmen
besloten.
VI. Wordt doorgegaan met artikelsgewijze behan
deling der begrooting, te beginnen bij
Volgno. 233. Jaarwedden der onderwijzers aan de
openbare scholen f 371,685.