16 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 Januari 1920.
De heer IJ. de Vries meent ook, dat er eenige
duisterheid is in het artikel. Spreker kan best be
grijpen wat de geschatte kostprijs hier beteekent, doch
wat doet men nu in de toekomst als er nieuwe stukken
worden aangeschaft, hetzij machines, 't zij paarden of
iets anders. Die vertegenwoordigen dan toch een andere
waarde dan wat in c staat, als de geschatte kostprijs.
Er staat in het artikel dat het afschrijvings- en
vernieuwingsfonds zal worden gevormd door jaarlijk-
sche stortingen van zoo- en zooveel. Bedoelt men hier
dus mee een reservefonds, dat wordt gevormd door
die stortingen van 3 °/0, 5 en 10 °/0, om eventueel
uit dat fonds andore nieuwe dingen aan te schaffen
Hoe dit mogelijk is bij de gemeente-reiniging begrijpt
spreker niet, omdat het een bedrijf is, dat steeds niet ver
lies werkt. Het kan wel bij degas- enelectriciteitsfabriek
men moet daar daardoor komen tot den productieprijs.
Maar waar we hier weten, dat de gemeente op de
roiniging ieder jaar een halve of een heele of ander
halve ton moet bijbetalen, vraagt spreker waar die
procenten voor het fonds weg moeten komen.
De heer Oosterhoff is het niet met den heer Nijholt
eens, dat de geschatte kostprijs hier een juiste maatstaf
is. Die geschatte kostprijs zal, wil hij juist zijn, toch
zoo na mogelijk moeten komen bij do werkelijke
8tichtings- of aanschaffiugskosten en dan krijgen wij
natuurlijk veel te hooge afschrijvingen. Spreker ziet
dan aankomen, om een voorbeeld te noemen, dat op
de loodsen, waarin het bedrijf wordt uitgeoefend, het
eerste jaar al meor zal moeten worden afgeschreven,
dan de waarde er thans nog van is. En dat is, meent
hij, geen goede opzet.
Spreker zou willen voorstellen voor rgesc.hatte kost
prijs" te lezen „een door Burgemeester en Wethouders
daaraan toe te kennen waarde" en voor de gebouwen
enz. een percentage vast te stellen in verband met
die waarde en den tijd, dien ze nog moe kunnen.
De heer De Boer merkt op, dat al deze dingen in
zeer nauw verband staan met sub b van het voorstel,
n.l. op welke wijze de waarde van goederen en ge
bouwen door Burgemeester en Wethouders zullen
worden geschat.
Spreker zou het daarom beter achten, dit punt nog
even aan te houden en te bespreken bij sub b van
het voorstel.
De Voorzitter doet het verschil tusschen de systemen
van de heeren Oosterhoff en Nijholt uitkomen. De
heer Oosterhoff wil eenvoudig zeggenwat is de
waarde, b.v. 800.'t kan nog 4 jaar moe, dus
moet er ieder jaar 200,worden afgeschreven of
1/i deel of 25 °/0.
Het systeem dat hier is aangenomen is iets anders;
daar wordt b.v. ten opzichte van een paard gezegd
hoe lang kan 't nog mee, 4 jaar hoeveel wordt er
op afgeschreven, 10 °/0dat is dus jaarlijks 1/10, het
paard moet dus worden gestold op 4/10 of 40 °/0 van
de geschatte waarde van vroeger.
Volgens spreker is het ook verdedigbaar te rede
neeren als volgtwat heeft het paard gekost, 1000.
wat schrijft men er op af, 10 °/o l^e beer De Boer
wil 20 °/0)dat paard is 3 jaar oud, er gaat dus af
30 °/0 en zou dus, indien we een boekhouding gehad
hadden, op de balans staan voor ƒ700.—Dit systeem
was spreker oorspronkelijk toegedaan, om een uniforme
afschrijving te krijgen. Die heeft tnon op 't oogenblik
niet, als er morgen wat bij komt, wordt de afschrijving
daarbij op een andere manier berekend.
De redeneering van den heer Schaafsma is aldus
er wordt 10 °/0 afgeschreven, 't paard kan nog 4 jaar
mee, dus er kan nog 40 °/0 worden afgeschreven, de
oorpronkelijke waarde van 800.moeten we dus
op f 320.stellen. Dat bedoelt deze dus met ge
schatte kostprijs. En een geschatte prijs is het, ook,
al wordt eerst gekeken naar het afschrij vingspercentage.
Spreker vermoedt, dat de zaak hierdoor te laag op
de balans komt, maar om nu de zaken op de balans
te zetten naar de waarde van den dag, dat bezwaart
het bedrijf te zeer. Dit krijgt dan direct een enorme
schuld aan de gemeente. Als men het bedrijf nu laat
beginnen met den werkelijken kostprijs der verschillende
dingen, zal de schuld veel grooter worden en men de
gemeente eigenlijk een beetje O.W. laten maken.
