384: Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 22 December 1919. Voortzetting der vergadering op Maandag 29 December 1919. dat de Raad jaarlijks voor schoolreisjes beschikbaar stelt. Het komt ons voor, dat de nu voorgestelde post van 375.te laag is. De reiskosten worden telkens hooger, gezelschapskaarten worden niet meer uitge geven. Een reisje naar Heerenveen kostte den afge loopen zomer reeds 1.50 per kind, daarvoor komt men er nu bij lange niet. Neem daar bij de onver mijdelijke duurte der traktaties. Bespaart een kind 2.50, dan is het nog een heel gereken om met dat bedrag een reisje te maken, waarbij op bescheiden wijze versnaperingen worden rondgedeeld. Alleen voor tegemoetkoming aan de schrale spaarkasjes op de kostelooze scholen is het bedrag reeds to laag. Maar ook de andere scholen hebben dringend behoefte aan een stevigen gemeentebijslag. Als toch door de kinderen gedurende een jaar ge spaard wordt van 1.tot 2.60, is hiermede do goede wil dor ouders en de lust der kindoren bewezen. Hier dient de gemeente belangstellend op te treden, door er voor te zorgen, dat aangevuld kan worden, wat door de duurte der tijden er aan ontbreekt. Ik wensch dan ook voor te stellen, het bedrag van 375.tot 1000.te verhoogen, en bon dan overtuigd, dat do gemeente slechts op zeer bescheiden wijze helpend optreedt. De schoolreisjes, deze feestdagen in het kinder schoolleven, moeten niet in het gedrang komen. Daarom is het noodzakelijk dat deze post tot 1000.wordt opgevoerd. Dan kan met stevig sparen van de zijde der kinderen bereikt worden, dat de schoolreisjes als een heerlijke ontwikkelende ontspanning in het inspannende school leven kunnen blijven bestaan. Met warmte beveel ik dan met den hoer K. de Boer oen bescheiden voorstel aan, hetwelk luidt Ondergeteekendou stellen voor volgno. 254, bijdrage in de kosten van schoolreisjes, met f 625.te ver hoogen en alzoo te brengen op 1000. De heer Schoondermark (wethouder) wil beginnen met te erkennen, nu de Raad al sinds jaren in principe heeft aangenomen om een post op de begrooting te plaatsen voor schoolreisjes, dat hij ook dezen post op 't oogenblik, na de mededoelingen van den heer Zandstra, te laag vindt. We weten allen, dat met dezelfde bedragen de uitstapjes als vroeger lang niet zijn te betalen en spreker weet ook bij ervaring, door bezoeken van hoofden van scholen, dat deze niet weten, hoe in de kosten te moeten voorzien. Met den heer Zandstra heeft spreker dan ook de de overtuiging, dat het uitgetrokken bedrag te laag is, maar om nu ineens van f 375.te gaan tot f 1000.dat gaat spreker wat ver. Als de heer Zandstra dan ook met spreker wil meegaan, dan wil spreker wel helpen om den postte brengen op ƒ700. Als de heer Zandstra handje wil klappen, wil spreker dit wel voorstellen. De heer Zandstra is dan zoo vrij om ook namens den heer De Boer hun voorstel in te trekken, en het voorstel van den wethouder van Onderwijs te steunen. De Voorzitter deelt mede, dat hot voorstel van de heeren Schoondermark en Zandstra door Burgemeester en Wethouders wordt overgenomen. De heer Dijstra vraagt of de wethouder van Onder wijs ook kans ziet de kinderen van het christelijk onderwijs ook op die manier tegemoet te komen. Die maken ook wel schoolreisjes, doch die worden alle betaald uit de particuliere portemonnaie. Spreker weet niet, of 't geen hij vraagt, mogelijk is, maar zou dan wel graag zien, dat dit eens werd onderzocht. De heer Visser zou dan liever spreken van bijzonder onderwijs. De heer Schoondermark (wethouder) zegt, dat van 't geen de heer Dijstra spreekt in de oude wet geen sprake was. Nu echter in de nieuwe wet als het ware in principe vast staat, dat wat het openbaar onderwijs heeft, ook voor het bijzonder onderwijs is, nu komt het spreker voor, dat het bijzonder onderwijs ook hiervan evengoed kan profitoeren als het openbaar In ieder geval belooft spreker het te zullen onder zoeken, en wanneer hem blijkt, dat ook het bijzonder onderwijs van een gemeentebijdrage mag profiteeron, zal hij wel woer bij Burgemeester en "Wethouders komen om verhooging van den post. Dan zijn hiervoor andere reden, want dan moet het, omdat het aantal kinderen, dat er van moet profitoeren, grooter is. De beraadslagingen worden gesloten. Volgno. 254 wordt van 375.op 700.go- bracht en aldus vastgesteld. Volgno. 