10 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 Januari 1920. regelende de samenstelling en den werlckring van de commissie van bijstand voor de gemeentebedrijven te Leeuwarden bijlage 53 van 1919) b. benoeming van vier leden van laatstgenoemde commissie. De algemeene beraadslagingen worden geopend. De heer Oosterhoff, ofschoon in 't algemeen ge sproken een groot voorstander van eene commercieele inrichting en commercieele administratie van de ge meentelijke instellingen, die daarvoor in aanmerking komen, heeft toch tegen dit voorstel zeer ernstige bedenkingen. Sprekers bezwaar is niet zoozeer gericht tegen het voorstel op zichzelf, dat is het vaststellen van eene bedrijfsverordening voordogemeente-reiniging, ofschoon ook daarin wel eenige bepalingen zijn die spreker wel anders zou wenschen. Dit is echter niet het voornaamste, want deze verordening is eenvoudig maar de uitwerking van de grondgedachte. Doch sprekers bezwaar gaat in hoofdzaak tegen het beginsel zelf, het denkbeeld om van de gemeente-reiniging een bedrijf te maken. Die bezwaren zijn bij spreker bij het doorlezen der toelichting tot het voorstel niet minder geworden maar eerder grooter. In de eerste plaats is in de toe lichting met geen enkel woord het groote voordeel van het maken tot een bedrijf betoogd, maar volstaat men enkel mot de mededeeling „evenals voor de ge meentelijke gasfabriek en het gemeentelijk electriciteit- bedrijf komt het gewenscht voor ook voor de gemeente reiniging eene bedrijfs-verordening vast te stellen". Een nadere uiteenzetting vindt men niet. Doch daar tegenover staat er in de toelichting een onkele uit drukking, die bij spreker de gedachte wekt, dat Burgemeester en Wethouders hij zal het zoo be scheiden mogelijk zeggen oen ander inzicht hebben over de zaak dan spreker, hij zou haast willen zeggen, een niet juist inzicht. Spreker heeft hierbij het oog op de opmerking uit de toelichting „voor het vormen van een reservefonds, zooals dit bij de gasfabriek het geval is, bestaat geen reden, daar het bedrijf steeds verlies zal opleveren". Wanneer dit juist is, is een commercieele boekhouding niet per se noodig. Een uitlating als deze maakt don indruk dat Burgemeester en Wethouders alleen letten op de cijfers in de ge- meentebegrooting en als zij dat doen, kunnen zij nooit eene goede en volledige commercieele boekhouding opzetten, want dan ontbreken er cijfers, die er wel degelijk in behooren. Wanneer men vraagt, of het werkelijk gewenscht is, van de gemeentereiniging een bedrijf te maken en of deze tak van dienst in de eerste plaats daarvoor in aanmerking komt, meent spreker deze vraag be paald ontkennend te moeten beantwoorden, en wel le. omdat de opzet van een commercieele boek houding bij den reinigingsdienst uitermate moeilijk, zoo niet onmogelijk is 2e. omdat men er nooit en nimmer de resultaten mede zal bereiken die men zich bij een commercieele boekhouding voor oogen moet houden. Burgemeester en Wethouders zeggen, evenals dit voor de gasfabriek en het electriciteitbedrijf is geschied, is het wenschelijk dit ook bij de reiniging in te voeren. Zij stellen dus deze takken van dienst ongeveer op één lijn, en naar sprekers meening zit daar juist de groote fout, omdat er een zeer principieel verschil tusschen genoemde instellingen bestaat. De gasfabriek en het electriciteitbedrijf zijn bijna uitsluitend bedrijf, het eene een productie-, het andere een distributie-bedrijf. Als openbare dienst is daarbij alleen aan te merken de straatverlichting, want als de gemeente zelf geen gasfabriek exploiteerde, dan zou het toch tot de taak van de overheid behooren om in het belang van de orde en