382 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 22 December 1919. Voortzetting der vergadering op Maandag 29 December 1919. stelling, op den duur verloopen is. Er kwamen geen klachten over het eten, maar de voeding is geheel verloopen. Misschien dat mevrouw Buisman, die in een der commissiën zitting heeft gehad, daaromtrent nadere inlichtingen kan geven. Het vorig jaar zijn de kosten van deze voeding ondergebracht bij crisis-uitgaven, terwijl de post nu moet worden beschouwd als een uitvloeisel van het betreffende artikel der Leerplichtwet, opdat het onder wijs voor alle kinderen vruchtdragend zij. Het voor stel van den heer Zandstra wil nu den post in plaats van voor 1000.voor memorie zien uitgetrokken, met de bedoeling, omdat het bezwaarlijk is aan te nemen, wat wel uitgegeven zal worden. Spreker vreest echter, dat juist met een memorie-post wel eens het omgekeerde zou kunnen plaats hebben, dat er minder werd uitgegeven dan f 1000.Die 1000.zal te weinig zijn, doch hoeveel weten we niet, doch dat bedrag zal dan toch wel degelijk worden uitgegeven. Het. systeem om den cijferpost, die cijferpost is te veranderen in memorie, is naar sprekers meening verkeerd, omdat men in den loop van het jaar den memorie-post. toch moet veranderen in een cijferpost. Zoo is in de practijk nog al eens voorgekomen, dat de uitgaven alreeds gebeurd waren, voordat de post was toegestaan en met een goede begrooting moet dat toch in den loop van het jaar niet voorkomen. Spreker zou dan ook de geachte voorstellers willen aanraden, den cijferpost te laten staan en deze des noods te doen verhoogen. Het uittrekken voor memorie is een mooie manier om 't volgend jaar vast te loopen, omdat men nu toch positief weet, dat er iritgaven zullen plaats hebben. De heer Zandstra zegt, dat het wel degelijk de bedoeling is om den post te verhoogen. Maar het is zoo moeilijk een juist bedrag te noemen, en om nu maar in het wilde om te slaan is ook niet goed. Doch 1000.is beslist te klein. 't Is ons gelukkig afgegaan, dat de winter niet zoo bar is geworden als hij zich in November voor deed. Als dat was gebeurd, had men ten opzichte van dezen post ook heel wat meer moeten besteden toen in November de koude zoo streng inviel, is men toch ook reeds met klompenuitdeeling begonnen, 't Gaat ons werkelijk goed af met dezen zachten winter. Ook in verband met zoodanige omstandigheden is het zeer moeilijk een bepaalde som te noemen. Als men 5000.neemt, weet men ook niet of men genoeg, dan wel te weinig heeft. Do kwestie is zeer moeilijk. Doch spreker wil wel, om het college ter wille te zijn en om het belang van de zaak zelve, zijn voorstel veranderen, zoodanig, dat wordt voor gesteld in plaats van 1000.een som van f 5000. uit te trekken. De Voorzitter wonscht er nog eens op te wijzen, dat bij het uittrekken voor memorie juist het omge keerde zal plaatsen hebben van wat de voorstellers bedoelen, omdat het college geen cent zal uitgeven, voordat er een cijferpost op de begrooting staat. Bur gemeester en Wethouders geven niet uit op een memoriepost, voor deze veranderd is in een cijferpost. In een volgende vergadering zal de post dus dan toch veranderd moeten worden laat men het dan liever direct doen. De heer Zandstra„Wij willen dus het voorstel intrekken en een nieuw indienen om den post te ver hoogen tot f 5000. De heer Bsrghuis (wethouder) wou toch den heeren voorstellers den raad geven, dezen post te laten zooals hij is. De post kan dan toch wel worden overschreden, in 1918 is ook wel gebleken, dat Burgemeester en Wethouders dit, met medewerking van den Raad wel wilden, dat zij wilden helpen waar geholpen moest worden. Waarom spreker het 't beste acht, dit aan't college over te laten, waar het college toch ook bij den Raad moet komen om den post te verhoogen. Is een som van 1000.een greep in 't wilde, een som van 5000.is dit evengoed. Daarom acht spreker het 't beste, dat men den post eenvoudig laat staan. De heer De Boer zegt, dat de woorden van den wethouder van financiën invloed op hem hebben gehad. Spreker is in de veronderstelling dat/1000. nergens naar lijkt, maar 5000.best mogelijk ook niet. Als men naar do cijfers in andere gemeenten ziet, dan blijkt, dat in Amsterdam per lid der school bevolking f i.83 wordt besteed. Wanneer men dat voor Leeuwarden zou omslaan, de bijzondere scholen er ook bij gerekend, kwam men op een bedrag van 14,000.a 15,000.Nu weten we wel