255 wordt onveranderd vastgesteld. De heer De Boer wil bij dit hoofdstuk nog even de vraag stellen hoe ver het staat met het prae-advies in zake het voorstel van het 8e leerjaar, 't welk het vorige jaar bij de begrooting is ingediend. Spreker had gedacht, daar nu iets van te hooren. De heer Schoondermark (wethouder) meent dat in zake de kwestie van het 8e leerjaar de heer Do Boer zelf ook wel zal begrijpen, dat de zaak moet naar verschillende autoriteiten en de hoofden van scholen om te onderzoeken. En nu zit in hoofdzaak de kwestie hierin, dat wanneer van rijkswege het zevende leerjaar wordt ingesteld, de kinderen kunnon worden verplicht om dit te volgen, maar of dit bij het 8e leerjaar ook kan, wordt betwijfeld. Spreker zelf is overtuigd, dat wanneer men ten opzichte van het 8e leerjaar geheel wordt vrij gelaten, men misschien zal beginnen met 8 of 9 leerlingen, doch dat tegen dat de cursus is afgeloopen er geen enkele meer is. De kinderen worden dan te oud. Door deze en andere omstandigheden is de zaak vertraagd en dat is oorzaak, dat het prae-advies zoo lang uitblijft. Spreker weet echter wel, dat de zaak is geweest bij de schoolcommissie De heer Da Boer„Dat is al zeer lang geleden." De heer Schoondermark (wethouder)en nu waarschijnlijk nog is bij de hoofden van scholen. Maar als alle informaties zijn ingewonnen dan komt de kwestie bij Burgemeester en Wethouders en vandaar met prae-advies bij den Raad. De heer Do Bo8r„Dus 't is niet vergeten De heer Schoondermark (wethouder) „Neen, dat zeker niet!" De beraadslagingen worden gesloten. Te 12.40 uur wordt de vergadering geschorst. Te 1.40 wordt de vergadering heropend, alsdan is aan de orde Hoofdstuk VIII, Afdeeling II. Kosten van het mid delbaar otiderwijs. De beraadslagingen worden geopend. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad 1 Voortzetting der vergadering De heer Do Boor zegt, dat wat hij bij deze afdee ling wenscht ter sprake te brengen, niet alleen betreft bet middelbaar onderwijs, maar ook het hooger (gym nasiaal) onderwijs hier ter stede. Spreker en de heer Zandstra wenschen hier een voorstel in te dienen van den volgenden inhoud „Ondergeteekenden stellen den Raad voor te be sluiten, dat de toegang tot de gemeentelijke inrich tingen van onderwijs onafhankelijk moet zijn van de maatschappelijke omstandigheden der ouders en waar deze het niet toelaten in de kosten van opleiding en onderhoud te voorzien, deze te bestrijden door het verstrekken van een Gemeentelijke Studiebeurs, naar gelang van die maatschappelijke omstandigheden". Spreker zegt, dat de voorstellers uit de begrooting zelve de vrijheid hebben geput om het voorstel in te dienen. Wanneer men toch de cijfers nagaat spre ker weet niet of het heelemaal precies is, maar in hoofdzaak is dit toch wel het geval dan ziet men dat de kosten per leerling zijn bij het hooger onder wijs de begrooting op het middelbaar onderwijs kon spreker er niet op nazien, daar hier de kosten van de verschillende inrichtingen van onderwijs in totaal zijn genomen 540.in totaal. Hiervan ontvangt men aan schoolgeld per leerling gemiddeld 132.—, de rest ten bedrage van 408.wordt door het Rijk en de gemeente gezamenlijk gedragen, ieder voor de helft dus 204.—Nu kan spreker, met het oog hierop, niet inzien, dat het volgen van dit onderwijs een voorrecht moet zijn voor de beter ge situeerden integendeel, het onderwijs moet kunnen worden gevolgd door elk kind, dat daartoe intellec- tuoel in staat is. We moeten hebben, dat een kind uit de volksklasse, dat niets kan betalen, evengoed in de gelegenheid is om het onderwijs te volgen als degenen, die iets meer kunnen betalen het volle be drag wordt toch niet betaald. Daarom wil spreker overgaan tot het invoeren van een gemeentelijke studiebeurs, waardoor het arme kind in de gelegenheid zal zijn de onderwijsinrichtingen te volgen, voor zoo ver het daartoe in staat is. De heer Schoondermark (wethouder) meent dat de heer De Boer zich nader zal moeten verklaren, wat hij met die beurs bedoelt. Bedoelt hij daarmee, dat het schoolgeld daaruit zal worden betaald Spreker zou haast zeggen, omdat de heer De Boer juist zoo duidelijk heeft uiteen gezet wat de leerlingen aan de gemeente kosten, dat de beurs zal moeten bedragen het cijfer om de kinderen gratis toegang te doen geven tot het gymnasium. Of bedoelt hij daarbij een hooger bedrag, waardoor de leerlingen nog eens op kamers zullen kunnen gaan wonen Dat zal dan toch ook moeten, omdat de studie voor bedoelde kinderen thuis weinig zal geven. Bedoelt de heer De Boer echter het eerste, dan kan spreker meedeelen, dat dit reeds zoo is. Dit is gebeurd