veiligheid te zorgen voor openbare verlichting. De gemeente betaalt dit dan ook aan het bedrijf, al is de verrekening verre van zuiver. Bij de reiniging is de zaak echter precies andersom, dit is bijna geheel openbare dienst en het eigenlijke bedrijf is daar van bijkomstigen aard. Al zou men daar de productie totaal verwaarloozen en alles b.v. wegwerpen, dan zou de gemeente toch als overheid verplicht blijven om hygiënische en aesthetische redenen het huisvuil enz. in te zamelen, waarmede bewezen is dat het hier in hoofdzaak is een tak van openbaren dienst. Een particulier, die het aschland exploiteerde, zou daarvoor dan ook betaling vragen van de gemeente, evenals de gasfabriek de gemeente laat betalen voor do straatverlichting. Toen spreker straks zeide dat de opmerking over het reservefonds in de toelichting niet juist was, had hij juist hierop het oog, want als men de reiniging splitst in openbaren dienst en bedrijf, is het niet uitge sloten, dat zij eenige winst kan maken en nu zit juist hier de groote moeilijkheid, dat dikwijls niet is uit te maken, wat openbare dienst en wat bedrijf is. Zandstrooion, sneeuwopruimen, sproeien, kolkledigen, wieden, urinoir-schoonmaken, bladvegen enz., zijn zuiver openbare dienst, ophalen van huisvuil en faeces is echter gemengd, deels bedrijf, deels openbare dienst. De splitsing der arbeidsloonen en de kosten van 't gebruik van wagens en paarden daarvoor is echter bijna ondoenlijk. Door de commissie voor de verplaat sing van het aschland is deze kwestie ook wel onder de oogen gezien, maar geen afdoende oplossing ge vonden. In de tweede plaats worden bij het maken van een bedrijf van de reiniging niet de resultaten bereikt, welke men zich daarvan voorstelt. Waarom is het toch te doen bij het inrichten tot een bedrijf? Is het eenvoudig hior een zeker verklaarbare nieuwsgierig heid om te zien wat het bedrijf precies aan de gemeente kost Dan behoeft men daarvoor niet een bedrijfs inrichting met eeD geheel aparte boekhouding te maken, dat is door hot aanleggen van eenige bijboeken ook wel te bereiken. Neen, doel van een bedrijf is om een zuivere kostenberekening te kunnen maken van het product en dus ook van den verkoopprijs. Dit is mogelijk bij de gasfabriek dat dit daar kan, hebben we in de oorlogsjaren ondervonden, toen men den verkoopprijs van het gas hooger heeft moeten stellen. Dit geldt echter bij de Reiniging absoluut niet, omdat de prijs van het product in geen enkel opzicht iets te maken heeft met de kosten van het bedrijf, doch geheel afhankelijk is van den prijs der meststoffen waarvoor een wereldmarkt bestaat, zooals zwavelzure ammoniak, chilisalpeter enz. Voor spreker heeft een bedrijfsverordening voor de Reiniging dan ook weinig aantrekkelijks, maar als men het toch zou willen, om te weten wat de Reiniging aan de gemeente kost, dan meent spreker, dat aan het vaststellen van de verordening vooraf moet gaan een grondige regeling van de financieele verhouding tusschen de Reiniging en de Gemeente. Dit is indertijd bij de Gasfabriek ook geprobeerd, doch daar is men nog nimmer tot een juiste regeling gekomen. Nog zeer kort voor den oorlog is deze kwestie daar opnieuw onder de oogen gezien, maar de zaak is toen door den oorlog blijven liggen. Er zijn daar echter altijd nog dingen, die niet in orde zijn. Hier zou men die fout nu niet weer moeten maken. Doch behalve dit punt is er nog meer. Bij de gas fabriek wordt wel een bedrijfsrekening opgemaakt, doch de begrooting is geen bedrijfsbegrooting, zoodat de vergelijking tusschen rekening en begrooting altijd faalt. Het eerste punt, dat dan ook overweging ver dient, is om een bedrijfsbegrooting te maken, die Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 Januari 1920. 