18 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 Januari 1920.
De heer Dijkstra: „Zoo is het niet precies!"
De Voorzitter: „Zoo is het wel precies!"
De heer Dijkstra: „Wat de vorige raadsvergadering
besloten is te doen, is, dat de ingediende voorstellen
nu in stemming zouden worden gebracht, niets meer
en niets minder."
De Voorzitter meent, dat er dan blijkbaar een
misverstand in 't spel is. Spreker was in de heilige
overtuiging dat het voorstel om den verkoop van
sterken drank te verbieden van Zaterdags 12 tot
's Maandags 8 uur in handen was gesteld van Burge
meester en Wethouders om prae-advies evenals de
uitnoodiging aan Burgemeester en Wethouders om
in 1920 te komen met voorstellen tot verlaging van
het maximum aantal vergunningen, terwijl de wethouder
meent dat men ten opzichte van het laatste voorstel
het initiatief voorstel der 10 Kamerleden zou zien te
krijgen, en het voorstel om adhaesie-betuiging heden
zou behandelen.
Spreker hoort nu, dat toen is meegedeeld, dat alle
voorstellen de volgende vergadering aan de orde zouden
komen. Hij kan zich nu dan ook de verwondering
van den heer Dijkstra voorstellen. Do voorstellen
staan echter niet op de agenda, als de heer Dijkstra
er een voorstel van wil maken om ze er nog op te
plaatsen
De heer Dijkstra„Ik kan er mij best mee ver
eenigen als ze de volgende vergadering aan de orde
komen."
De Voorzitter„Hoe bedoelt U dataan de orde
komen
De heer Dijkstra„Alleen stemmen U hebt zelf
voorgesteld tot stemming over te gaan maar na de
woorden van den heer Tulp is er toe overgegaan ze
tot de volgende vergadering aan te houden, om als
nog de vergunninghouders in de gelegenheid te stellen,
hun bezwaren bij den Raad in te dienen. Ik heb er
mij al eenigszins over verwonderd dat ons van die
zijde nog geen bepaald materiaal heeft bereikt."
De heer Jans8n „Ze zijn verslagen
De Voorzitter zegt, dat de heer Dijkstra nu den
heer Tulp noemt, doch daar herinnert spreker zich
niets van.
Wat de kwestie van de vergunninghouders betreft,
deze zijn bij spreker geweest, doch spreker heeft toen,
in de vaste overtuiging dat prae-advies moest worden
uitgebracht, gezegd „wacht maar af, de zaak is in
handen van Burgemeester en Wethouders om prae-
advies en de belanghebbenden zullen wel worden
opgeroepen." Yan de zijde der vergunninghouders
werd toen gevraagd„komt het punt nog op de
agenda waarop spreker heeft geantwoord „neen,
alleen de adhaesiebetuiging."
De beraadslagingen worden gesloten.
Het voorstel van de heeren Dijkstra en Jansen
wordt met 15 tegen 4 stemmen aangenomen.
Yóór stemmen de heeren Terpstra, Dijkstra, Postma,
Yisser, Tiemersma, Zandstra, Nijholt, Van der Werff,
Collet, IJ. de Vries, Jansen, De Boer, O. F. de Vries,
Schaafsma en mevrouw BuismanBlok Wijbrandi.
Tegen stemmende heeren De Vos, Oosterhoff,
Van Weideren baron Rengers en Schoondermark.
De Voorzitter doet nog toezegging, dat in de vol
gende vergadering aan de orde komt het voorstel
van de heeren Jansen en Dijkstra betreffende verbod
van sterken drank op bepaalde dagen.
9. {Agenda no. 10). Vraag van mevrouw Buisman
Blok Wijbrandi of spoedig een prae-advies van Burge
meester en Wethouders is te venvachten naar aanleiding
van het adres van ingezetenen omtrent de reorga?iisatie
van de School voor M. O. voor Meisjes.
De heer Schoondermark (wethouder) beantwoordt
deze vraag.
Als spreker mevrouw Buisman goed begrijpt, dan
is het doel van de vraag om te weten te komen hoe
het staat met de reorganisatie van de middelbare
meisjesschool. Het is mevrouw Buisman, evenals den
overigen leden van den Raad bekend, dat de commissie
van toezicht op het middelbaar onderwijs destijds met
een voorstel is gekomen bij Burgemeester en Wet
houders inzake die reorganisatie en wel in dier voege,
dat de meisjes in plaats van in 5 jaar een diploma,
gelijkstaande met dat eener 5-jarige Id. B. S., in 6
jaren zouden kunnen bereiken.
Thans is spreker echter bekend, dat de school
commissie, zooals zij op 't oogenblik is samengesteld,
zich andere plannen dacht. Nu heeft spreker de
commissie verzocht, hem daarvan, zoo mogelijk nog
voor deze vergadering op de hoogte te brengen.
