14 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 Januari 1920. Artikel 3 wordt onveranderd vastgesteld. Aan de orde is artikel 4. De beraadslagingen worden geopend. De heer IJ. de Vries wenscht in verband met art. 3 bij dit artikel een woord te zeggen. In art. 26 wordt de directeur persoonlijk voor zijn uitgaven jegens de gemeente aansprakelijk gesteld. Dit slaat op art. 3. En verder worden Burgemeester en Wethouders voor onder hun goedkeuring uitgegeven gelden aansprakelijk gesteld. De regeling is dus zoo, dat eerst de directeur en vervolgens Burgemeester en Wethouders worden aansprakolijk gesteld De Voorzitter licht toe, dat voor de doelmatigheid van de uitgaaf de directeur aansprakelijk is, voor de rechtmatigheid is dat echter de kassier. Als de kas sier echter maar uitbetalingsstukken krijgt, kan hij betalen, als zijn kas maar klopt en hij gedekt is door uitbetalingsstukken is hij niet meer verantwoordelijk. Al raken deze laatste ook kant noch wal, als de kassier gedekt is door het fiat van den directeur, is hij gedekt. In de practijk zal de kassier dan wel zeggen U vergist U, maar toch is hij gedekt omdat de boeken kloppen met door den directeur gefiatteerde betalingen. Ten opzichte van den directeur wordt echtor over de doelmatigheid van de uitgaaf gesproken. De beraadslagingen worden gesloten. Artikel 4 wordt onveranderd vastgesteld. Aan de orde is artikel 5. De beraadslagingen worden geopend. De heer De Boer heeft hiertegen eenig bezwaar. Hij zou ook willen, dat betalingen beneden f 3. op kwitantie geschiedden, zoodat dus alle betalingen, behoudens enkele uitzonderingen, door een kwitantie gedekt zijn. De Voorzittsr zegt, dat deze kwestie om de be talingen boven 3.op kwitantie te doen geschieden een uitvloeisel is van de bepaling, die daaromtrent bestaat voor de Rekenkamer. De heer De Boer heeft wel gelijk, hoe meer kwi tanties, hoe beter controle, doch wat hij wenscht acht spreker toch zeer bezwaarlijk. De heer Schaafsma (wethouder) meent ook, dat het voor enkele dingen zeer bezwaarlijk is. Men zal dan b.v. bij portokosten tot ieder bedrag ook beneden 3.een kwitantie moeten vragen en er zijn ver schillende kleine uitgaven meer, die moeilijk door een kwitantie kunnen worden gedekt. De Voorzitter vraagt, of de heer De Boer er een voorstel van maakt. De heer De Boer laat de kwestie aan Burgemeester en Wethouders over. De beraadslagingen worden gesloten. Artikel 5 wordt onveranderd vastgesteld. Aan de orde is artikel 6. De beraadslagingen worden geopend. De heer De Boer zegt, dat de loonlijsten, die worden gemaakt, als het ware een mandaat vormen voor het geheele jaar. Spreker acht dit zeer bezwaarlijk met het oog op de kascontrole. Hij vindt beter een weke- lijksch loon en maandlijsten, waarop gekwiteerd wordt. Een mandaat kan ook zoek geraken, en dan zijn de voorafgegane betalingen niet door kwitantie gedekt. De Voorzitter geeft toe, dat er bezwaren aan ver bonden zijn. Spreker weet niet hoe men hiertoe ge komen is. Of het gewoonte is In sommige gemeenten worden de menschen betaald op een mandaat met 12 hokjes, voor iedere maand één dit geldt dus voor het geheele jaar, in andere gemeenten neemt men voor iedere maand een ander mandaat. Dit zijn de twee systemen waarom dit nu hier gevolgd wordt, kan spreker niet zeggen. De heer Schaafsma (wethouder) vermoedt dat het er is ingekomen uit de bedrijfsverordening van de gasfabriek, daar heeft men ook dat systeem. Het bezwaar van den heer De Boer acht spreker echtor niet zoo groot, bij do gasfabriek is over de loonkaarten nooit geklaagd. De beraadslagingen worden gesloten. Artikel 6 wordt onveranderd vastgesteld. Artikels 710 worden onveranderd vastgesteld. Aan de orde is artikel 11. De beraadslagingen worden geopend. De heer De Boar vraagt of