870 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 22 December 1919,
Voortzetting der vergadering op Maandag 29 December 1919.
De beraadslagingen worden geopend.
De Voorzitter merkt op, dat bij dezen post een
amendement is ingekomen van de hoeren Nijholt en
De Boer om den post te verlagen met 40,000.
te verkrijgen door afschaffing der ambulante hoofden.
De heer De Boer zou gaarne over het heele hoofd
stuk Onderwijs eenige woorden willen zeggen, vooral
omdat enkele dingen, die hij wenscht naar voren te
brengen, niet bij een post zijn onder te brengen.
Waarom hij het dan ook wenschelijk acht de geheele
onderwijskwestie in een keer af te doen.
In de eerste plaats wil spreker mededeelen, dat hij
besloten heeft het voorstel van den heer Nijholt en
hem, inzake afschaffing van het ambulantisme, als
volgt te wijzigen
„Ondergeteekende stelt voor, teneinde tot een ge
leidelijke afschaffing van het ambulantisme te komen
om de onnoodige onkosten voor het lager onderwijs
te verminderen, den post 233 met ƒ1.te verminderen".
Spreker zal dit voorstel aanstonds nader toelichten.
Wanneer wij den toestand van het lager onderwijs
in deze gemeente en in andere gemeenten bezien,
dienen we ons in de allereerste plaats de vraag te
stellen in hoeverre slaagt het onderwijs en wat blijft
er van het genoten onderwijs beklijven
Nu spijt het spreker, dat noch uit de thans over
gelegde begrooting, noch uit het jaarverslag eenig
materiaal is te putten, hoe het resultaat van het onder
wijs dit jaar is geweest. Hij zou dan ook gaarne zien,
dat in het volgende jaarverslag gegevens voorkomen
die antwoord geven op de volgende vragen
le. Hoeveel leerlingen verlaten jaarlijks de school
en welke klasse hebben ze het laatste leerjaar door-
loopen
2e. Hoe is de schoolbevolking, wat de leeftijden
betreft, over de verschillende klassen verdeeld
Wanneer we die gegevens onder de oogen krijgen
hebben we eenigen kijk op de samenstellling van de
schoolbevolking en eenigen kijk op de resultaten
van het lager onderwijs zelve.
Wanneer we nu kennis krijgen van 't geen menschen,
die de lagere school hebben doorloopen, presteeren,
komen we tot de overtuiging, dat het onderwijs nog
niet aan alle doeleinden beantwoordt. In de vakver-
eenigingen en ook in andere gevallen blijkt toch her
haaldelijk, dat de menschen nog niet in staat zijn
een eenvoudige vakvereenigings-administratie te voeren
of b.v. de notulen eener vergadering op te maken.
Dat zijn twee criteria.
Het verschijnsel is niet alleen op Leeuwarden van
toepassing, doch over bijna het geheele land open
baart zich deze leemte en spreker meent dan ook,
dat er ten opzichte van het onderwijs nog een enorme
verbetering dient aangebracht te worden, ook in deze
gemeente. Daarvoor wil spreker even nagaan, wat er
in deze gemeente zooal besteed wordt aan het lager
onderwijs.
In vergelijking met de gemeente Amsterdam zien
we dan, dat Leeuwarden een nog niet al te best figuur
maakt. Amsterdam geeft per leerling van de lagere
school uit f 88.76 en Leeuwarden 77.25 dus ruim
11.- minder, of per hoofd der bevolking succes
sievelijk 8.75 en 7.86, of nog anders gezegdde
gemeente Leeuwarden geeft per leerling slechts 84
procent uit van 't geen Amsterdam daarvoor besteedt.
Verschillende factoren werken hier natuurlijk toe mee,
zooals hoogere salarissen en duurdere leerkrachten in
Amsterdam, maar daar heeft men dan ook minder
leerlingen per klas dan in andere gemeenten, waar
onder ook Leeuwarden.