Spreker gelooft, verstandig te doen, maar direct even
voor te lezen wat daarover van de schoolcommissie
bij Burgemeester en Wethouders is ingekomen. Het
schrijven der schoolcommissie luidt aldus:
„Onder verwijzing naar ons schrijven aau uw college,
d.d. 14 Juni 1918 (no. 1672), in zake eene reorganisatie,
der Middelbare School voor meisjes alhier, waaraan tot
nog toe uwerzijds, bij ons weten althans, geen nader
gevolg is gegeven, hebben wij de eer U te berichten,
ingevolge eene bespreking van deze reorganisatie
voorstellen en daarop genomen beslissing in onze
vergadering van 9 Januari j.l., dat de commissie in
hare nieuwe samenstelling minder voelt voor toevoeging
van een 6-jarigen cursus tot opleiding voor het eind
diploma der Rijks Hoogere Burgerschool met 5-jarigen
cursus, doch de voorkeur zou geven aan de toevoe
ging van een cursus, naast den bestaande, welke in
4 jaren zou opleiden voor het einddiploma der 5-jarige
Hoogere Burgerschool.
Diensvolgens deelen wij U thans mede, met nieuwe
voorstellen ten aanzien van de reorganisatie dezer school
tot U te zullen komenzoodra deze onzerzijds gereed zijn".
Nu zal mevrouw Buisman zeggen Wanneer is dat
gereed doch spreker heeft de schoolcommissie ook
verzocht spoed te maken. En dan kan spreker ook
wel meedeelen dat, wat de Raad ook besluite want
er moet eerst een raadsbesluit vallen de uitvoering
toch in ieder geval dit jaar zal komen. Eerst had
spreker nog practische bezwaren op 't oog als hij
dacht aan 't bouwen van een 3-jarige Hoogere Burger
school voor jongens, maar na overweging bleek hem,
dat, welke school er ook in 't leven zal worden ge
roepen, er dit jaar toch niets is te doen dan splitsing
van een klas. Eerst krijgt men dan de splitsing van
een klas en dan kan men verder gaan opbouwen.
Waarschijnlijk zal 't de splitsing van het derde leer
jaar en daarmee de benoeming van één leeraar ten
gevolge hebben. Zoodat de uitvoering zeker in Sep
tember kan geschieden.
10. (Agenda no. 11). Voorzetting der behandeling
van het voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
oprichting van een Buitengeivone School voor Lager Onder
wijs achterlijke kinderen), met de daarop ingediende
amendementen en hel nader voorstel van Burgemeester
en Wethouders bijlagen nos. 28, 36, 44 en 48 van 1919).
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 18 Januari 1920. 19
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Zandstra zou willen voorstellen de behan
deling van deze zaak uit te stellen tot de volgende
vergadering.
De heer Schoondermark (wethouder) kan dit voor
stel niet ondersteunen, doch moet wel zijn groote
verwondering te kennen geven, dat dit voorstel van
de zijde van den heer Zandstra komt, waar toch door
diens fractie bij herhaling aan Burgemeester en Wet
houders is gevraagd: Waar blijven jullie er mee; het
duurt al zooveel jaren. Nu komen Burgemeester en
Wethouders er mee en nu komen elk oogenblik de
sociaal-democraten met uitstel. Spreker verwondert
zich daarover, niet omdat het zoo laat is, maar juist
omdat het van die zijde komt.
De heer Zandstra zegt, dat het van den kant van
zijn fractie niet zoo vaak is uitgesteld, maar in ver
band met de ingediendo amendementen is het inder
tijd aangehouden. En omdat de heer Dijstra nu ook
een amendement heeft ingediend en deze niet aan
wezig is en ook met het oog op den tijd stelt spreker
voor, het voorstel heden niet te behandelen.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van den heer Zandstra.
De voortgezette behandeling wordt dus tot de vol
gende vergadering aangehouden.
VIII. Aan de orde wordt gesteld de vraag van den
heer Dijkstra inzake den melkprijs.
De beraadslagingen worden geopend.
De Voorzitter moet meedeelen, dat op het verzoek
aan den Minister nog geen antwoord is ontvangen,
't Is ook een zeer moeilijke zaak. Spreker is bij on
partijdige voorlichting hieromtrent bekend geworden,
dat het niet zit in de stad Leeuwarden zelf maar in
den veel te hoog bepaalden productieprijs van de melk.
Deze is veel te hoog waarom do prijs voor het pu
bliek ook veel te hoog wordt. En omdat het niet
aangaat den productieprijs hier te verlagen, zal ook
de melkprijs hier wel niet verlaagd worden, 't Zit
niet in de stad, maar in Den Haag zelf; daar is de
productieprijs vastgesteld voor een geheele streek.
Daarom is het voor den Minister zoo moeilijk den
prijs te wijzigen.
