301 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 22 December 1919
nieuwe school. Wanneer men bij alle dingen een der
gelijk standpunt zou innemen als de heer Do Boer,
dan ging Leeuwarden bankroet. Bovendien wil spreker
opmerken dat hem de ideaal toestand, als door den
heer De Boer voorgosteld, overdreven voorkomt. Vast
staat, dat hoe hooger het onderwijs is, hoe kleiner de
klassen moeten zijn, zoodat men niet bij gewoon lager
onderwijs zulke kleine klassen behoeft.
De heer Da Boer wil, naar aanleiding van hetgeen
door den heer Oosterhoff in laatste instantie is gezegd,
dat het is een vaststaand feit, dat, hoe hooger het
onderwijs is hoe kleiner de klassen moeten zijn, ver
klaren het daarmee in geenen deele eens te zijn. De
basis is ook in dezenhoe minder ontwikkeld de
kinderen zijn, des te kleiner moeteD de klassen zijn.
Door het milieu, waaruit de kinderen van de gewone
lagere scholen komen, door hun mindere levenservaring
en minder intellectueelen omgang staan zij ten achter
bij de kinderen der meer gegoeden, zoodat daarjuist
de klassen kleiner dienen te zijn dan bij het u. 1 o.
en m. u. 1. o. onderwijs. De kindoren bij u. 1. o. en m. u. 1. o.
kunnen het onderwijs beter volgen, ze zijn bevattelijker
dan de kinderen die op de kostelooze en betalende
scholen gaan; de indeeling der klassen is thans precies
averechts.
Spreker wou thans nog een opmerking maken over
het soort van de te stichten school. Er wordt voor
gesteld een school met 14 lokalen en 7 leerjaren,
doch het komt spreker gewenscht voor, geen scholen
meer te stichten grooter dan 8 lokalen. Waarom
spreker voorstelt, evenals zijn naamgenoot de hoer
H. de Boer, op wiens voorstel nog steeds prae-advies
moet worden uitgebracht, om over te gaan tot het
stichten van een school met 8 klassen' Men heeft dan
kleiner overzicht over de scholen en komt dan ook
gemakkelijker tot afschaffing van het ambulantisme.
En, 't is ook een bezuiniging, welke ook in de kraam
van den heer Oosterhoff te pas komt. Spreker zal het
voorstel niet doen, indien in 't midden gelaten wordt
van welk type de school zal zijn, gebeurt dit niet,
dan stelt hij voor een school met 8 lokalen te bouwen.
De heer Tulp zegt, dat de bouw van de school
moet kosten ruim 183.000.Spreker vraagt of
daar nu ook nog bij komen de kosten van het onder
wijzend personeel
De heer Schoondermark (wethouder) antwoordt ont
kennend. Die worden door hot Rijk betaald. Spreker
weet niet of de heer De Boer zijn voorstel omtrent
een 8-klassige school zal indienen, doch wil op een
punt wijzen, n.l. dat de heer De Boer bezig is den
heor Oosterhoff met een heel lief lijntje tot zich te
trekken. Daarom wil spreker den heer Oosterhoff
waarschuwen, dat het niet goedkooper is, ja zelfs
veel duurder, twee scholen van 8 klassen dan een
van 14 te bouwen. Dat is wat te lief voorgesteld
door den heer De Boer.
De heer Da Boer: „Zoo is 't niet".
De heer Schoondermark (wethouder) vraagt of de
heer De Boer er een voorstel van maakt om een
school te bouwen met 8 klassen en 8 leerjaren.
De heer De Boer antwoordt bevestigend.
De Voorzitter meent dat dus de heer De Boer een
amendement indient op het voorstel van Burgemeester
en Wethouders. Spreker vraagt, of de heer De Boer
het schriftelijk wil indienen.
De hoer De Boer„Zeker." Hij dient het voorstel
schriftelijk in.