Heeft men b.v. een paard dat 5 jaar geleden 500.—
heeft gekost en dat nu nog wel 500.misschien
zelfs 600.waard is, dan zal men het toch niet
moeten schatten op de eerste of werkelijke waarde,
maar op den oorspronkelijken kostprijs, verminderd met
do afschrijving, dit zou geweest zijn. De prijzen zijn
op 't oogenblik wel een beetje dik opgeloopen, men
zal dan, als men den prijs van den dag neemt, het
bedrijf te veel bezwaren.
De heer Schaafsma (wethouder) is het niet met den
Voorzitter eens, waar deze het systeem van den oor
spronkelijken kostprijs, verminderd met de afschrij ving
van vorige jaren, verdedigt. Spreker meent, dat het
dan nog moeilijker is, een balans op te maken. Als
men voor de waarde, waarop de reiniging de goederen
moet overnemen, een juiste opgaaf moet hebben van
de cijfers, wat de gemeente er voor heeft betaald, als
men dit moet doen van allo dingen die de reiniging
moet overnemen is het een ondoenlijke zaak. 't Is
toch vrij moeilijk uit te maken wat de gemeente voor
al die dingen gegeven heeft. En zooals het nu in de
verordening is opgenomen, scheelt het niet zooveel,
de ondervinding leert dat. En zoo uiterst nauwkeurig
behoeft het ook niet, omdat het hier is een bedrijf
dat door de gemeente als bedrijf wordt ingericht om
de zaak beter te kunnen overzien. Als hot door een
particulier werd geëxploiteerd, was het een andere
zaak, maar hier is het bedrijf van de gemeente zelf
en hoe men de schatting der goederen nu ook inricht,
de gemeente heeft er geen voor- of nadeel van als
er b.v. een verschil van 100.wordt gemaakt op
een paard, 't Is toch enkel de kwestie om een beter
overzicht te krijgen.
Do heer Dö Boer kan meegaan in wat door den
Voorzitter is gezegd. Hij meent ook dat dit de juiste
manier is om de openingsbalans in mekaar te zetten.
Anders komt men zeer licht tot een gefiatteerd ge
meentevermogen, als men de prijzen van den dag
neemt dan is de gemeente veel te rijk.
Do heer Schaafsma heeft gezegd, dat er bezwaren
aan zijn verbonden met de afschrijving, doch ook de
kwestie, zooals door de burgemeester naar voren ge
bracht, heeft dit bezwaar niet. Spreker toont met een
voorbeeld aan, dat de afschrijving evengoed tot stand
komt als op een manier, zooals de heer Schaafsma
bedoelt, 't Hangt slechts af van hot in mekaar zetten
van de balans en of dit op do meest juiste wijze
geschiedt.
De heer Oosterhoff kan, in togenstelling met den
heer De Boor, niets voelen voor 't geen door den
Voorzitter is verdedigd. Deze spreekt van overwaarde,
doch dan moet hij geen paarden nemen van 8 10
jaar en ook bij de gebouwen zal de overwaarde niet
groot zijn. En hoe men ten opzichte van do goederen
en gebouwen van de reiniging zal komen tot de
prijzen die ze gekost hebben, is spreker ook onbe
grijpelijk. Er is voor de reiniging afzonderlijk nooit
een leening gesloten en om nu uit al die oude ge
gevens de prijzen op te diepen, lijkt spreker ondoenlijk.
Men kan dus nooit als grondslag nemen den prijs dien
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 Januari 1920. 17
een of ander artikel oorspronkelijk heeft gekost, ook
omdat men dan tot de consequentie komt, dat er op
verschillende dingen niet meer afgeschreven kan
worden.
Het bezwaar, aan sprekers denkbeeld toegekend,
omdat het veel te groote afschrijvingen en veel te
hooge waarden zou geven, erkent spreker niet, omdat
die waarde toch aan het artikel wordt toegeschat. En
daarbij, bij het bepalen van den prijs zal men op 't
oogenblik toch ook rekening moeten houden met de
buitengewone duurtedie zelfde prijs, die geldt voor
de overname, geldt voor de afschrijving ook. Dat
argument acht spreker dus geen bezwaar. Het andere
systeem is practisch onuitvoerbaar. Spreker wil, wat
men op 't oogenblik heeft, schatten op de werkelijke
waarde en ook in dier voege afschrijven, dat het toch
in 't bepaalde aantal jaren wordt afgeschreven.
De Voorzitter zegt dat dit ook wel een manier is
om twee verschillende afschrijvingspercentages te
stellen, voor nu en voor de nieuwe artikelen, doch
spreker meent ook dat dit bezwaarlijk is.
De heer Nijholt meent toch dat dit laatste bezwaar
juist door deze verordening wordt voorkomen. De ver
ordening voorziet in den geschatten kostprijs en brengt
geen voorbarige afschrijving mede, doordat het per
centage berekend wordt naar den kostprijs en de
werkelijke waarde op de balans komt.
Welken maatstaf voor de prijzen men zal nemen,
dien van 't oogenblik of van enkele jaren geleden,
daarover zou te praten zijn bij onderdeel b van het
voorstel.
De Voorzitter stelt aan de orde het amendement van
den heer De Boer, waarbij deze voorstelt in onderdeel b
van artikel 27 te lezen 10 °/0 en onder sub c 20 °/0.
