406 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 22 December 1919. Voortzetting der vergadering op Maandag 29 December 1919. De heer Dijstra ziet daar het nut niet van in. De Raad zal zich toch wel kunnen uitspreken over 10 of 20 °lo- Er zullen toch geen nieuwe gezichtspunten komen bij het voorstel van den heer Fransen en spreker. Als de Wethouder van Financiën de verzekering kan geven, dat het de bedoeling van het college is dat het percentage de 20 bereikt, heeft spreker geen bezwaar om het voorstel in te trekken, doch hij denkt dat zulks niet het geval is. De heer Berghuis (wethouder) zegt op zijn manier te hebben geantwoord, om de begrootingsdebatten te bekorten, 't Blijkt echter, dat hij te beknopt is geweest. Het gewijzigde bedrag kan hier toch niet op de begrooting worden aangebracht, omdat de nieuwe verordening niet eerder zal gelden, dan dat hij is goedgekeurd door de Kroon. De heer Dijstra weet ook wel, dat de zaak in onder zoek is. Doch bij het inrichten van een verordening met een eventueele verhooging kan men de om standigheden in den Raad niet zoo onder de oogen zien. Er zijn eenige vertooningen, die het college zeer gaarne buiten de verhooging zou houden, ze mogen daar niet alle onder vallen, omdat b.v. bij voor stollingen van kunstgenot de 20 belasting te zeer zou drukken. Nu is bij het college juist de moeilijk heid de verschillende soorten van vertooningen, waar bij op verschillende manieren belasting dient te worden geheven. Spreker kan zeer zeker persoonlijk er in meegaan om een hooger belastingcijfer in de belasting op ver makelijkheden te vinden, doch hij zou er niet voor te vinden zijn dit over alles gelijk zonder eenige splitsing te doen, dan zou hij misschien tegen de ge- heele verhooging zijn. Daarom adviseert spreker de zaak aan het college over te laten. De heer Dijstra kan overtuigd zijn, dat de meerderheid in het college in zijn geest werkzaam zal zijn. En spreker kan toezegging doen dat het voorstel binnenkort aan de orde zal komen. De heer Bijstra gelooft dat het nu na de toelichting van den Wethouder overweging verdient in die rich ting, zooals door den Wethouder voorgesteld, mede te gaan. De heer Fransen en spreker zullen dan het voorstel van het college met belangstelling tegemoet zien. De Voorzitter,,Prae-advies op het voorstel De heer Dijstra „Het kan bij de stukken worden gevoegd". De beraadslagingen worden gesloten. Het voorstel van de heoren Dijstra en Fransen wordt bij de desbetreffende stukken gevoegd. Volgno. 8 wordt onveranderd vastgesteld. Volgnos. 918 worden onveranderd vastgesteld. Volgno. 19. Rechten wegens tijdelijk gebruik van openbare straten voor particuliere doeleinden, f 1000. De beraadslagingen worden geopend. De heer Nijhoit meent, dat in de gegeven tijdsom standigheden het bedrag van de rechten voor het ge bruik van openbare straten voor particuliere doel einden te klein is. Spreker wil in overweging geven het bedrag te verhoogen en de verordening te herzien, omdat de rechten niet in overeenstemming zijn met de voordeelen welke de particulieren er voor genieten. De heer De Boer merkt op dat verschillende be drijven, b.v. bakkerijen, op verschillende tijden van den dag gebruik maken van de openbare straat en deze versperren. Kan daar ook geen belasting van worden geheven Zij moeten öf zelf voor een laadplaats zorgen óf belasting betalen, meent spreker. De heer Tuip moet daar ernstig tegen opkomen. De menschen moeten toch plaats hebben voor hun karren enz. Waar moet het naar toe als men daarop ook belasting gaat heffen Spreker meent, dat we toch handel en industrie moeten bevorderen en dan moet men daarop geen belasting heffen. De heer Berghuis (wethouder) is het met den heer Nijhoit eens, dat het bedrag wat aan den lagen kant is. De kwestie is echter, evenals het zooeven besproken punt, bij het college in bewerking, het is bezig om met een voorstel tot verhooging te komen, doch wilde ook hier zonder de Koninklijke goedkeuring niet op de zaak vooruitloopen en het bedrag verhoogen. Spreker wil den heer De Boer niet bepaald graag toezeggen dat aan zijn wensch voldaan zal worden; de zaak zal in het college besproken worden, doch spreker gevoelt voor het bezwaar van den heer Tulp om niet de bedrijven te belasten. Doch ten opzichte van het tijdelijk plaatsen van loodsen, steigers enz. op de straat kan meer belasting worden geheven. De beraadslagingen worden gesloten. Volgno. 