het wol gewenscht is, het rentetype in deze verordening op te nemen. Spreker meent, dat men in de rekening-courant wel kan regelen de rente die de gemeente zelf moet betalen. De Voorzitter meent, dat daar in theorie wel veel voor te zeggen is, maar of het in de practijk mee zal vallen is een tweede kwestie, 't Is maar de vraag: heeft de gemeente altijd rekening-courant. Dat is wel nu zoo in dezen tijd en in den oorlogstijd, maar in gewonen tijd is dat niet het geval. Daarom meent spreker dat 't op practische gronden beter is, dat de cijfers maar gefixeerd blijven. De heer Da Boer: „Ja, als er geen rekening-courant is, dan maar niet". De beraadslagingen worden gesloten. Artikel 11 wordt onveranderd vastgesteld. Artikels 12 15 worden onveranderd vastgesteld. Aan de orde is artikel 16. De beraadslagingen worden geopend. De heer Da Boer merkt op dat in artikel 16 onder 1 onder de grondboeken ook wordt genoemd een re gister van arbeidsloonen. Als dit een gewoon regis ter is, is het daar niet op zijn plaats. De Voorzitter weet op 't oogenblik ook niet precies hoe 't er mee zit. Onder 6 wordt ook van een stam register gesproken, daar wordt dus iets dergelijks ge noemd. Is het ook mogelijk, dat hiermee wordt be Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 Januari 1920. 15 doeld de arbeidskaarten, waar de heer Schaafsma straks over sprak, de loonkaarten? Als het echter is een register van de arbeidsloonen, zooals hier staat, dan is het, ook volgens spreker, beter, dat het wordt ge noemd onder een van die andere punten van dit ar tikel. Als de Raad de kwestie wil overlaten aan Burgemeester en Wethouders, willen dezen wel overleg plegen met den verificateur om te zien waar het geplaatst moet worden. De beraadslagingen worden gesloten. Artikel 16 wordt onveranderd vastgesteld. Artikelen 1726 worden onveranderd vastgesteld. Aan de orde is artikel 27. De beraadslagingen worden geopend. De heer De Boer heeft tegen artikel 27 zeer ernstige bezwaren. In de eerste plaats een bezwaar van prin- cipieelen aard n.l. ten aanzien van den term afschrij- vings- en vernieuwingsfonds. Een afschrijvings- en vernieuwingsfonds bestaat niet, er wordt alleen afge schreven, van fondsvorming is geen sprake. Daarom vindt spreker deze terminologie onjuist. In de tweede plaats heeft spreker bezwaar tegen afschrijving van 5 °/0 van de aanschafwaarde van machinerieën en toestellen (sub ben 10 van de aanschafwaarde van paarden, tuigen en gereedschap pen (sub c). Spreker zou hier respectievelijk 10 °/0 en 20 voor willen lezen. De Voorzitter „Maakt u daar een amendement van De heer De Boer: „Ja". De heer Nijholt merkt op, dat hier staat onder c dat als grondslag voor de berekening der afschrijving de door Burgemeester en Wethouders geschatte kost prijs wordt aangenomen. Spreker vraagt hoe men dat moet opvatten. Als b.v. een stuk machine geschat wordt op 20 van de oorspronkelijke waarde, wordt daarvan dan weer jaarlijks 5 °/0 afgeschreven Zooals het hier staat, moet men het wel zoo opvatten. De heer Schaafsma (wethouder) wil in de eerste plaats den heer De Boer antwoorden. Deze heeft theoretisch gelijk met zijn opmerking over het afschrij vings- en vernieuwingsfonds, maar om onder b en c respectievelijk te lezen 10 °/0 en 20 °/0, daar kan spreker niet in meegaan. Laat de heer De Boer zich wat betreft sub b ook in de war brengen, doordat er staat machinerieën? Dan wil spreker echter opmerken, dat er tusschen haakjes achter staat, wagens, voertuigen, verbrandingsoven, privaattonnen en meubilair. De jarenlange ervaring op de reiniging heeft geleerd dat een afschrijving van 5 °/0 voldoende is in verband met den levensduur van al deze dingen. Dan stelt de heer De Boer voor op paarden 20 af te schrij ven. Dan zou dus een paard na 5 jaar