12 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 Januari 1920.
kort zeggen, te kort misschien, doch de heer Ooster-
hoff, die goed in de administratie thuis is, zal wel
weten, wat spreker bedoelt.
Hij heeft gezegd, dat we er niet mede bereiken,
wat we willen bereiken, n.l. kosten-berekening van
het product. Het eenige doel van de commercieele
boekhouding zou dus zijn, om vast te stellen wat de
kostprijs is, en die opvatting is, volgens spreker niet
juist. Men haalt wel uit de boekhouding de gegevens
om den kostprijs te berekenen, maar als deze bere
kend is, maakt men naar den kostprijs zijn facturen.
Doch dit is niet direct het geheele doel der admini
stratie. Daarin stelt men zich toch ten doel het admi-
nistreeren van het vermogen en het kapitaal en de
bronnen waaruit dit is gevloeid. En dit blijkt op de
beste wijze met de commercieele boekhouding, n.l. de
dubbele boekhouding. En wanneer de heer Ooster-
hoff al inderdaad bezwaar heeft tegen den naam „be
drijf", zal hij toch niet willen ontkennen, dat hier toch
de administratie van een gedeelte van het gemeente
vermogen moet plaats hebben. En dat geschiedt het
beste door de dubbele boekhouding, omdat er direct
door worden aangeteekend de veranderingen in debet
en credit.
Spreker meent dat er bij dezen tak van dienst niet
heel veel bezwaar bestaat tegen de naamkwestie, om
dat men in het belang van de zaak zelve er op moet
ingaan.
De heer Oosterhoff heeft er ook nog op gewezen,
dat door een particulier, als deze het bedrijf exploi
teerde, betaling zou worden gevraagd. Dit is geheel
juist, maar die particulier zou dan niet alleen betaling
vragen voor de diensten, welke hij deed verrichten,
maar zou ook ondernemerswinst willen maken. En
als we de zaak van dezen kant bekijken, dan komen
we als vanzelf tot oen bedrijf, dat is een tak van
dienst die zich laat betalen door de gemeente. Men
dient dus de bedrijfsadministratie hier aan te vullen
door de ondernemerswinst niet uit te schakelen. En
dan raadt spreker aan, niet te veel aandacht aan dat
woord „bedrijf" te besteden.
De heer Oosterhoff heeft nog gesproken over een
belangrijke fout, die in do verordening van de licht-
bedrijven zou zijn. Hij heeft echter deze fout niet
genoemd, en omdat hij er op aandringt dat deze fout
hier niet gemaakt zal worden, meent spreker, dat de
heer Oosterhoff goed zal doen, den Raad er mee in
kennis te stellen welke fout daar gemaakt is.
De heer Oosterhoff moet nog even don Voorzitter
en den heer De Boer antwoorden, in hoofdzaak om
aan te toonen, dat er een aanmerkelijk verschil in
opvatting bij beide heeren bestaat, omtrent het doel
der verordening. De Voorzitter ziet daar niets anders
in, dan uitvoering te geven aan artikel 1146f.s'der Ge
meentewet, n.l. om de uitgaven en ontvangsten afzon
derlijk te houden van die der gemeente en om te
weten te komen wat die uitgaven en ontvangsten zijn
en wat het saldo precies is. Wanneer dat de bedoe
ling is, en niets anders, kan spreker er zich heel goed
mee vereenigen, dat zou ook hij wel eens willen weten.
Doch dan is het niet noodig een bedrijfsverordening,
zooals nu wordt aangeboden en die er op gebaseerd
is wat ook de heer De Boer wil om mode het
vermogen te administreeren. Als men dat wil is zeker
een commercieele boekhouding noodzakelijk. Er bestaat
dus eenig verschil van meening bij de heeren. Wil
men echter alleen een zuiver overzicht van ontvang
sten en uitgaven, dan is niet noodig de balans, ver
lies- en winstrekening en afschrijvingsrekening.
De Voorzitter meent, dat spreker te diep op de
kwestie is ingegaan en zich van do wijs heeft laten
brengen door het woord „bedrijf", doch spreker heeft
zich alleen laten leiden door de verordening welke
hem is voorgelegd, en waaruit men tot de conclusie
moet komen dat naar eene zuivere commercieele boek
houding wordt gestreefd.
Over het doel eener commercieele boekhouding wil
spreker met den heer De Boer niet twisten, hij geeft
toe, dat deze boekhouding ook mede beoogt het beheer
van het vermogen. Maar de heer De Boer zal spreker
wel willen toegeven, dat men er ook door moet komen
tot een zuivere kostenberekening. Na de mededee-
lingen over de tot standkoming der verordening wil
spreker nu niet meer nader aandringen op een accoun
tants-onderzoek.
Spreker stelt zich voor, dat wanneer men bij de
Reiniging een werkelijk geheel commercieele boek
houding inricht, dit voor het bedrijf ook wel voor-
deelen kan hebben, doch wanneer men dat doet, zullen
er toch nog aanmerkelijke veranderingen in de veror
dening gebracht moeten worden.
