4 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 Januari 1920. Commissie van toezicht op het Lager Onderwijs, vacature P. B. Westerhuis. De beraadslagingen worden geopend. De heer De Vos stelt thans voor deze benoeming van een lid der Commissie van toezicht op het lager onderwijs aan te houden. De heer Schoondermark (wethouder) meent als hij den heer De Vos goed heeft begrepen, dat deze de benoeming wil uitstellen, omdat er geen aanbeveling is van de overige leden der Commissie, want deze heeft bedankt, zegt de heer De Vos. Maar dit blijft zoo, en dan gebeurt er later niets anders, men komt dan toch morgen of overmorgen voor het feit te staan, dat men niets anders krijgt dan een aanbeveling van Burgemeester en Wethouders. Er is nu een aanbeveling van de sociaal-democratische fractie, waartoe de heer De Boer als eenigst overblijvend lid der commissie ook behoort, deze gaat dus met die aanbeveling ook aceoord. Door den heer Zandstra is gezegd dat de sociaal-democraten nu dr. Ringnalda weer willen benoemen en wanneer deze nu ook weer wordt aan bevolen door Burgemeester en Wethouders, wat wil de heer De Vos dan nog. Als het nu een aanbeveling is van het college en van de sociaal-democraten is het motief van den heer De Vos, meent spreker, toch vervallen. De heer De Vos zegt, dat er meer bij komt. Spreker kan zich niet voorstellen, dat een hoogstaand man als dr. Ringnalda zoo met zich zal laten sollen. Als men nu eerst nog eens 14 dagen tijd heeft, kan men er, zoo noodig, nog eens met dr. Ringnalda over spreken. Spreker acht het beter do benoeming nu aan te houden, anders komt men mogelijk voor het feit te staan, dat men toch weer een bedankje krijgt. De heer Schoondermark (wethouder) merkt op, dat de heer De Vos nu met een ander motief komt. Met sprekers motief gaat hij dus accoord. Nu zegt de heer De Vos dat dr. Ringnalda niet met zich zal laten sollen, maar dat betreft de benoeming zelf, daarmee loopt hij op de zaak vooruit. Doch de zaak blijft dezelfde, men zal toch op dr. Ringnalda stemmen, nu of later, en dan blijft het nog altijd aan dr. Ring nalda om de benoeming al of niet aan te nemen. Dus, dat motief vervalt ook. Wanneer de heer De Vos echter zulke ernstige be zwaren heeft moet hij een voorstel doen, dan kan men zien of het wordt gesteund. De Voorzitter: „Maakt de heer de Vos er een voorstel van De heer De Vos„Ja." De Voorzitter „Wilt U het dan schriftelijk indienen Ik wacht nog altijd op het voorstel." De heer De Vos„Ik dacht, dat het wel monde ling kon." De Voorzitter vraagt of het voorstel van den heer De Vos wordt ondersteund. Dit blijkt niet het geval te zijn. Het voorstel van den heer De Vos maakt dus geen onderwerp van beraadslaging meer uit. De beraadslagingen worden gesloten. Wordt benoemd tot lid van de Commissie van toe zicht op het lager onderwijs de heer dr. Ringnalda met 18 stemmen. Er is één biljet blanco ingeleverd. De beraadslagingen worden heropend. De heer Schoondermark (wethouder) vraagt, na dezen uitslag te hebben gehoord, of dit nu niet een motief zou zijn voor den Raad om aan de school commissie alsnog te vragen of zij ook op haar besluit wenscht terug te komen. Het genomen besluit moti- veeren de commissieleden toch op grond van het feit, dat een aftredend lid in den persoon van dr. Ringnalda, dien zij voor een horbenoeming weer aanbeveelt, niet, herkozen is. Nu is echter door den Raad getoond, dat het niet de bedoeling is geweest, dat lid te verwijderen, maar dat het enkel een politieke kwestie is geweest. Nu de Raad zoo edelmoedig is geweest ronduit te erkennen, dat het niet de bedoeling is geweest dr. Ringnalda te verwijderen, (tusschen twee haakjes zij ook opgemerkt aan den heer De Vos, dat dit niet is met zich laten sollen), zou dit nu niet eeD motief zijn, om van wege den Raad de schoolcommissie te verzoeken op haar besluit terug te komen Spreker zou dit willen voorstellen. De Voorzitter vraagt of dit voorstel van den heer Schoondermark