Bij de behandeling van den bouw eener nieuwe
school in de voor-vorige vergadering heeft spreker
het reeds ter sprake gebracht en hij wil dit nogmaals
doen, dat in Leeuwarden over 't algemeen de scholen
veel te sterk bevolkt zijn. Hij wil alle cijfers, toen
naar voren gebracht, niet weer opnoemen, alleen deze
gegevens wenscht hij nogmaals onder de aandacht te
brengendat in Leeuwarden 45 van de 142 of 35
procent van alle klassen een schoolbevolking heeft
van meer dan 30de gemiddelde sterkte is 35%
leerling. Deze bevolking is veel te groot. Sprekers
conclusie hieruit is dan ook, dat er niet éèn maar
meerdere scholen noodig zijn, en vooral ook met het
oog op den toestand van sommige lagere scholen in
deze gemeente, dient hij de volgende voorstellen in:
„Ondergeteekenden stellen aan den Raad voor, zoodra
in het tekort aan schoolruimte zal zijn voorzien, de
scholen op het Oldehoofster Kerkhof en in de Bagijne-
straat buiten werk te stellen."
en verder
„Ondergeteekenden stellen voor twee O. L. scholen
te bouwen, teneinde in het tekort aan schoolruimte
te voorzien."
Tot den bouw van één school is reeds besloten, 't
is dus de bouw van de tweede school, waarvan in dit
laatste voorstel wordt gesproken.
Dan zou spreker graag even een woord zeggen over
de kosten van het lager onderwijs.
Zoo pas heeft hij reeds de cijfers van Amsterdam
in verband gebracht met die van Leeuwarden, waaruit
blijkt, dat Amsterdam meer kosten per leerling en
per hoofd der bevolking besteedt dan deze gemeente.
Met het oog op een verbetering van het onderwijs
door de klassen te verkleinen, is het voorstel gedaan
om over te gaan tot den bouw van twee scholen.
Dit zal ten gevolge hebben, dat de kosten van het
onderwijs vermeerderen. Deze meerdere kosten dienen
nu op een andere wijze gevonden te worden en om
nu geen bezwaar te hebben tegen de meerdere kosten
is het voorstel ingediend om het ambulantisme af te
schaffen. In Den Haag is de gemeenteraad, ook de
rechter zijde, tot de conclusie gekomen, om de kosten
van het onderwijs te verlichten, tot geleidelijke af
schaffing van het ambulantisme over te gaan. Van
den wethouder van onderwijs heeft spreker daar
omtrent ook nog geen oordeel gehoordverschillende
leden van den Raad hebben op de meening van den
wethouder gezeild, doch deze heeft zich er nog niet
over uitgelaten.
Spreker acht het in dit verband niet van belang
ontbloot, de meening daar te stellen van dr. Gunning,
schoolopziener te Amsterdam, die aantoont, dat het
ambulantisme niet is in het belang van de school,
maar verklaart, dat de gelden, aan het ambulantisme
besteed, als het ware weggeworpen gelden zijn. Hij
heeft zijn meening in een 8-tal conclusies neergelegd
en deze zijn
„Dr. Gunning noemt het stelsel van ambulante
„hoofden ondeugdelijk, omdat het
le. „van den man, die uitgezocht en aangesteld
„is om de paedagogische leider der school te zijn,
„een administratief ambtenaar maakt;
2e. „noodzakelijk er toe leidt en verleidt dien
„ambtenaar steeds meer administratieve bezigheden
„op te dragen en dus
3e. „de beste krachten van het hoofd braak laat
„liggen of verzwakt, ook omdat
4e. „onder normale omstandigheden de specifieke
„werkzaamheden van het hoofd controle en leiding
„die zonder tegenspraak onmisbaar is niet vol
doende zijn om zijn tijd te vullen en
5e. „nimmer er op den duur tegen bestand is,
„als zijn verplichte ambtsbezigheden hem te veel
„vrij laten, voorts omdat
6e. „het paedagogisch rendement van de hem opge
dragen lesuren gering, ja vaak denkbeeldig isvoorts
„omdat het
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 22 December 1919. 371
Voortzetting der vergadering op Maandag 29 December 1919.
7e. „ongewenschte verhoudingen en verkeerde toe-
bestanden geschapen heeft en onderhoudt en ten slotte
8e. „omdat het steeds verkeerd is een algemeene
„regeling te baseeren op uitzonderings- of overgangs
toestanden."
