388 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 22 December 1919.
Voortzetting der vergadering op Maandag 29 December 1919.
tegen moeten stemmen. Spreker meent, dat men maar
niet een bedrag mag voteoren zonder eenige toelich
ting. Deze zullen we moeten hebben en dan zal de
Raad niet in 't wilde stemmen.
De heer Fransen ziet toch de noodzakelijkheid er
niet van in, om 't voorstel in te trekken, nadat er
van verschillende zijden is te kennen gegeven, dat
men er in meegaat.
De heer Visser, gehoord hebbende de besprekingen
omtrent deze zaak, acht het wenschelijk, dat het
voorstel wordt ingetrokken. We komen hier tot de
conclusie, dat alle fracties en alle politieke partijen
haar sympathie betuigen met het idee, maar hun stem
niet kunnen bepalen om reden van technischen aard.
Onwil is er echter niet.
Bovendien zou het voorstel van den heer Fransen,
wanneer dit werd aanvaard, zelfs een nadeelige strek
king kunnen hebben, omdat den besturen bij een
latere behandeling meer zou kunnen worden toegestaan,
Spreker acht het beter nu geen stemming uit te lokken,
men krijgt dan toch zeker een onzuivere stemming, 't Is
beter dat er met do betrokken schoolbesturen overleg
wordt gepleegd, dat deze komen met een flink omlijnd,
vast voorstel en dat men er dan verder over discussieert.
De heer IJ. de Vries wilde hetzelfde zeggen, n.l. dat
men een onzuivere stemming krijgt. Spreker is er in
principe ook voor, doch het bedrag kan zoo niet be
paald worden. En dan kan het voor de betrokken
besturen een voordeeltje zijn, maar ook een groote
schadepost.
De heer Da Boer: „'t Is een mooie schadepost, als
je 5000.krijgt
Het voorstel van den heer Fransen, in stemming-
gebracht, wordt met 16 tegen 7 stemmen aangenomen.
Vóór stemmen de heeren Terpstra, Dijstra, Van der
Werff, Lautenbach, O. F. de Vries, Nijholt, Dijkstra,
Tiemersma, Van Weidoren baron Rengers, Zandstra,
Postma, Oosterhoff, Fransen, Jansen De Boer en Visser.
Tegen stemmende heeren Schaafsma, Tulp, Collet,
Berghuis, IJ. de Vries, Schoondermark en mevrouw
Buisman—Blok Wijbrandi.
De Voorzitter stelt thans voor, op de begrooting
een post aan te brengen onder volgno. 269aSubsidie
aan bijzondere bewaarscholen, f 5000.
Dienovereenkomstig wordt met algemeene stemmen
besloten.
De Voorzitter wil nog voorstellen volgno 269 te
verhoogen mot f 1590 als zijnde do loonsverhooging
van de 6 oppassters der bewaarscholen. Deze stond
nog niet op de begrooting; er moet dus nog bij 6
maal 't verschil tusschen het tegenwoordige en hot
vroegere loon en dat is 1590.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
De beraadslagingen worden gesloten.
Volgno. 269 wordt met 1590.verhoogd en
aldus vastgesteld.
Volgnos. 270 en 271 worden onveranderd vastgesteld.
Volgno. 272. Subsidie ten behoeve van de Leeuwarder
Industrie en Huishoudschool f 4000.
De beraadslagingen worden geopend.
De Voorzitter moet namens Burgemeester en Wet
houders meedeelen, dat deze post bij vergissing weer
op f 4000.is uitgetrokken, 't Is de bedoeling dat
hij komt op 5800.de /"1800.die verleden jaar
door het bestuur is gevraagd en is toegestaan, moet
er nog bij.
De heer Borghuis (wethouder) zegt, dat het bedoeling
is, met het oog op de aanhangig zijnde wet-De Visser,
waarin de salarisregeling der vakscholen is opgenomen,
dat door Burgemeester en Wethouders wordt voogesteld
het bedrag van f 1800.niet eerder te verleenen
dan als de beslissing is gevallen en men weet wat
het Rijk doet. liet college achtte het wenschelijk de
som, voorloopig daartoe bestemd, onder onvoorziene
uitgaven te reserveeren. Later, als het blijkt dat de
school die verhooging behoeft, kan die 1800.naar
den begrootingspost worden overgebracht, voorloopig
dient deze dan te worden gehouden op f 4000.
De heer Oosterhoff zou bij dit artikel gaarne oen
vraag willen doen, die met dit punt wel niet in
eenig verband staat, doch die bij hom op komt, nu
hij de meededeelingen van Burgemeester en Wethoudors
verneemt. Hieruit toch blijkt, meent spreker, dat het
voor de leden van den Raad gowenscht is, dat zij op
de hoogte zijn van de wijzigingen der begrooting, die
gedurende het geheele jaar hebben plaatsgehad. Dan
toch had de Raad er ook niet op attent behoeven te
worden gemaakt, dat voor dezen post in den loop
van het jaar nog 1800.was toegestaan.
Vroeger kreeg men in den loop van het jaar de
begrootings-wijzigingen gedrukt in het gemeente-blad;
tegenwoordig echter niet meer.