19 wordt onveranderd vastgesteld. Volgnos. 20 33 worden onveranderd vastgesteld. Volgno. 34. Grond- en erfpachteneeuwige renten en rechten van opstal, met uitzondering der erf pachten voor terreinen aan den Hoekstersingel, aan Oldegalileën, aan den Oostersingel en aan het Nieuwe Kanaal, 136651. De beraadslagingen worden geopend. De heer Tiemersma zegt, dat we voor een poos in de Leeuwarder Courant onder „Stadsnieuws" hebben kunnen lezen, dat hier alreeds speculatie was in erf pachten, op gemeentegronden uitgegeven. Wat hier nu van aan is, kan spreker niet beoor- deelen op datzelfde plaatsje in de Leeuwarder Courant komt het veel voor dat er zoodanige artikeltjes staan waarvan de waarde vrijwel gelijk is te noemen met het bekende gezegde „det de lommet er gjin jild op jówt." Maar het bericht is niet tegen gesproken. Spreker zou nu willen weten, of het werkelijk waar is, dat hier dergelijke speculatie geschiedt en zoo ja, welke maatregelen daartegen door het college zijn of zullen worden genomen. De heer 0, F. de Vries (wethouder) heeft het ook wel gelezen, maar er om gelachen, omdat het nietis voorgekomen zoolang het nieuwe college zitting heelt. Er is in dien tijd een geval voorgekomen dat de erf pacht is overgedragen, maar er is geen vermoeden van speculatie. Bij de bepalingen, nu in de erfpachtsvoor- waarden opgenomen, is dit trouwens ook bijna on mogelijk. De heer Nijhoit wil in de eerste plaats wijzen op den prijs der erfpachten in verhouding tot den rente standaard. Spreker verzoekt bij het uitgeven van Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 22 December 1919. 407 Voortzetting der vergadering op Maandag 29 December 1919. nieuwe erfpachten deze daarmede in overeenstemming te brengen en dus te verhoogen. Dan wil spreker ter sprake brengen het uitgeven van gronden aan fabrieken en andere inrichtingen. In den laatsten tijd is nog gelegenheid gegeven om voor oprichting van fabrieken grond van de gemeente te koopen en spreker meent dat daar thans eens mee gebroken dient te worden, zoodat ook aan de fabrieken de grond in erfpacht wordt gegeven. Als de gemeente toch haren grond heeft verkocht, is er later niet meer billijk over te beschikken en die mogelijkheid bestaat wel als de fabrieken den grond in erfpacht krijgen. Daaraan is echter een groot bezwaar verbonden voor den fabrikant, omdat hij in 't onzekere leeft of hij zijn bedrijf op den duur kan voortzetten. Doch dan moeten de erfpachtsvoorwaarden in dien zin worden gewijzigd, dat aan deze bezwaren wordt tegemoet gekomen, zonder dat de gemeente haar recht uit handen geeft en dus over den grond kan blijven beschikken. Spreker weet niet hoe de erfpachtsvoorwaarden zijn ingericht, hij kan dus niet precies aangeven hoe de wijziging moet zijn. In verband hiermede zou spreker echter wel gaarne willen, dat de erfpachtsvoorwaarden werden overgelegd aan den Raad door ze in het (iemeenteblad of in het verslag op te nemen. Spreker is zoo vrij het volgende voorstel in te dienen, dat door den heer De Boer wordt ondersteund: De Raad besluit voortaan geen gemeentegrond te verkoopen, maar ook aan fabrieken en dergelijke inrichtingen alleen grond in erfpacht te geven en noodigt Burgemeester en Wethouders uit zoodanige wijzigingen der erfpachtsvoorwaarden aan den Raad voor te stellen, dat de fabrieksbouw door dezen maat regel niet op ernstige belemmeringen zal stuiten. De heer 0. F. de Vries (wethouder) zegt, dat de prfpachtsvoorwaarden indertijd door den Raad zelf zijn vastgesteld. Dat kon de heer Nijhoit ook weten. En op de secretarie zijn ze wel verkrijgbaar. De heer Berghuis (wethouder): „Ze zitten ook in de bijlagen". De heer De Boer: „Van dit jaar?" De heer Berghuis (wethouder)„Neen". De Voorzitter meent ook, dat de Raad zelf de voor waarden heeft vastgesteld. De heer Nijhoit denkt toch niet dat die voorwaarden 1 eenmaal voor altijd zullen zijn vastgesteld. Spreker weet ook wel dat ze op de secretarie wel beschikbaar zijn, maar hij vindt het gemakkelijker, dat ze, evenals de verordeningen, in het verslag of in het gemeenteblad worden opgenomen en zoodoende in het bezit komen van de leden van den Raad. De Voorzitter doet lecture van het voorstel van de hoeren Nijhoit en De Boer. Spreker merkt op, dat het verkoopen of in erfpacht geven van terreinen toch telkens afzonderlijk door den Raad wordt beoordeeld. Als de Raad dus oordeelt, dat de gronden niet meer verkocht maar in erfpacht moeten worden gegeven, zal dat geheel aan den Raad zelf liggen. En dan betreft 't nog maar enkel de terreinen bij het Cambuursterpad, andere terreinen z'jn niet te koop. i Dan staat er in het voorstel „zoodanige wijzigingen der erfpachtsvoorwaarden aan den Raad voor te stellen, dat de fabrieksbouw door dezen maatregel niet op ernstige belemmeringen zal stuiten". Spreker meent, dat dit er niet bij hoeft, bij de 2e Kanaalsbrug worden toch reeds alleen terreinen in erfpacht gegeven. Er zou dan dus alleen besloten behoeven te worden, dat alles wat men heeft slechts in erfpacht wordt uitgegeven. Doch dat kan de Raad nu ook; als er een bepaalde aanvraag komt, is er volstrekt geen bezwaar tegen, dat de Raad den grond in erfpacht mag uit geven, de grond behoeft niet verkocht te worden. De heer Nijhoit meent dat het theoretisch wel juist is, wat de Voorzitter heeft gezegd, dat de Raad 't wel in de macht heeft, maar spreker, gelooft toch dat het practisch anders is. Als zijn voorstel wordt aangenomen weten Burgemeester en Wethouders precies in welke richting ze moeten gaan, er wordt dan direct tot 't in erfpacht geven besloten en er wordt met gegadigden voor gemeentegrond niet meer over koop gesproken. De Voorzitter zegt, dat Burgemeester en Wethou ders met voorstellen zullen komen. Zij mogen niet vaststellen doch komen dan met een voorstel en kunnen dan eerst de zaak er nog eens op nakijken. De voorstellers kunnen dan opnieuw aan den Raad voorstellen ook voor fabrieksbouw grond in erfpacht te geven. Laat men Burgemeester en Wethouders nu de verschillende dingen, die noodig zijn, nog eens onder de oogen zien. Spreker wenscht dus geen prae- advies, alleen om de zaak eens nader te bekijken, dat is de bedoeling. En verder debat is op 't oogenblik toch vruchteloos. De heer Nijhoit heeft er niets op tegen dat het voorstel eens onder de oogen wordt gezien, maar zou er dan toch gaarne iets van hooren. De Voorzitter zal er dan bijvoegen: „en mededee- ling daaromtrent aan den Raad". De beraadslagingen worden gesloten. Volgno. 34 wordt onveranderd vastgesteld. Volgno.'s 35—40 worden onveranderd vastgesteld. Volgno. 41. Pacht van terreinen voor het plaatsen van carrousels enz. f 15000. De beraadslagingen worden geopend. De heer Lautenbach vraagt stemming over dezen post. Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi meent, dat het toch bij contract is bepaald. Al is men er nog zoo zeer tegen, wanneer de contracten geteekend zijn, kan men toch niet tegen stemmen? De heer Berghuis (wethouder) zegt, dat men wel contractueel is verbonden, maar men kan er afkomen, dat is mogelijk, maar „force majeure". Er moet dan echter schadevergoeding worden betaald. De beraadslagingen worden gesloten. Volgno. 41 wordt aangenomen en onveranderd vast gesteld met 18 tegen 4 stemmen. Vóór stemmen: de heeren Terpstra, O. F. de Vries, Schaafsma, Nijhoit, Dijkstra, Tulp, Tiemersma, Van Weideren baron Rengers, Zandstra, Postma, Collet, Berghuis, Oosterhoff, Fransen, De Boer, Schoonder- mark, mevrouw BuismanBlok Wijbrandi en de heer Visser. Tegen de heeren: Dijstra, van der Werff, Lauten bach en Jansen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1919 | | pagina 57