De Voorzitter maakt er den heer De Boer op
opmerkzaam, dat dit is een amendement op de toe
lichting van het voorstel van Burgemeester en Wet
houders. Deze geven enkel in overweging te beslui
ten tot den bouw van een school. De bedoeling van
den heer De Boer is dus aan Burgemeester en Wet
houders in overweging te geven met voorstellen te
komen omtrent den bouw van een 8-klassige school.
De heer De Boer ziet dat in het ontwerp-besluit
niet genoemd staat van welk type de school zal zijn.
De Raad kan dus dit voorstel wel zoo aannemen.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders
wordt mot 21 tegen 3 stemmen aangenomen.
Vóór stemmen do heeren Terpstra, Dijstra, mevrouw
BesuijenLindeboom, de heeren Van der Werff,
Lautenbach, O. F. de Vries, Schaafsma, Nijholt|
Dijkstra, Tulp, Tiemersma, Zandstra, Postma, Collet,
Berghuis, IJ. de Vries, Fransen, Jansen, De Boer,
Schoondermark en mevrouw Buisman—BlokWijbrandi.
Tegen stemmen de hoereu De Vos, Van Weideren
baron Rengers en Oosterhoff.
Het voorstelDe Boer is hierdoor vervallen.
11. (Agenda no. 12). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders tot wijziging der verordening op de heffing
van een plaatselijke directe belasting naar het inkomen
(gemeenteblad 1918 no. 25) (bijlage no. 47).
De beraadslagingen worden geopend.
De heer IJ. de Vries zegt, dat toen in de vorige
of voor-vorige vergadering van de tafel van Burge
meester en Wethouders de mededeeling kwam, dat
er een wijziging zou komen in den aftrek voor eerste
levensbehoeften, dit spreker groot genoegen deed. Bij
het inzien van het voorstel daaromtrent werd hij
echter geweldig teleurgesteld. Spreker had zich voor
gesteld dat, waar nu in het college de partij van do
overzijde een groote macht bezit, deze op het gesloten
contract een grooten invloed zou uitoefenen en de
theorie van de heeren gevolgd zou zijn door de
practijk. Het thans aan de orde zijnde punt was in
vroeger dagen steeds het stokpaardje van de sociaal
democraten, men verklaarde dat dit bedrag geen aftrek
voor eerste levensbehoeften wasvolgens hen een
voorstel van den kouden grond, daar kon oen mensch
niet van leven. En nu, men stelt zelf slechts ƒ700.—
voor. Toen vroeger het geld nog twee maal zoo veel
waarde had als nu, was de aftrek 550.naar dien
maatstaf gerekend moest zij thans 1100.bedragen.
Naar het spreker voorkomt willen de heeren nu wel
iets doen, maar zij hebben tot nu toe de luidjes zand
in de oogen gestrooid. Men krijgt toch nu nog maar
een verhooging van den aftrek van 150.waar
de waarde van het geld minstens voor de helft is
gedaald.
De heer Collet: „U kan niet rekenen, het is ƒ250."1
Do heer IJ. de Vries meent toch dat een verhooging
van 650.— tot 700.— is 150.— dat is hem
tenminste zoo geleerd.
Dan komt er verder bij dat de verdeeling omtrent
gehuwden en ongehuwden ook een eigenaardige
rekening oplevert. Dat voor degenen, die alleen staan,
de aftrek 600.is en voor degenen, die samenzijn
700.die wijze van doen bevordert vreemde
toestanden. Wanneer b.v. oen weduwe samen woont
met een kostganger en er ontstaat tusschen die twee
een bepaalde betrekking, doch zij trouwen niet, dan
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 22 December 1919. 305
bedraagt de aftrek voor hen twee maal 600.
Wanneer zij echter door omstandigheden besluiten
hunne verhouding met een huwelijk te besluiten, dan
worden zij door den gang naar het stadhuis gestraft
met een vermindering van aftrek van 500^En
spreker meent toch dat men een vrouw niet kan
onderhouden van 100.—, de huishuur is dan nog
niet eens medegerekend.