wordt ondersteund. Dit blijkt wel het geval te zijn. De heer De Vos wenscht te constateeren, dat het erg kleinzielig van den Raad der gemeente Leeu warden zou zijn, om met een dergelijk verzoek bij de schoolcommissie te komen. Het moet van de leden zelf uitgaan om op hun besluit terug te komen. De heer Jansen wil den heer De Vos opmerken dat deze kwestie buiten den gewonen gang van zaken is gegaan. Het ontslag is wel van de schoolcommissie zelf uitgegaan, maar naar aanleiding van een be slissing van den Raad. Waar de Raad daar nu betrek kelijk op terugkomt, is het niet meer dan fair van den Raad om ook de schoolcommissie te verzoeken op haar besluit terug te komen. De Raad heeft het nu zoover gewijzigd, hij moet nu ook verder gaan en de schoolcommissie verzoeken op haar besluit terug te komen. De heer Nijholt voelt het meest voor 't idee van den heer De Vos, dat de Commissie zelf op haar besluit terug zal komen, doch hij weet niet of dat voor verwezenlijking vatbaar is. Als de Commissie dat kaji doen, dan is het voldoende, dat dr. Ringnalda is herbenoemd, dan is er thans geen verzoek van den Raad meer noodig. Het motief van de Commissie is dan immers vervallen. De heer Schoondermark (wethouder) zou voor wat de heer Nijholt zegt, wat kunnen voelen als het kon. Dat gaat echter niet, de Commissie heeft eenmaal haar ontslag ingediend en kan nu niet uit zichzelf daarop terugkomen. Met wat de heer Jansen zegt is spreker het eens door den Raad is nu getoond, dat het niet de bedoeling was den persoon te treffen en een verzoek om op het besluit terug te komen is nu niet kleinzielig, maar grootmoedig de Raad kan nu vragenUw motief is weg, kunt gij nu op Uw besluit terugkomen De beraadslagingen worden gesloten. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 Januari 1920. 5 Het voorstel van den heer Schoondermark, dat de Raad aan de Commissie van toezicht op het lager onderwijs zal verzoeken op haar besluit tot het nemen van ontslag terug te komen, wordt met algemeene stemmen aangenomen. V. De Voorztitnr stelt aan de orde de benoeming van een voogd voor het Nieuwe Stads Weeshuis, omdat de hoer Feddema zijn benoeming niet heeft aangenomen. Benoemd wordt de heer L. Zijlstra met 13 stemmen. De heer L. van der Meij verkrijgt 2, de heer B. Klein Wassink 3 stemmen, er is een biljet blanco ingeleverd. VI. De Voorzitter doet nog mededeeling dat van den heer Terpstra een vraag is ingekomen omtrent de omheining van de zandopslagplaats en een van den heer Dijkstra omtrent den melkprijs. Spreker stelt voor deze vragen na afloop van de agenda aan de orde te stellen. Dienovereenkomstig wordt besloten. VII. De behandeling der punten van den oproe pingsbrief wordt voortgezet. 2. Agenda no. 3). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot onderhandsche verhuring van de woningen Kruisstraat 25, Wester plantage 18 en Keizersbuurt 65 enz. Dit voorstel luidt als volgt Als een gevolg van de openbare inschrijving in 1917 werd den l9en Maart 1917 met Nicolaas Kruize, timmei mansknecht en waagwerker alhier, eene over eenkomst gesloten, waarbij de woning Westerplantage 13, kadastraal bekend als huis en erf, sectie B no. 3302, groot 2.80 Are voor den tijd van drie jaren, ingaande 12 Mei 1917, werd verhuurd voor de som van 106.60 per jaar en met Willem Bouman alhier, waarbij de woning Kruisstraat 25, kakastraal bekend als huis en erf, sectie B no. 1395, groot 1.50 Are werd verhuurd, eveneens voor drie jaar en ingaande op gemelden datum, voor 285.