11 inpasbaar is in de gemeente-begrooting. Spreker zou in verband met een en ander door hem naar voren gebracht, in overwèging willen geven, heden het punt niet te behandelen, doch de stukken terug te zenden aan Burgemeester en "Wethouders, met verzoek om hieromtrent rapport te doen uitbren gen door den verificateur der gemeente-financien, zoo noodig bijgestaan door een terzake kundigen accountant, in welk rapport nadere voorstellen zullen moeten worden overgelegd omtrent de financieele regeling tusschen Gemeente en Reinigingsdienst en de wijzi gingen, die in de verordening in verband hiermede zouden moeten worden aangebracht. De heer Collet zal over de principieele kwestie niet spreken, doch heeft iets anders. Burgemeester en Wethouders stellen voor de commissie voor de lichtbedrijven op te heffen en daarna een commissie te benoemen voor alle bedrijven, dus voor de licht bedrijven en de reiniging. Spreker vermoedt dat zoo'n commissie een te grooten last op haar schouders krijgt, en meent dat dit niet aangaat, omdat zij haar werk zaamheden dan niet zal kunnen overzien. Waarom hij het wenschelijk zou achten, dat men ook hier een gewone commissie benoemt, niet voor de gemeentelijke lichtfabrieken en de reiniging samen, maar voor ieder bedrijf apart. Daarom acht spreker het wenschelijk dat onder c van het voorstel waarin is gezegd „tot het vaststellen van eene verordening regelende de samenstelling en den werkkring van do Commissie van bijstand voor de gemeentebedrijven te Loeuwarden, overeenkomstig het bijgevoegde ontwerp", te lezen voor „de gemeente bedrijven", „de gemeentereiniging" en achter Leeu warden een punt te zetten. Spreker dient dienovereenkomstig een voorstel in. De Voorzitter zegt, dat volgens zijn inzicht de heer Oosterhoff te diep op de zaak ingaat. Ofschoon spreker niet kan ontkennen, dat er veel waarheid is in de redeneering van den heer Oosterhoff, als men de zaak misschien geweldig precies en nauwlettend beschouwt, meent hij toch dat er daarmede te diep op wordt ingegaan. De kwestie is hier, meent spreker, dat men bij het woord bedrijf art. 114bis der gemeentewet voor oogen moet houden en dat de Raad daarbij andere regelen stelt voor een deel der geldmiddelen dan de gewone, neergelegd in de Gemeentewet. Men noemt dat in het dagelijksch leven bedrijven, omdat er de regelen voor bedrijven worden toegepast; voor een kleine gasfabriek in een kleine plaats neemt men ook een apart bedrijf. Omdat men nu art. 114&/s der gemeentewet heeft toegepast op de echte bedrijven, moet men diezelfde eischen niet stellen aan bedrijven, die dit eigenlijk zoozeer niet zijn. Waar wordt het woord „bedrijf" al niet op toegepasthet distributie-„bedrijf" is toch niet om den kostprijs te berekenen en winst te maken, 't is enkel diter zijn bepaalde regelen gesteld hoe de administratie betreffende de distributie van goederen zal worden gevoerd. Spreker gelooft dan ook niet, dat men eigenlijk bij deze verordening moet spreken van een „bedrijf" in den waren zin, hoewel deze gedachte wol eenigszins in de hand wordt gewerkt door het voorstel tot het instellen van een commissie voor de gemeentebe drijven", op welk voorstel door den heer Collet echter alreeds een amendement is ingediend. Hierdoor houdt men ook te veel vast aan een commercieele bedrijfsboekhouding. Wat Burgemeester en Wethouders echter voorstellen is niets anders dan de bestaande toestand te sanction- neeren, omdat de boeken nu niet bij den gemeente ontvanger worden bijgehouden, maar de reiniging wel degelijk een eigen kas en boekhouding heeft. En zoolang deze