De heer De Boer wil opmerken, dat de Voorzitter
één ding vergeet. In den aanhef van het artikel zelf
hoeft spreker een andere redactie voorgesteld.
De Voorzitter: „O „er wordt jaarlijks afge
schreven op
Spreker vraagt of men stemming wenscht over het
voorstel-De Boer.
De heer Jansen meent, dat het voorstel-De Boer
een slag in de lucht is, terwijl Burgemeester en
Wethouders de cijfers aan de practijk hebben ontleend.
De Voorzitter stelt voor, om dit artikel 27, dat in
nauw verband staat met sub b van het voorstel, aan
te houden om de zaak eens rustig te overzien en te
overleggen met den verificateur der gemeente-finan-
ciën, ook, omdat er thans zooveel verschillende mee
ningen omtrent het artikel naar voren treden.
Men kan nu wel stemmen over 10 en 5 °/0 of 20
en 10 °/0, maar spreker meent dat het beter is, dat
de zaak eens rustig wordt bekeken, ook omdat het
nog in verband staat met andere artikelsin art. 18,
laatste lid is art. 27 ook genoemd. In dat verband
stelt spreker ook voor, de nu nog volgende artikels
der verordening mede aan te houden en tevens sub b
van het voorstel en het amendement van den heer
De Boer.
De beraadslagingen worden gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van den Voorzitter.
De Voorzitter stelt thans aan de orde de kwestie
of de commissie voor dit bedrijf zal zijn een commis
sie, die geldt voor alle bedrijven of dat er een spe
ciale commissie zal komen voor de reiniging en die
van de lichtfabrieken zal blijven. Spreker doet voor
lezing van het voorstel van den heer Collet en merkt
op, dat wanneer dit aangenomen wordt, de verorde
ning voor de commissie natuurlijk daardoor direct een
verandering zal moeten ondergaan.
De hoer Da Bo8r wou eerst nog iets vragen. De
gemeente-reiniging ressorteert onder openbare werken;
is er nu al een aparte commissie voor de reiniging?
De Voorzitter zegt, dat er geen commissie voor is.
Er is een commissie voor de lichtfabrieken en een
voor openbare werken, voor de reiniging echter niet.
Het voorstel van den heer Collet, om voor het be
drijf der gemeente-reiniging een aparte commissie te
benoemen, wordt met 17 tegen 2 stemmen aange
nomen.
Vóór stemmen de heeren Terpstra, Dijkstra, Postma,
Visser, Tiemersma, Zandstra, Nijholt, Van der Werff,
Collet, IJ. de Vries, Van Weideren baron Rengers,
Jansen, De Boer, O. E. de Vries, Schaafsma, mevrouw
Buisman-Blok Wijbrandi 'en de heer Schoondermark.
Tegon stemmen de heeren De Vos en Oosterhoff.
De Voorzitter zou naar aanleiding van do thans
gevallen beslissing willen voorstellen om, zoodra in
de volgende vergadering de andere artikels van de
bedrijfsverordening aan de orde komen, dan ook de
verordening voor de commissie te behandelen en als
dan vast te stellen.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
De verdere behandeling der verordening wordt dus
thans aangehouden en in verband daarmede ook de
benoeming van 4 leden der commissie.
8. [Agenda no. 9). Voorstel van dc heeren L. Dijkstra
en J. Jansen om adhaesie te betuigen aan het initiatief
voorstel voor Plaatselijke Keuzebetreffende drankver
koop in de gemeenteingediend door 10 Kamerleden van
verschillende richting.
De beraadslagingen worden geopend.
Den heer Dijkstra verwondert het, dat alleen het
eerste voorstel van den heer Jansen en spreker op
do agenda staat. Er zijn bij de begrooting door hen
3 voorstellen ingediend, waarvan in de begrootings-
vergadering de Voorzitter zelf voorstelde de laatste
twee direct in stemming te brengen. Op een wenk
van den heer Tulp echter, dat er verschillende men-
schen door in 't gedrang zouden kunnen komen en
om dezen in de gelegenheid te stellen hun bezwaren
in 't midden en ter kennis van den Raad te brengen,
is die stemming toen niet doorgegaan, doch toege
zegd dat de voorstellen in de volgende vergadering
zouden worden behandeld. Spreker was daar zelf ook
voor. Maar nu komen de andere voorstellen, verla
ging van het maximum-aantal vergunningen en om
den verkoop van sterken drank op bepaalde dagen
te verbieden, niet op de agenda voor. Spreker wil
daar nu niets meer van zeggen, maar alleen vraagt
hijhoe zit dat
De Voorzitter zou dit alleen willen zeggen, dit voor
stel is iets, waarbij geen prae-advies van Burge
meester en Wethouders behoeft, 't Is enkel een zaak
van adhaesiebetuiging en bij de begrooting is ge
zegd, dat men eerst het voorstel der 10 Kamerleden
zou trachten te krijgen. Dit voorstel is nu overgelegd.
De andere voorstellen van de heeren Dijkstra en
Jansen komen echter te zijner tijd wel aan de orde.