Dat in do bedrijfsverordening van de lichtfabriekon
een fout is, spreker heeft dit niet gezegd zooals de
heer Do Boer beweert, maar wel heeft hij gezegd,
dat in dat bedrijf altijd dingen zijn, die men anders
zou wenschen, doordat er altijd nog een zekere mate
van onzekerheid bestaat in de financieële verhouding
tusBchen de gasfabriek en do gemeente. Zoo is b.v.
nog nooit de schuld vnn de gasfabriek aan de ge
meente vastgosteld die schuld dient men nu hier bij
de Reiniging toch in ieder geval eerst vast te stellen.
De heer De Boer merkt op, dat de heer Oosterhoff
heeft gezegd, dat de Voorzitter de verordening voor
stelt als een registratie van ontvangsten en uitgaven.
Dat is echter niet juist, het is ook wel de bedoeling
van den Voorzitter om de boekhouding niet alleen uit
te strekken over do geldmiddelen, doch ook over het
materieel en de gereedschappen, dit behoort toch ook
tot de commercieele boekhouding, omdat het is een
stuk gemeente-vermogen.
Wat betreft de fout, die de heer Oosterhoff bedoelt,
de verhouding tusschen de gemeente en de gasfabriek,
wat de financieels opzet betreft, spreker wil niet zeg
gen, dat men hier alreeds gelukkig is geslaagd, maar
men heeft hier toch een poging gedaan en 't begin
is er, om een bedrijf op te zetten en nu is hierbij
geen sprake van eenige onvastheid van de verhouding
tusschen Reiniging en de gemeente. Onder b van
het voorstel heeft spreker gezien, dat de gemeente-
eigendommen, bij de Reiniging in beheer tegen een
bepaalde waarde op dat bedrijf zullen worden over
geschreven, waartegenover dan een gelijk bedrag aan
de gemeente als schuld wordt gesteld. Men stelt dus
hier wel degelijk de verhouding vast tusschen het be
drijf en de gemeente en bedoelde fout wordt dus hier
niet gemaakt.
De Voorzitter zegt, het met den heer De Boer eens
te zijn, doch ook met don heer Oosterhoff, dat de zaak
met eenvoudige middelen kan of dat men niet veel
moer boeken noodig zal hebben. Doch door het kan
toor zullen er ook niet meer boeken gebruikt worden
dan beslist noodzakelijk is. De bedoeling van de com
mercieele boekhouding is hier, dat men elk stuk, dat
bij hot bedrijf is ingekomen, kan halen uit de boeken.
Dat is de eenige manier om do boel voor mekaar te
houden. Doch dat standpunt van meerdere admini
stratie is niets, wanneer aan den anderen kant alles,
wat het bedrijf verlaat, niet wordt aangeteekend, ook
al is dan het product aan schommeling in prijs onder
hevig. Spreker zal er altijd voor zijn uit de gewone
en vrij ouderwetsche Gemeentewet te halen, wat er
uit te halen is, en nu lijkt hem de eenige manier, om
een good overzicht te krijgen, de commercieele boek
houding, ook met balans en verlies- en winstrekening,
dan kan men zien of do zaak bij mekaar blijft. De
commercieele boekhouding is de eenige manier hier
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 Januari 1920. 13
voor, men haalt nu toch uit de administratie geen
voldoende gegevens daaromtrent.
En dit is nu wel geen echt bedrijf, maar dan is
het een nieuw soort van bedrijf en nu wordt dat op
commercieelen voet opgezet. En wanneer we dat nu
op een heel eenvoudige manier opzetten, krijgt men
een gemakkelijk overzicht.
De heer Oosterhoff kan met wat de Voorzitter in
tweede instantie heeft gezegd, volkomen accoord gaan.
Doch de opmerkingen, die hij in eersten termijn heeft
gemaakt, n.l. dat dan verschillende maatregelen, straks
reeds genoemd, vooraf dienen te worden genomen,
krijgen dan weder hun volle waarde.
De heer De Boer heeft gezegd, dat de eigen
dommen der gemeente in het bedrijf moeten worden
ingebracht en daartegenover een schuld van de reini
ging aan de gemeente moet worden gesteld. Doch
dat is maar niet zoo'n heel eenvoudige kwestiewant
voor de reiniging zijn nimmer afzonderlijke leeningen
gesloten, en welk gedeelte daarvan dus reeds is af
gelost, is nooit met zekerheid uit te maken. Wil men
de zaak zuiver stellen, dan is een en ander verbazend
moeilijk, en naar het eerste dient bij een zoo gewichtige
zaak toch gestreefd te worden
Spreker heeft de kwestie overwogen en zijn voor
stel gedaan, omdat de zaak nog nader onder de oogen
moet worden gezien en de Raad nog nader dient te
worden voorgelicht.