Spreker had zich ook iets voorgesteld en zijn voor
stelling is dan, dat voor alleenstaande personen de
aftrek 700.en voor een getrouwd paar ƒ1000.
plus 100.voor ieder kind moet bedragen. Daarom
kunnen de heeren zich waarschijnlijk begrijpen, dat
spreker door het voorstel geweldig is teleurgesteld.
De heer Jansen heeft met verbazing den vorigen
spreker aangehoord. Het heeft hem genoegen gedaan,
dat Burgemeester en Wethouders ook met een voor
stel tot wijziging zijn gekomen.
Bij het doorlezen van het voorstel kwam echter
ook spreker tot de nuchtere ontdekking dat er een
onbillijkheid is in den thans geldenden aftrek, die ook
bij de nu voorgestelde verordening weer is ingeslopen,
n.l. dat voor ongehuwden thans een aftrek geldt van
550.en gehuwden daarmee gelijk staan. De
onbillijkheid daarvan moet toch dadelijk in het oog
springen. Het voorstel wil thans voor de ongehuwden
een aftrek van 600.—, voor de gehuwden van
700.dus slechts een verschil van 100
Spreker wil die onbillijkheid aantoonen. Wanneer
men aanneemt dat een arbeider of werkman hier in
de stad voor een kosthuis, laat stellen 10.per
week moet betalen dat bedrag is te laag dan
komt hem dus zijn noodzakelijk levensonderhoud te
staan op ongeveer 500.per jaar. Stelt men daar
tegenover een gezin van man en vrouw, dan moet
het daarvoor 900.— a 1000.— bedragen ook
dit bedrag is te laag. Waar do ongehuwden dus
met den aftrek nog 100.— boven het noodzakelijk
levensonderhoud blijven, komen de gehuwden daar
200.a 300.beneden.
Spreker wenscht dan ook een voorstel in te dienen
om aan de ongehuwden een aftrek voor noodzakelijk
levensonderhoud van f 500.en aan gehuwden van
700.toe te staan en den kinderaftrek te bepalen
op 150.in plaats van 100.Spreker is nood
gedwongen met deze cijfers gekomen, omdat hij niet
gaarne het voorstel van Burgemeester en Wethouders
wilde verlagen, waar deze de uiterste grens reeds
hadden genomen. Wanneer spreker aangetoond zou
kunnen worden, wat hem niet mogelijk is, dat de
aftrek van 600.voor ongehuwden hier toelaatbaar
is, zal hij zijn voorstel in dat opzicht wijzigen.
Waar Burgemeester en Wethouders niet verder
wenschen te gaan dan 600.en 700.meent
spreker dat hij, met zijn voorstel om den aftrek voor
de ongehuwden iets minder te doen zijn en die van
het bezit van ieder kind iets meer, iets meer de billijk
heid heeft betracht. Het totaal verschil met het voorstel
van Burgemeester en Wethouders zal dan ongeveer
16000.zijn.
Den heer Nijholt bevredigt ook de ontwerp-verorde-
ning, zooals deze door Burgemeester en Wethouders
wordt aangeboden, niet. De hoofdzaak van de wijziging
is, dat de aftrek voor noodzakelijk levensonderhoud
wordt gebracht van 550.op 700.en dat die
voor ongehuwden lager wordt gelaten en dat de
kinderaftrek wordt gebracht op 100.Om in het
geringe verschil tusschen gehuwden en ongehuwden
nog voordeelen te gaan zoeken, zooals de heer De
Vries doet, vindt spreker wat al te gek.
Het bedrag van 700.vindt hij wel wat heel
laag, 't is toch een feit van algemeene bekendheid,
dat het levensonderhoud veel duurder is geworden,
men kan gerust zoggen dat het 200 procent is van
wat het in 1913 of 1914 was. Vergelijken we nu de
cijfers, dan zien we, dat toen in de verordening stond,
dat de aftrek bedroeg 450.nu wordt voorgesteld
het te brengen op 700.doch het zou in overeen
stemming met het duurder levensonderhoud moeten
zijn 900.