gebruik niets meer waard zijn Er zijn niet veel paarden-deskun- digen in den Raad, maar spreker durft met gerust heid te zeggen, dat een goed paard wel 10 jaar mee kan, voor het niets meer waard is. Een afschrijving voor de paarden van 10 °/0 is dan ook voldoende en 5 voor wagens, voertuigen, privaattonnen enz. is zeker voldoende. Nu vraagt de heer Nijholt wat onder b wordt be doeld met geschatten kostprijs. Spreker meent dat juist dat geschatte al aangeeft wat de bedoeling is. Bij een nieuw opgezet bedrijf zou de werkelijke kost prijs de maatstaf zijn, maar hier is het geen nieuw bedrijf; men heeft er allerlei materialen die reeds jarenlang gebruikt zijn. Burgemeester en Wethouders schatten deze juist naar het aantal jaren, dat ze vol gens deskundigen nog gebruikt kunnen worden. Daar van wordt dan het bepaalde percentage afgeschreven. Wanneer b.v. een wagen wordt geschat zoodanig, dat deze nog 5 jaar mee kan, dan wordt hij geschat op 25 °/0 van het eerste bedrag; bij een afschrijving van 5 °/0 is die wagen dan in 5 jaar afgeschreven. De heer Do Boer zal zijn amendement toch niet intrekken, omdat hij niets van gegevens heeft gezien en 't allemaal maar geloofscijfers zijn. Men doet niet veel met de cijfers die hier genoemd zijn. De cijfers, die spreker heeft gegeven, gelden ook in de industrie. De heer Schaafsma (wethouder)Voor de paarden ook De heer De Boer„Voor de paarden ook." De heer Oosterhoff heeft ook wel eenig bezwaar tegen de afschrijving van 10 Volgens spreker moeten de goederen en gebouwen, thans aanwezig, niet te boek komen voor den geschatten kostprijs, dat wil dus zeggen voor de geraamde aanschafwaarde, maar voor de getaxeerde waarde van dit oogenblik, daarbij voor zoover mogelijk geen rekening houdende met de veel lioogere prijzen van tegenwoordig. Als de gebouwen en goederen juist worden geschat door zooveel mogelijk de waarde die zo thans hebben, te benaderen, moet er toch een hooger percentage dan 10 worden afgeschreven. Spreker acht het logischer den geschatten prijs te bepalen naar de waarde welke die zaken op 't oogenblik vertegenwoordigen, en als men dan nagaat, hoeveel jaar ze vermoedelijk nog mee kunnen, kan men in verband daarmede het percentage vaststellen. Er zullen echter zeer waar schijnlijk wel dingen zijn, die feitelijk al afgeschreven zijn en alleen nog de residu-waarde vertegenwoordigen. De Voorzitter deelt mede, dat door den heer De Boer een amendement is ingediend om in artikel 27 te lezen Er wordt jaarlijks afgeschreven op bij b 10 bij c 20 De heer Visser voelt, naar aanleiding van wat door den heer Oosterhoff naar voren is gebracht, er iets voor, om te taxeeren naar een waarde, gelijkstaande met den prijs waarop het bedrijf het product over neemt, en dat men het afschrij vingscijfer bepaalt naar die waarde. Dus eerst de waarde bepalen en dan het afschrij vingscijfer daarnaar regelen. Hieruit volgt, dat bij het aanvaarden van dat afschrijvingscijfer dit moet worden bepaald ook in verband met het totaal aantal jaren, dat de gebouwen of goederen nog mee kannen. Spreker zijn enkele dingen minder duidelijk. Wat bedoelt men b.v. met het afschrijvings- en vernieuwings fonds, dat dit op de balans het actief zal verlagen, en het passief zal verhoogen Dat men dus de aan- koopwaarde op de balans zal plaatsen en de credit zijde er mee zal verhoogen Dit klopt toch zeker niet met elkaar De heer Nijholt heeft zooeven een vraag gedaan omtrent de afschrijving van den geschatten kostprijs, maar spreker gelooft nu, dat de bedoeling van dien geschatten kostprijs wel juist is. Wat het fonds betreft, spreker meent dat dit speciaal een uitvinding van Leeuwarden is die kwestie mag nog wel eens onder de oogen worden gezien.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1920 | | pagina 8