verordening niet bestaat kan het eerste eigenlijk niet gebeuren. Waar nu de practijk heeft bewezen, dat dit de beste manier is, laat men daar de practijk ook doen spreken en niet te veel zich klemmen aan den commercieelen kant. De reiniging is geen bedrijf, dat weten we allen, het is zelfs veel meer, 't is voor een klein deel bedrijf en voor een groot deel openbare gezondheidsdienst en openbare reiniging, dus openbare dienst. Het verkoopen van producten is een bijkomende zaak, omdat hier toevallig iets over is, dat verkocht kan worden. Spreker meent dan ook, dat er lang niet zooveel gedrukt moet worden op het woord „bedrijf", het is geen bedrijf, doch in de gewone sleur is men het zoo gaan noemen. De heer Oosterhoff heeft zich nu ook niet positief tegen het voorstel verzet, doch heeft ook opgemerkt, dat men misschien wel eens wil weten, hoeveel het bedrijf de gemeente eigenlijk kost. Op dat standpunt moet men zich ook eigenlijk gedeeltelijk stollen. En om nu nog alles te doen volgens het onderwetsche systeem, vindt spreker niet goed, doch aan den anderen kant behoeft men bij een commercieele boekhouding ook niet alles in den uitersten vorm door te voeren; men kan de zaak ingewikkeld en minder ingewikkeld opzetten. En spreker gelooft juist dat aan de com mercieele boekhouding wel degelijk groote voordeden vastzitten. Het is den Raad bekend dat hem ook te zijner tijd een bedrijfsverordening voor de gemeentewerken zal bereiken dan zal men ook spreken van het „bedrijf" gemeentewerken, ofschoon dit ook geen productie bedrijf is. Doch dan komt men ook daar beter op de hoogte wat er gebeurt; in den loop der jaren is er een ontzettende hoeveelheid steen aangekocht, terwijl men niet wist hoeveel steen er op de gemeentewerf was. Zoo gebeurde het dat de rekening van zeker jaar met een nadeelig saldo sloot, omdat men met de hoeveelheid steen geen rekening kon houden, terwijl er toch in werkelijkheid geen verlies was, omdat de waarde van de steen er tegenover stond. Door de balans wordt voortdurend rekening gehouden met de verschillende waarden van het bedrijf en wat er is overgebleven. Men krijgt dan een duidelijker en beter overzicht van den stand van zaken, zoodat het inrichten tot een bedrijf ten slotte niet alleen is een aardigheid om te weten hoeveel het precies kost, maar daardoor ook wel degelijk een betere controle op alles wordt uitgeoefend. Daarom zou spreker zeggen, druk niet te zeer op het begrip bedrijf in engeren zin, wat het hier niet is, maar wel zooals het is bedoeld bij artikel 114bis der gemeentewet. En daarom is spreker ook niet voor wat de heer Oosterhoff zegt, om de zaak nog eens in handen te stellen van den verificateur der gemeente- financiën. Deze heeft de geheele verordening in overleg met den wethouder samengesteld en is dus geheel op de hoogte. En om daar nu ook nog weer een ander, een accountant in te halen acht spreker ook niet noodig, dit is alles het gevolg van een te diep ingaan op de zaak, omdat de heer Oosterhoff de zaak te veel als „koopmansbedrijf" beschouwt. De boeken, die de verificateur der gemeentefinanciën voorstelt, beschouwt spreker als voldoende, doch daardoor behoeft niet op den voorgrond te treden, dat het in werkelijkheid een bedrijf is. Spreker wil dan ook voorstellen niet op het voorstel van den heer Oosterhoff in te gaan, maar de verordening te behandelen, zooals deze is ingediend. De heer De Boer wenscht gaarne naar aanleiding van het door den heer Oosterhoff gesprokene iets in het midden te brengen, en dan wil hij beginnen met te zeggen, dat deze het mis heeft. Spreker zal dat

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1920 | | pagina 6