Voor de Wethouders is dat geen bezwaar, die
kunnen de begrootingen laten bijwerken, voor de leden
van den Raad gaat dat echter niet.
Daarom zou spreker het gewenscht achten, dat
eens in het kwartaal worden gedrukt de veranderingen,
die de begrooting in dat tijdperk heeft ondergaan.
Nu heeft men toch alleen de posten van de oorspronke
lijke begrooting, maar nooit de wijzigingen, die er
ingekomen zijn.
De Voorzitter zegt, dat vroegor ook de oorspronkelijke
primitieve begrooting niet. in het gemeenteblad werd
afgedrukt, doch wel de wijzigingen, doch nu de
wijzigingen ook niet. Dit is nagelaten met het oog
op de groote drukkosten.
Misschien kan echter wel aan den wensch van
den heer Oosterhoff voldaan worden.
De heer Zandstra meent dat het bestuur der Industrie-
en Huishoudschool wel oen klein beetje geschrokken
zal zijn, toen het die f 4000.las.
Spreker zou echter gaarne willen dat de Wethouder
hot zoo kon inrichten, dat, als het Rijk er niet aan
voldoet om de gelden toe te staan, het bestuur dan
toch nog vast kan rekenen op die 1800.
Mevrouw Buisman—Blok Wijbrandi vraagt, hoe liet
komt met de hoogere salarissen, die volgens de nieuwe
wet op het nijverheidsonderwijs moeten worden uit
gekeerd. Moot daarover ook bij deze begrooting worden
gesproken
De heer Berghuis (wethouder) geeft toe dat deze
f 1800.reeds thans noodig zijn om de bestaande
school te handhaven. Maar juist omdat het college
niet weet, hoe de beschikking van de regeering zal
afkomen, heeft het college gezegd Laten we de zaak
maar laten rusten tot we een nader overzicht van liet
bestuur der industrieschool krijgen en dan kunnen
we den post van f 4000.altijd tot 5800.ver
hoogen.
De beraadslagingen worden gesloten.
Volgno. 272 wordt onveranderd vastgesteld.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 22 December 1919. 389
Voortzetting der vergadering op Maandag 29 December 1919.
Volgno. 273. Subsidie aan de vereeniging „Openbare
leeszaal en bibliotheek" f 2000.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Visser merkt op, dat bij dezen post voor
de openbare leeszaal een bedrag van 2000.is
uitgetrokken.
Spreker wil zich hier tegen verklaren en zal zich
om roden van principieelen aard tegen dezen post
moeten verzetten.
Hij heeft anders niets op de openbare leeszaal
tegen, doch het is de lectuur, welke wordt aange
boden, die hem niet bevredigt.
Hij is een van die personen, die de leeszaal
maar een maal in de maand bezoeken, maar wanneer
hij daar dan den laatsten tijd verschillende werken
onderhanden heeft gehad, komt hij tot de conclusie,
dat daar 80 procent sensatie-lectuur tegen slechts
20 procent wetenschappelijke en ontwikkelende lectuur
te vinden is. Als het anders was, zou spreker zich
niet tegen den post verzetten. Hij heeft laatst een
uur in de leeszaal vertoefd en de boeken, welke hij
toen onderhanden heeft gehad, zijn beslist gevaarlijk
voor de moraliteit der jeugd.
De alcohol dient krachtig bestreden en spreker wil
den heeren die daaromtrent voorstellen hebben inge
diend, zeggen, dat deze voorstellen sprekers volle
sympathie hebben. Doch spreker meent, dat waar de
alcohol de menschen physiek en moreel te gronde
richt, dit ook in geen mindere mate het geval is met
slechte lectuur, als do realistische werken van Emile
Zola, waaronder b.v. de niet wetenschappelijke be
schrijving van Lourdes. In die roman worden in een
paar woordon de godsdienstige vraagstukken ernstig
gecritiseerd, wordt een aanval gedaan op het priester
schap van de katholieke kerk, en de geheele strekking
en hoofdgedachte van het boek is, dat het celibaat
is een huichelarij, omdat het zedelijk en moreel niet
ten uitvoer is te brengen. Spreker noemt van Emmy
Lookhorst de roman Leonora Cleveland. In de recen
cies daarvan komen al verschillende vuile passages
voor. Misschien is de beoordeoling van een katholiek
daaromtrent niet gewild, maar Lodewijk van Mierop,
een ongeloovige, denkt er eveneens over. Ook de
boeken van Barbusse, Stilgebauer en Guy de Mau
passant zijn van dezelfde strekking en hooren daar
niet thuis. Op spreker maakt het dan ook den indruk
dat onder de boekwerken in de leeszaal 80 procent
sensatie-lectuur is.