naar aanleiding van een voorstel van den heer Zandstra, dat de leerlingen, die het niet kunnen betalen maar voldoenden aanleg hebben, die bij het ouderwijs excelleeren, gratis toegang tot het gym nasium kunnen krijgen. De heer De Boer zal echter nog een stapje verder willen gaan en een beurs willen verschaffen, waarin dan alles is inbegrepen. Spreker zou echter zeggen, dat, voor de Raad tot zoo iets besluit, men wel eens onder de oogen mag zien, hoeveel dat zal kosten. "We weten dan zeker wel waar we beginnen, maar niet, waar we eindigen er kunnen evengoed 2 leerlingen zijn als 20. Spreker weet niet wat nu de heer De Boer in 't hoofd heeft, 2 of 20 of iets anders maar, als men 't eene of 't andere met de kosten per leerling verme nigvuldigt, dan scheelt dat nog al wat. Daarom zou spreker het wenschelijk achten, dat de heer De Boer Leeuwarden van Maandag 22 December 1919. 385 Maandag 29 December 1919. een en ander ophelderde en uiteenzette wat hij be doelt, opdat de Raad beter kan oordeelen. De heer Dijstra onderschrijft wat de wethouder van Onderwijs gezegd heeft ten opzichte van de volledig heid van den heer De Boer. Spreker had ook de vraag willen stellenHoe stelt de heer De Boer zich dit voor Spreker kan zich indenken, dat aan het plan zelve al groote bezwaren vastzitten, doch als het gymnasium is afgeloopen doet zich een nog grooter bezwaar voor, omdat de leerling dan zijn studie aan een universiteit moet voortzetton. De Hoogere Burger school is in dit opzicht iets anders. De leerlingen, die met het einddiploma deze onderwijs-inrichting verlaten, vinden in de maatschappij direct afzetgebied van de door hen opgedane kennis. Spreker meent ook, dat de heer De Boer den Raad een dienst zou bewijzen met nog nadere toe lichtingen te geven, als hij dit kan. De heer De Boer zegt, dat de Wethouder van Onderwijs goed heeft gezien, dat hij niet bedoelt de leerlingen alleen vrij te stellen van schoolgeld, maar om ze werkelijk in staat te stellen het onderwijs te volgen, door te voorzien in hun onderhoud, kleeding en studiemateriaal, als ze dit zelf niet kunnen betalen. Bij de middelbare en hoogere scholen moet worden voorzien in de behoefte aan intellectueele krachten. Door sommige leerlingen slechts vrij te stellen van schoolgeld, beperkt men nog het volgen der scholen tot de moergegoeden. En spreker meent, dat die intel lectueele krachten uit alle klassen moeten en kunnen worden getrokken, als we het kind uit de volksklasse slechts in staat stellen, voor zoover het daartoe den noodigen aanleg bezit, het onderwijs te volgen. Tot op dit oogenblik kan dit niet, doch het minder be gaafde kind uit de hoogere klassen kan wèl dit onder wijs volgen, terwijl toch de maatschappij aan zijn ontwikkeling niet de minste behoefte heeft. De heer Dijstra heeft gezegd, dat wanneer de ge meente dit doet, het onderwijs na het afloopen van het gymnasium nog niet is afgesloten. Spreker wil er echter op wijzen, dat het Rijk ook studiebeurzen kan verleenen, dat is dan rijkszorg maar geen ge- meentezorg. De heer Jansen komt weer ter vergadering. De heer Dijstra is nog niet heelemaal bevredigd. De heer De Boer moet het dan toch met spreker eens zijn, dat, wanneer de gemeente de studie van zoo'n leerling niet afwerkt en niet heelemaal voor haar rekening neemt, er dan toch oen bepaald contact tusschen de gemeente en het Rijk moet bestaan. De toewijzing van studiebeurzen bij het Rijk is nu nog tamelijk willekeurig en het zou dan ook voor spreker de vraag nog zijn, als men met dergelijke leerlingen bij het Rijk aankwam, dat dit de rest voor zijn reke ning zou nemen. Spreker vindt het voorstel dan ook, zooals het nu is, te vaag om er op in te gaan, hij zou gaarne een en ander in een afgerond geheel belichaamd zien. De heer Schoondermark (wethouder) wou den heer De Boer ook nog iets vragen, ook naar aanleiding van 't geen door den heer Dijstra is gezegd. Stel voor, aldus spreker, dat met behulp van een studiebeurs eenige Leeuwarder jongens met goed ge volg het gymnasium afloopen en het einddiploma halen, dan is toch nog heelemaal niet zeker dat zij kunnen door studeeren. Als het niet kan doen zulke jonge menschen de gemeenschap meer kwaad dan goed, als het wèl kan, dan is er aan de gemeenschap wel goed gedaan. Spreker geeft toe, dat de maatschappij be hoefte heeft aan ontwikkelde menschen en dat het een weldaad jegens die maatschappij is, als de knappe

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1919 | | pagina 46