niet, in welke mate het hier noodig is, maar 1000.is dan in ieder geval beslist veel te weinig. Wanneer nu 't geen door den wethouder van financiën is gezegd, heteekent, dat men zich met die 1000.in principe uitspreekt en dat Burgemeester en Wethouders daarmede toezegging doen, dat ze voeding en kleeding in ruime mate zullen verstrekken, dan kan spreker daar wel in meegaan. Hij wil er echter toch nog even op wijzen, dat in een kleinere gemeente als Opsterland een belangrijk hooger bedrag wordt besteed, n.l. in 1915 1172.En op 't oogen- blik zal ten gevolge van de ondervoeding de voedsel- verstrekking nog in wel meerdere mate noodig zijn, dan in de crisisjaren. Doch wanneer spreker de toe zegging krijgt van het college als zooeven bedoeld, willen de voorstellers hun voorstel wel intrekken. Do heer Lautsnbach zegt met den heer Zandstra dat het vanzelf spreekt, dat men geen kinderen met theorieën kan voeden. Dit staat voorop, de gemeente moet hulp bieden. Doch wel is het een vraag hoe het onderzoek gaat ten opzichte van de kinderen, die het noodig hebben. Spreker weet niet, wanneer het is gebeurd, maar hij was toen nog geen lid van den Raad, toen door een deskundige is meegedeeld, dat toen het eten kosteloos werd verstrekt, een groot aantal kinderen met lepel en vork in school kwamen, maar dat, zoodra voor het eten 5 cent vergoeding werd gevraagd, de toevloed direct met 1/3 is verminderd. Men mag de kinderen maar niet liefdeloos met de holle maag wegsturen, maar toch acht spreker eenige controle ten opzichte van het al of niet behoeftig zijn wel noodzakelijk. De heer Dijstra zegt, dat zijn meening in dezen wel bekend is, n.l. dat hij een principieel tegenstander is van de schoolvoeding. Zooals het plaats heeft, onderschrijft hij echter volkomen de woorden van zijn geachten partijgenoot, dat geen kind mag verhongeren en dat het er zelfs niet op mag lijken, dat daar gevaar voor bestaat. Omtrent deze kwestie heeft spreker thans geen afwijkende meening; dat hij zich op oogenblik hierbij zal neerleggen is alleen hierom, dat hij voor zichzelf overtuigd is, dat de toestand waarin een massa kinderen nu verkeeren, nog verre is van normaal. Maar spreker wenscht hier meteen bij te verklaren, dat hoewel hij zich dezen keer bij de zaak zal neerleggen, dit absoluut niet wil zeggen, dat h'J van zijn groote bezwaren te dezen opzichte afstann heeft gedaan. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 22 December 1919. 383 Voortzetting der vergadering op Maandag 29 December 1919. Mevrouw Buisman -Blok Wijbrandi zegt, dat de Voorzitter straks sprak over mogelijke inlichtingen, welke spreekster waarschijnlijk wel zou kunnen geven over het verloopen van het aantal kinderen dat gebruik maakte van schoolvoeding. Dit laatste is ook inderdaad het geval geweest, het eerste jaar was het verloop al erg, doch het volgende jaar was dit werkelijk be droevend. In het eerste jaar was in 't begin het cijfer der kinderen, welke aan school 9 gebruik maakten van schoolvoeding, 160 en ten slotte was het nog maar 60. En dit was nog wel een school voor de meest arme kinderen, daar was het verloop al zoo sterk. De heer Dijkstra zou in deze aangelegenheid in de bijzondere aandacht willen aanbevelen de kleeding van het kind. Als men toch zoo'n school, als pas door mevrouw Buisman genoemd, passeert, moet men zich werkelijk wel even omdraaien, omdat eigenlijk niet is aan te zien, hoe diep treurig een groot per centage van de kinderen van deze school gekleed gaat. Spreker zou den wethouder van onderwijs willen vragen of er aan gedacht is, dat in dit opzicht het instituut van den schoolarts zeer te stade kan komen en of er ook bekend is, dat de kleeding der kinderen door don schoolarts wordt onderzocht. Spreker vestigt hier de aandacht op, omdat hij toevallig met eenige onderwijzeressen van een armenschool heeft gesproken en daarvan heeft gehoord, tot welke ontdekkingen men dikwijls kwam, en dat er toon zelfs door die onderwijzeressen is besloten voor die kinderen een en ander uit eigen beurs te koopen, omdat het dood eenvoudig niet was aan te zien, zooals zij er heen liepen. Als de schoolarts eens de opdracht kreeg van het college om de aandacht eens in het bijzonder te vestigen op de kleeding der kinderen, dan was hot naar aanleiding daarvan toch mogelijk, dat men hier omtrent vrij betrouwbare cijfers kroeg. De heer Schoondermark (wethouder) moet eerst even redresseeren 't