Nu is het een feit, dat wanneer men bij het ver-
hoogen van het cijfer zelfs ging, zooals de heer De
Vries dacht, tot f 1000.men dan toch nog te
laag zou blijven, omdat de mensc.hen die dat lage
inkomen verdienen, niet in staat zijn een dergelijk
bedrag als hun aanslag af te zonderen, omdat zij
voortdurend leven op het minimum.
Aan den anderen kant mag men de gemeente-
financiën niet vergeten. Bij de behandeling der be
grooting zal daar wel wat over te zeggen vallen en
over gezegd worden en dat is hier ook een kant, die
naar voren dient te worden gebracht. Spreker zou
heel graag den aftrek hooger opvoeren, doch men
moet niet vergeten, dat men dan niet alleen meer zal
aftrekken van hen, die 't niet kunnen betalen, maar
ook voor de anderen, die 't wel kunnen. En dan zal
men het percentage enorm moeten verhoogen, wat
nog geen groot bezwaar zou zijn, als we maar zeker
waren, dat we de belastingbetalers met groote inkomens
hier zouden houden. Doch zoodra zij weten, dat zij elders
goedkooper terecht kunnen, blijkt hun liefde voor
Leeuwarden minder groot dan die voor hun porte-
monnaie. Door het percentage veel hooger op te voeren,
zou men zich zelf in de vingers snijden, waardoor de
arbeidersklasse nog hooger belasting zou moetenbetalen.
Ofschoon de Raad dus niet zoo hoog kan gaan als
zij wel zou willen, vindt spreker toch 700.te
laag en zou daarom willen voorstellen te gaan tot
800.Hij wil nu nog even in 't kort nagaan,
wat de gevolgen zouden zijn van het voorstel van
Burgemeester en "Wethouders en wat van 't voorstel
zooals spreker doet.
Als iemand een inkomen heeft van 1200.wat
al heel laag is en wat een inkomen is waarvan men niet
kan rondkomen, zal hij, volgens het voorstel van Bur
gemeester en Wethouders, als hij twee kinderen heeft,
een aftrek genieten van f 700.plus 2 X 100-j
dus van 900.zoodat hij dus van 300.belas
ting zal moeten betalen. Dit wordt dus 27.Het
minst belast zijn van „belastbare" inkomens tot f 125.
is hier van geen invloed, dat geldt alleen bij de nog
lager aangeslagenen. Volgens sprekers voorstel zal
zoo'n persoon met 1200.inkomen ook nog veel
moeten betalen, n.l. 19.maar het komt toch
dichter in de lijn.
Bij 1500.inkomen, wat, naar wij kunnen zeggen,
een arbeider op 't oogenblik minstens moet verdienen,
zal volgens het voorstel van Burgemeester en Wet
houders ook bij het bezit van twee kinderen moeten
worden betaald 55.60, volgens het voorstel van
spreker 48.50, dit geeft dus nog een kleine verlaging.
Het spreekt vanzelf, dat bij de hoogere inkomens
deze mindere opbrengsten weer gevonden moeten
worden, de grens daarvoor is f 3000.Bij een
inkomen van 3000.en het bezit van twee kinderen
is het tarief volgens het voorstel van Burgemeester
en Wethouders en volgens sprekers voorstel gelijk, men
betaalt dan bij beide 217.— belasting. Daarboven
wordt bij sprekers voorstel uit de hoogere inkomens
iets hooger belasting getrokken, omdat de lagere
inkomens minder betalen. Deze toelichting heeft
spreker er bij gedaan, opdat men kan beoordeelen,
wat de gevolgen zijn. Spreker heeft nog iets vergeten
er bij te zeggen, n.l. dat bij zijn voorstel wordt
verondersteld, dat het percentage wordt verhoogd met
i/2 procent, 't Wordt misschien iets lager, misschien
0,4, maar bij 1/2 verhooging krijgt men de cijfers,
zooals ze genoemd zijn.