Dit is het oordeel van, spreker zou haaat zeggen,
de beste paedagoog van ons land, die jaren lang met
zijn werkzaamheden in het lager onderwijs is geweest
en dus voldoende daarvan op de hoogte is.
Spreker is niet in staat met juistheid te zeggen,
welke besparing de afschaffing van het ambulantisme
hier zal opleveren, maar is van meening dat het wel
een 30000.tot 40000.zal beloopen, als het
geleidelijk wordt afgeschaft. Verder zal het tengevolge
hebben, dat men betere verhoudingen krijgt in de
school en bij afschaffing van het ambulantisme krijgt
men een wijziging in de schoolorde, die demogelijk
heid opent, om deze meer democratisch te maken.
En dat is ook noodig. Welke verhouding er thans is
in de school kan men eerst nagaan, wanneer men ziet
wat staat in gemeenteblad van 1911 no. 26, bevattende
de verordening van orde en tucht voor het lager on
derwijs. Dan zien we, als we dit gemeenteblad heele-
maal doorzien, dat het hoofd heelemaal de man is, men
zou het haast kunnen samenvatten, voor wat het hoofd
der school betreft, met „hij zorgt"omdat elk artikel
weeraan begint met „hij zorgt", 't Is als uit het sprookje
van „Vrouw Zorg". Doch het is noodzakelijk, dat ook
anderen die zorg eens met hem deelen, omdat hij er anders
onder zal bezwijken Maar bovendien, wanneer de on
derwijzer van den nieuweren tijd niet de volle mede
zeggingschap zal krijgen, zal het onderwijs er geweldig
onder lijden. Het onderwijs is zijn levenstaak en dit
heeft ten gevolge, dat wanneer hij alleen heeft uit
te voeren wat hem wordt opgedragen, wanneer hij
geen zelfstandige, zelf uit te voeren taak in de school
I krijgt, hij zijn beste krachten niet kan geven aan
I het onderwijs.
In verband daarmee wenscht spreker voor te stellen
I de volgende motie aan te nemen
„De Raad van Leeuwarden spreekt als zijn meening
I uit, dat de verordeningen regelende het lager onderwijs,
zoodanig behooren te worden herzien, dat aan de
leerkrachten der school volledige medezeggingschap
I wordt gegeven in de regeling der schoolzaken
noodigt Burgemeester en Wethouders uit in den
loop van het jaar 1920 met voorstellen tot wijziging
der betrekkelijke verordeningen bij den Raad te komen."
In verband hiermede wenscht spreker te wijzen op
de regeling, gemaakt op het houden van schoolver-
I gaderingen. De bevoegdheid van de onderwijzers tot
I eenige medezeggingschap in schoolzaken gaat hier
nog niet zeer ver. Artikel 2 der verordening begint met
I te zeggen onderwerpen van bespreking kunnen zijn
I en dan volgt, waarover gesproken kan worden. Hier
I had echter moeten staan onderwerpen van bespreking
I moeten zijn. Aan de hoofden is thans nog volkomen
I vrijheid gelaten, te behandelen wat zij wenschen.
I Een voorbeeld is wel het volgende, hoe zij de zin-
I snede kunnen uitleggen. In artikel 2, onder de punten
h en i, staat, dat een punt van bespreking kan uit-
I maken het verslag van het schoolhoofd aan den com-
I missaris hunner school. De schoolhoofden Sijtstra en
Hoeneveld wenschen dit verslag echter niet aan de
vergadering over te leggenmen kan nu meteen
nagaan of de verordening juist is. In het belang van
bet lager onderwijs is het gewenscht, dat de onder
wijzers in de school volle medezeggingschap krijgen
in wat daar behandeld moet en zal worden. Men
dient er het onderwijs en de onderwijzers mee, als
deze een zelfstandige taak in de school krijgen.
Er wordt tegenwoordig veel gesproken over Arbeits-
freudiehkeit", om bij het groote personeel de arbeids
vreugde op te voeren door medezeggingschap in de
bedrijven, m. a. w. een bedrijfsdemocratie in te voeren.