De Voorzitter stelt voor, tot artikelsgewijze hande
ling over te gaan.
De heer De Boer vestigt de aandacht op de bepaling
omtrent de gemeente-eigendommen, die in het bedrijf
zullen worden ingebracht, onder sub l> van hot voor
stel. Hieromtrent is nog niets besproken of beslist.
Komt nu, voor de verordening, dit niet eerst in
bespreking
De Voorzitter merkt op, dat wanneer men de volgorde
neemt ten opzichte van sub a, b en c, zooals in het
voorstel is aangegeven, dan het eerst de verordening
aan de beurt is.
De heer Oosterhoff vraagt, of zijn voorstel niet in
bespreking komt.
De Voorzitter: „Handhaaft U dat dan?"
De heer Oosterhoff antwoordt bevestigend.
De Voorzitter doet voorlezing van het voorstel van
den heer Oosterhoff.
De heer Nijholt vraagt, of het niet veel beter is dit
voorstel vast te koppelen aan sub b. Verder voelt
spreker er ook iets voor, dat omtrent hetgeen onder
b is gezegd, niet alleen wordt overgelaten aan
Burgemeester en Wethouders, maar dat de Raad daarin
ook wordt gekend. Men zou de verordening nu kunnen
goedkeuren en later praten over de waarde, waarop
het bedrijf gesteld moet worden. De zaak moet toch
door Burgemeester en Wethouders worden getaxeerd,
dus het veroorzaakt geen uitstel.
De Voorzitter zegt, dat sub b niet samengaat mot
het voorstel van don heer Oosterhoff. Deze wil de
concept-verordening ook nog eens laten onderzoekon.
Spreker meent daarom, dat hot 't boste is, eerst uit
te maken of de verordening zal worden behandeld of
niet, wat kan blijken uit stemming over het voorstel
Oosterhoff. Wordt besloten, de verordening wel te
behandelen, dan kan na afloop daarvan sub b aan de
orde worden gesteld.
Spreker vraagt of het voorstel-Oosterhoff wordt
ondersteund.
Dit blijkt wel het geval te zijn.
De heer De Boer: „Het voorstel is dus om de ge
heele zaak nog aan te houden
De Voorzitter: „en de verordening nogmaals in handen
te stellen van den verificateur der gemeentefinanciën."
De algemeene beraadslagingen worden gesloten.
Het voorstel van den heer Oosterhoff wordt ver
worpen met 16 tegen 3 stemmen.
Vóór stemmen de heeren De Vos, Oosterhoff en
Van Weideren baron Rengers.
Tegen stemmen de heeren Terpstra, Dijkstra,
Postma, Visser, Tiemersma, Zandstra, Nijholt, Van
der Werff, Collet, IJ. de Vries, Jansen, De Boer,
O. F. de Vries, Schaafsma, mevrouw BuismanBlok
Wijbrandi en de heer Schoondermark.
Wordt overgegaan tot artikelsgewijze behandeling
der verordening op het beheer der gemeentereiniging
te Leeuwarden, (sub a).
Artikels 1 en 2 worden onveranderd vastgesteld.
Aan de orde is artikel 3.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer De Boer merkt op, dat in de eerste alinea
van dit art. staat, dat het toezicht op de boekhouding
en de kas is opgedragen aan den Directeur. Spreker
meent, dat het wenschelijker was, dat er stond dat
hij verantwoordelijk is voor de kas en de boekhouding.
De Voorzitter meent, dat het eigenlijk zoo is, dat
de aparte boekhouders werkelijk aansprakelijk zijn voor
de kas en de boekhouding. De betrokken wethouder
is op 't oogenblik niet aanwezig, om toelichten maar
spreker meent wel, dat dit de bedoeling is.
De heer Do Boer zegt, dat dit wel kan, doch het
kan ook, dat de directeur, die voor de geheele gestie
van het bedrijf aansprakelijk is, dit ook is voor de boek
houding en kas. De boekhouder heeft hier toch zeer
weinig te zeggen, de directeur is de man.
De heer Schaafsma (wethouder) zegt, dat deze op
merking niet heelemaal juist is wanneer hier toch
een verordening op een bedrijf wordt gemaakt is er
toch voor ieder ambtenaar ook een instructie. Daarin
wordt de verantwoordelijkheid ten opzichte van elkaar
geregeld. Hier in dit art. wordt alleen gezegd dat don
directeur in het algemeen is opgedragen het toezicht
op de boekhouding en kas. De boekhouder is volgens
zijn instructie echter verantwoordelijk tot een bedrag
van 2000.
De Voorzitter wil nog de opmerking maken dat
straks, door het amendement van den heer Collet,
waarbij deze voorstelt een aparte commissie voor de
gemeentereiniging te benoemen, indien dit wordt aan
genomen, er enkele artikels zijn waaronder ook
dit die gewijzigd moeten worden.
De beraadslagingen worden gesloten.