geen hij tegen den heer De Yries heeft gezegd, dat deze post ingevolge een artikel uit do Leerplichtwet op de begrooting moet staan. Dat is foutief geweest, 't is geen noodzaak, maar de post staat er al jaren op, dus is het eigenlijk als zoodanig een vaste post. De heer Dijkstra heeft gesproken over den school arts. Spreker geeft toe dat Burgemeester en Wet houders door dezen wel op de hoogte kunnen komen, welko kinderen slecht gekleed zijn, maar zij dienen dan toch nog meer te weten zonder verder onder zoek is het toch govaarlijk tot uitdeeling over te gaan. Overigens wil spreker den schoolarts met genoegen vragen, eens een lijstje te geven van do kinderen, die werkelijk treurig gekleed gaan. Het college heeft den schoolarts al eens gevraagd naar de voeding der kinderen en ook naar de ondervoeding. Het antwoord was toon„Als u werkelijk een officieel rapport daar omtrent wenscht, moet ik daar tijd voor hebben, dan moet ik meten en wegen, doch mijn algemeene indruk van de schoolkinderen in Leeuwarden is, dat or over 't algemeen geen sprake is van ondervoeding." Het college zal echter de wenken van den heer Dijkstra zeker wel ter harte nemen en naar een en ander informeeren. De Voorzitter vraagt don heer Zandstra of deze er mee accoord gaat, dat de heer De Boor hot gewijzigde voorstel, om den post te verhoogen tot 5000. intrekt. De heer Zandstra verklaart zich ook bereid dit voorstel tot wijziging van den begrootingspost te willen intrekken, naar aanleiding van hetgeen door den heer Schoondermark het laatst is gezegd. Spreker meent ook, dat do schoolarts hier bijzondere diensten kan bewijzen. Men spreekt over verloop van de schoolvoeding, en dit wonscht spreker niet tegen te spreken, maar de wijze waarop het gebeurt is ook niet de rechte wijze van doen. Men zou beter resultaten bereiken als het voedsel werd verstrekt bij of in de school en niet daarbuiten. De heer IJ. de Vries had zich niet voorgesteld, dat zijn opmerking zoo'n breedsprakigheid ten gevolge zou hebben. De voorstellen van den heer Zandstra hebben hier ook ten deele schuld aan. Spreker wil verklaren dat hij geen bezwaar heeft tegen het bedrag, dat is uitgetrokken, ook al stond er een nul meer. Wanneer het dan ook noodig is, dat de kinderen beter gevoed of gekleed worden, hoeft spreker daar geen bezwaar tegen, als de ouders in staat worden gesteld dit hun kinderen te doen, zooals trouwens ook al staat in een correspondentie uit het buitenland, in het bijzonder uit Duitschland, waar na gedane onder zoekingen is bewezen, dat de ouderlijke verzorging steeds verre de voorkeur verdient. Die erkennen ook, dat de ouders verplicht zijn het kind beter te voeden en te kleeden als den onderwijzers blijkt dat dit niet voldoende geschiedt. Wanneer de ouders van gemeentewege daartoe in staat worden gesteld, heeft spreker er niet op tegen, dan wordt het kind ten minste op school niet tegen over de andere kinderen geteekend als te worden bedeeld het stempel daarvan blijft dan toch ook op het kind gedrukt. De heer De Boor„Door do andere bedeoling zeker minder De heer IJ. do Vries zegt dat dit door hem niet zal gebeuren, doch als de kinderen wat grooter zijn wordt al gauw gezegd „Die aten vroeger ook van de be deeling." Om dit te voorkomen acht spreker het beter voeding en kleeding niet langs dezen, maar langs een anderen weg te verstrekken, n.l. door ondersteuning der ouders of andere natuurlijke verzorgers. Mevrouw Buisman—Blok Wijbrandi zegt straks een voorbeeld te hebben aangehaald van het verloop der der schoolvoeding bij school 9. Toen had echter de schoolvoeding plaats in het gymnastieklocaal van school 9, dit naar aanleiding van 't geen door den heer Zandstra in laatste instantie is opgemerkt. De beraadslagingen worden gesloten. De heer Jansen heeft intusschen de vergadering verlaten. De voorstellen van de heeren Zandstra en De Boer, eerst om volgno. 250 voor memorie uit te trekken en later om den post te verhoogen tot 5000.zijn ingetrokken. Yolgno. 250 wordt onveranderd vastgesteld. Yolgnos. 251253 worden onveranderd vastgesteld. Yolgno. 254. Bijdrage in de. Jcosten van schoolreisjes, van gemeentewege georganiseerd f 375. De beraadslagingen worden geopend. De heer Zandstra: Bij de behandeling der vorige be grooting is beslist dat ook leerlingen van andere dan kostelooze scholen kunnen profiteeren van het bedrag,

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1919 | | pagina 45