—per jaar. Deze huren loopen alzoo 12 Mei 1920 af. De tegen woordige huurders verzoeken bij brieven van October 1919 (ingekomen den 23en dier maand) en 24 November 1919 de woningen wederom te mogen inhuren op de thans geldende voorwaarden. Daar zij de huizen naar behooren bewonen en de tegenwoordige huursom voldoende geacht kan worden, meenen wij, dat tegen inwilliging van deze verzoeken geen bezwaar bestaat en de nieuwe huur voor uiterlijk 3 jaar kan worden aangegaan. Bij besluit van Uwe Vergadering van 19 Augustus 1919 no. 344R/177 werden een 23-tal woningeD in de Keizersbuurt aangekocht, met de bedoeling deze te zijner tijd te amoveeren en ter plaaatse eene ge meentelijke bewaarschool te bonwen. Van deze wo ningen staat no. 65 leeg. Verschillende gegadigden hebben zich voor de huur daarvan opgedaan. Als huurder meenen wij te moeten toelaten G. Helder, Poststraat 29 alhier. Daar in dit complex de woningen alle zoogenaamde weekwoningen zijn en de huurders vaak wisselen, zal verhuring van deze woningen nog al eens aan de orde komen. Met het oog daarop en omdat het kleine woningen geldt, welke toch eerlang zullen verdwijnen, zou het wenschelijk zijn de verhuring daarvan in handen van ons college te leggen, nadat Uwe Vergadering de minimum-huren heeft vastgesteld. Deze minima zouden gesteld kunnen worden op de thans geldende huursommen. Onder overlegging van de terzake betrekkelijke stukken geven wij U alzoo in overweging te besluiten A. de woning Westerplantage 13, kadastraal bekend als huis en erf, sectie B no. 3302 der gemeente Leeuwarden, groot 2.80 Are, ondershands te verhuren aan Nicolaas Kruize, timmermansknecht en waagwerker te Leeuwarden voor den tijd van één jaar, ingaande 12 Mei 1920, met stilzwijgende verlenging, behoudens opzegging, van jaar tot jaar uiterlijk tot 12 Mei 1923 voor 106.60 per jaar op de thans geldende voor waarden. B. de woning Kruisstraat 25, kadastraal bekend als huis en erf, sectie B no. 1392 der gemeente Leeuwarden, groot 1.50 Are, ondershands te verhuren aan Willem Bouman te Leeuwarden voor den tijd van één jaar, ingaande 12 Mei 1920, met stilzwijgende verlenging, behoudens opzegging van jaar tot jaar, uiterlijk tot 12 Mei 1923, voor f 285.op de thans geldende voorwaarden. C. met ingang van 24 December 1919, van week tot week, uiterlijk tot 12 Mei 1920 ondershands te verhuren aan G. Helder to Leeuwarden de woning Keizeisbuurt 65 alhier voor 1.40 per week en verder op voorwaarden door Burgemeester en Wethouders te bepalen. D. Burgemeester en Wethouders te machiigen de bij raadsbesluit van 19 Augustus 1919 no. 344"/l77 aan gekochte woningen in de Keizersbuurt te verhuren als weekwoningen tegen een minimum-huur als hier onder is aangegeven nos. 57 en 67 tegen 1.35; nos. 59, 61, 65, 71, 73, 75, 53, 51, 55, 33 en 31 tegen 1.40 nos. 63, 49, 47 en 39 tegen 1.50 nos. 69, 45, 43, 41, 37 tegen 1.45. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt met algemeene stemmen aangenomen. 3. (Agenda no. 4). Prae-advies van Burgemees'er en Wethouders op het adres van het bestuur der veree- niging voor Christelijk Schoolonderwijs alhier, betreffende toepassing van artikel 26novies, derde lid, der Lager Onderwijsivet. Dit voorstel luidt als volgt In Uwe Vergadering van 25 November j.l. werd om prae-advies in onze handen gesteld een adres van het Bestuur der Vereeniging voor Christelijk School onderwijs te Leeuwarden, waarbij, onder mededeeling dat daarbij genoemde onderwijzeressen op uren buiten den gewonen schooltijd aan daarin genoemde scholen onderwijs in de nuttige handwerken geven, wordt verzocht te willen voldoen aan het derde lid van artikel 2ünovies der Wet tot regeling van het Lager Onderwijs. Bedoeld wetsartikel luidt als volgt 1. „In bijzondere gevallen, waarin dit voor de vervulling van het door de wet verplichte aantal onderwijzersplaatsen wordt gevorderd, kunnen door ons bij besluit, den Onderwijsraad (afdeeling voor het algemeen vormend lager onderwijs en het bewaar- schoolonderwijs) gehoord, de in de artikelen 26 tot en met 26quinquies bedoelde jaarwedden voor bepaalde gemeenten op een hooger bedrag worden bepaald. 2. Op gelijke wijze kan dit geschieden wegens het werkzaam zijn van onderwijzers aan scholen van bijzonderen aard of voor werkzaamheden, welke aan onderwijzers buiten den gewonen schooltijd zijn op gedragen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1920 | | pagina 3