Toen laatst hier de debatten over de afschaffing van
de kermis zijn gevoerd, is ook naar voren gebracht,
dat bij de boekwinkels vaak zulke schunnige lectuur
in de uitstalkasten lag. Een groot kwantum van deze
lectuur kan men echter ook aantreffen in de openbare
leeszaal. En de strekking van al deze boeken is deze
„men moet zich vrij uitleven". Ragfijn en haarfijn
worden de verhoudingen van do seksen onder elkaar
daarin uitgesponnen. En verschillende jonge menschen
zitten dan in de leeszaal in die boeken te grasduinen,
zonder ze te begrijpen. Als spreker in de leeszaal
komt en hij onderzoekt de nieuwe aanwinsten, dan
blijkt hem dat daaronder heel weinig werken zijn van
katholieke schrijvers als Jürgenser en v. d. Lans enz.
Al die katholieke werken vindt men er niet. Daarom
meent spreker zich om reden van principieelen aard
tegen dezen post te moeten verklaren. Wij dienen te
krijgen een hoogstaand opkomend geslacht en het
mag hier niet worden zooals onder de Duitsche en
Fransche studenten, waarvan een hoog percentage
aan syphilis lijdt, ook onder de hoogere rangen en
standen. Daarom zou spreker tot allo ouders willen
roepen „Gij zijt er toch ook mede gebaat, dat uw
kinderen niet dergelijke lectuur onder de oogen krijgen",
on in 't bijzonder tot de moeders„Gij dient toch
ook te zorgen, dat de kinderen, wien door u 't leven
is geschonken, sterk staan in hun strijd, wanneer
de hartstochten beginnen te werken." In de jonge
jaren moet goede lectuur dienen om de verkeorde
uitingen der hartstochten te bestrijden en de natuur
in goede banen te leiden. Want tegenover die ver
giftigende lectuur staat andere lectuur die ons leert,
dat wij ook moeten trachten moreel hoog te staan.
Spreker zegt, een gevaarlijk onderwerp te hebben
aangeroerd, en niet den zoden-apostel te willen spe
len, maar enkel naar voren te brengen, dat zijnsinziens
mot dergelijke boeken, als de openbare leeszaal bezit,
de slechte natuur van het opkomend geslacht zich
meer ontwikkelt en de moraliteit daarvan naar beneden
wordt gehaald.
Hij zelf heeft ook jongens, en hoopt dat er in
de toekomst flinke, degelijke kerels uit zullen groeien.
Doch die zullen dan ook niet te veel van die boeken
krijgen te lezen.
Spreker is om reden van principieelen aard tegen
do lectuur der leeszaal en daarom ook tegen dezen
subsidie-post.
Mevrouw Buisman—Blok Wijbrandi meent dat de
kwestie, wat goede en wat niet goede lectuur is, heel
moeilijk is uit te vechten. Spreekster wil dat dan ook
niet trachten te doen. Hot blijkt alweer bij Barbusse's
„Hel", hoe hoog men ook staat, er komen toch heel
verschillende beoordeelingen over dat werk, de een
vindt het goed, de ander niet.
Wat die 80 procent sensatie-lectuur en 20 procent
wetenschappelijke lectuur betreft, spreekster weet niet
precies het percentage de heer Visser misschien
wol maar 80 procent sensatie-lectuur is zeker niet
juist. De boeken worden beoordeeld door het heele
bestuur dor leeszaal en nooit wordt er prikkel-lectuur
aangeschaft spreekster weet niet of de heer Visser
dat misschien met sensatie-lectuur bedoelt.
Wanneer er weinig werken van katholieke richting
in de leeszaal zijn, dan moet de heer Visser het be
stuur daarop attent maken daar zal dan zeker reke
ning mee worden gehouden. Er zijn toch ook boeken
van christelijke richting.
Wat de heer Visser van het verderf der jeugd heeft
gezegd, daaromtrent wil spreekster opmerken, dat de
leeszaal niet toegankelijk is voor kinderen beneden
de 16 jaar, en dat kinderen van 1618 jaar alleen
worden toegelaten op vertoon van een kaart, getee-
kend door hunne ouders of door de hoofden van
scholen welke zij bezoeken.
Dan zijn er natuurlijk werken die, hoe hoog ook
staande uit literair oogpunt, niet geschikt zijn om
door iedereen te worden gelezen deze boeken staan
echter apart in een gesloten kastje, het zoogenaamde
„vergift-kastje".
Wat de boeken van Barbusse en Zola betreft, het
zou een kenteeken en een bewijs van onvolledigheid
der leeszaal zijn, wanneer alle boeken van deze
schrijvers werden verbannen.
Wat de heer Visser zegt van de boeken die in de
uitstalkasten der boekwinkels liggen, dat die ook in
do leeszaal zijn te vinden, dat is ook volkomen juist
en goed de leeszaal werkt toch ontwikkelend en dan
dienen de nieuwe boeken daar toch in de eerste plaats
te zijn.
Wat de wetenschappelijke lectuur betreft, die is in
voldoende mate aanwezig, doch men kan de leeszaal
toch niet enkel uit wetenschappelijke lectuur doen
bestaan. Men kan toch niet verwachten dat het lezend
publiek zich plotseling op die wetenschappelijke lec
tuur zal werpen en men mag niet dadelijk beginnen
met de allermoeilijkste boeken. Men moet beginnen
met gewone leesboeken en langzamerhand den smaak
van het publiek ontwikkelen. Als we hier een weten-