Dat in de buurt van Leeuwarden de prijzen wel
verlaagd zijn, komt hierdoor, dat de fabrieken dit on
derling hebben geregeld, zij leveren eenvoudig de melk
goedkooper; die den productieprijs daar zouden krijgen
nemen iets minder. In Leeuwarden is dat anders, de
boeren, koemelkers en veehouders uit den omtrek zijn
het die den productieprijs in den zak krijgen, maar
dat zijn ook de leveranciers, doch niet de verkoopers
in het klein voor de stad. En er moet hier een winst
marge zijn voor de venters en slijters. De kostprijs
is nu te hoog, deze bedraagt 171/.) cent, de slijter
vraagt 20 cent, dat scheelt dus 21/2 cent. Daarom
is het voor den Minister hier zoo moeilijk den prijs
te verlagen, omdat de hooge melkprijs hier niet aan
de marge, maar aan den hoogen productieprijs vastzit.
De heer Dijkstra brengt den Voorzitter dank voor
diens uitvoerige inlichtingen maar wenscht er nog een
paar woorden van te zeggen. In do eerste plaats over
den productieprijs, Spreker kan zich niet voorstellen
hoe de Minister den productieprijs zoo hoog kan houden
als verleden jaar. Die prijs ontstaat toch uit de ge
zamenlijke kosten die het product meebrengt en nu wil
spreker er niet diep op ingaan, maar toch even op
merken, dat de prijzen van het veevoeder, dat toch
een van de belangrijkste dingen hier is, beduidend
minder zijn dan verleden jaar. Hoe de Minister dan
ook den prijs kan handhaven, begrijpt spreker niet en
't is zijns inziens dan ook niet verdedigbaar. De bieten-
prijzen zijn 25 °/0 minder, de aardappels voor veevoeder
kosten nu niet 2.maar 50 cent en de koolrapen,
die verleden jaar 1.50 kostten, worden nu verhandeld
voor 40 cent per korf. Spreker vraagt echter of er ook
een andere oorzaak kan zijn, n.l. dat het georganiseerde
fabriekswezen in deze streek mede schuldig is aan het
handhaven van dezen prijs. Als men spreekt met ver
schillende menschen uit het boerenbedrijf, met de vee
houders, dan is het dezen niet mogelijk, den hoogen
prijs te verdedigen. Spreker zou de aandacht van
Burgemeester en Wethouders er daarom op willen
vestigen of het niet mogelijk is, om concurrentie aan te
doen, de melk voor Leeuwarden van buiten uit in te
voeren. Dat middel werkt nogal acuut. De prijs van
20 cent voor de consumptiemelk raakt ten minste
kant noch wal.
De Voorzitter meent dat dit zeer moeilijk zal gaan,
doch Burgemeester en Wethouders zullen het gaarne
in aandacht houden. Maar het platte land maakt ook
nog al wat voor de melkmen zal ze wel willen
invoeren als men er nog ter beschikking heeft, doch
spreker meent, dat de prijs dan niet zoo heel veel
zal schelen met den tegenwoordige, omdat distributie
van gemeentewege ook weer zijn geld kost.
De beraadslagingen worden gesloten.
IX. Aan de orde wordt gesteld de vraag van den
heer Terpstra, waarom de omheining van de zandop-
slagplaats bij den Noordersingel niet wordt opgeruimd.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer 0. F. de Vriss (wethouder) zegt, dat de
opruiming der schutting hierop vast zit, dat het crediet
van de begraafplaats was overschreden. Intusschen
heeft spreker den directeur der gemeentewerken reeds
opgedragen, een nieuw crediet te vragen voor op
ruiming der schutting.
De heer Terpstra heeft ook dezelfde inlichtingen
gekregen, doch hij vindt het resultaat wel eigenaardig,
dat rails enz. zijn weggebroken en verwijderd, doch
dat de schutting is blij ven staan. Er komt veel publiek
langs en het punt is door die schutting nu eigenlijk
bedorven. Terwijl er aan de schutting nog heel veel
nieuw hout zat, dat nog heel goed bruikbaar zou ge
weest zijn, als het eerder was weggenomennu is
het misschien nog wel goed, maar 't heeft toch veel
geleden.
Doch de consequentie is half of heel, de schutting
moet er weg, als het crediet eerder, een week of 10
geleden was gevraagd, was ze er reeds weg geweest.
Op zoo'n punt van de stad hoort zoo'n schutting niet
zoo lang te staan.
Spreker stelt naar aanleiding hiervan voor, aan
Burgemeester en Wethouders een blanco crediet te
verleenen om bedoelde omheining te doen wegnemen
en het terrein in orde te maken.
De Voorzitter deelt namens het college mede, dat
Burgemeester en Wethouders zich hier volkomen mee
kunnen vereenigen.
De beraadslagingen worden gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten aan Burge
meester en Wethouders een blanco crediet te ver
leenen om de omheining van de zandopslagplaats bij
den Noordersingel te doen wegruimen en het terrein
in orde te maken.
Niets meer te behandelen zijnde wordt de vergade
ring door den Voorzitter gesloten.