In de bedrijven is dit thans nog niet mogelijk, doch
in de scholen kan men wel die arbeidsvreugde be
vorderen het gehalte van den arbeid zal daar zeker
door winnen.
Daar zijn voorstel een goed onthaal moet vinden,
acht spreker het noodzakelijk een paar woorden aan
het onderwijs in de scholen zelve te wijden. Het is
bekend, dat er van verschillende kanten geklaagd
wordt over overlading bij het lager onderwijs met
schoolwerk. Spreker heeft hier uit „De Katholieke
School" een citaat, waarin gezegd wordt, dat het
meegeven van huiswerk en de stelselmatige overlading
als het ware het vagevuur is voor de jeugd. En ten
opzichte van het middelbaar onderwijs krijgt men
ook typeerende staaltjes onder de oogen. Spreker
citeert als voorbeeld daarvan het volgende onder het
motto „Kinderkost".
„Volgens „De Volksschool" worden onderstaande
„vragen opgegeven als repetitie-vragen aan leerlingen
„van de le klas II. B. S., 3-jarigen cursus, Marnix-
„straat, dus aan kinderen van 12, 13 en 14 jaar.
„le. Bespreek de ontwikkeling van Perzië en doe
„daarbij vooral uitkomen, hoe Perzië voor Griekenland
„en Griekenland voor Perzië gevaarlijk werd.
„2e. Maak een vergelijking tusschen Midden- en
„Zuid-Griekenland. Ga hierin vooral na de verschil
lende karakters der beide gebieden. Hun beteekenis,
zoowel op 't gebied van de staatkunde, de inrichting
„van den staat als het aandeel in de Perzische
„oorlogen."
Dat zijn een paar onderwerpen, waar flink gestu
deerden, die een voldoenden leeftijd bereikt hebben,
een volledige taak aan hebben. En dat is opgegeven
aan kinderen van 12, 13 en 14 jaarEn dit is een
algemeen voorkomend verschijnsel. In de lagere scholen
richt men zich nu niet op de draagkracht van het
kind, maar op de verder gelegen instellingen, het
hooger en middelbaar onderwijs. Deze geven het
program aan voor het lager onderwijs en met dit
systeem moet worden gebroken. Alleen het kind moet
zelf aangeven hoeveel het kan. Als de onderwijzer
medezeggingschap heeft in de schoolzaken, zal daar
mede meer rekening worden gehoudende man, die
voor de klas staat, weet precies hoeveel het kind
kan verwerken. En hiermede wordt geen rekening
gehouden door de „Streberei", welke voortkomt uit
de zucht om te willen schitteren en het „als ze maar
overgaan naar een hoogere inrichting".
Als de onderwijzers dan het brevet van luiheid op
zich nemen, doordat ze hun werkzaamheden ten
opzichte van het huiswerk beperken, dan wil spreker
toch constateeren, dat deze onderwijzers meer doen
voor de volksontwikkeling dan die onderwijzers,
welke die taak steeds meer uitzetten.
Spreker wil nog even wijzen op het karakter van
enkele leermiddelen in de school.
In den oorlog hebben groote gevaren geschuild in
eng begrepen nationalisme en chauvinisme. Doch in
sommige leermiddelen schuilen diezelfde gevaren en
als we deze nagaan blijkt dan ook, dat enkele den
toets der critiek niet kunnen weerstaan. Met betrek
king tot de zangboekjes is het schandelijk wat men
aan jonge kinderen durft voor te zetten, 't is dikwijls
zuiver chauvinisme. En ook is dit het geval met de
versiering van de scholen met allerhande platen, op
de Yaderlandsche Geschiedenis betrekking hebbende
en een of andere moordpartij voorstellende. Voor de
zedelijke ontwikkeling der kinderen is het niet ge
wenscht dat zij voortdurend een voorstelling krijgen
van den moord op Willem den Zwijger of op Fioris
de Vijfde. Misschien is het noodig voor het onderwijs
in de Vaderlandsche Geschiedenis dat zij dergelijke
dingen af en toe eens onder de oogen krijgen, maar
versieringen van de school mogen dergelijke dingen
geenszins uitmaken.