22 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Donderdag 22 Januari 1920.
ook daarover a.s. Dinsdag kan spreken. Spreker wil dan
ook voorstellen de geheele behandeling op Dinsdag
te houden, zooals was bepaald en wenscht er in 't
bijzonder den nadruk op te leggen, dat de Raad een
heel gevaarlijken stap gaat doen, als hij zich door het
publiek laat voorschrijven, wanneer hij de punten
zal behandelen, die op de agenda voorkomen. Dat
gaat te ver De Raad zal daarover zelf beslissen en
niet het publiek.
De Voorzitter is zoo goed geweest om den Raad
bijeen te roepen, omdat hij een debacle verwachtte
en spreker kan dit, als elk ander motief daarbuiten
wordt gelaten, apprecieeren. Doch gaat de Raad nu
tot behandeling over, dan zet men zijn voet op een
zeer gevaarlijke plaats. We weten niet wat aanstonds
in de gemeente kan gebeuren op 't oogenblik zijn
het de vergunninghouders, die oorzaak zijn, dat de
Raad hier naar toe moest komen, maar 't is mogelijk,
dat er op de agenda wel eens een ander punt komt,
waarover anderen weer niet tevreden zijn. 't Zal b.v.
de kwestie kunnen zijn, dat de gemeentewerklieden
loonsverhooging willen hebben of iets dergelijks en
dat de betrokkenen dan ook het voorstel der agenda
niet goedvinden en dan ook maar di-eigen met staken.
Doch waar blijft dan de Raad?
Spreker wil daarom voorstellen het voorstel heden
niet te behandelen, maar a.s. Dinsdag, zooals het op
de agenda van dien dag staat.
De heer IJ. de Vries zegt, dat het voor hem ook
een groot vraagstuk iszullen we dit punt heden
avond behandelen, ja of neen
Dat de heeren hoteliers nu met een machtsmiddel
komen, is natuurlijk ongehoord. Zij snijden zich echter
feitelijk zelf het meestzij hebben hun zaak en hun
broodwinning en die gaan ze nu stop zetten. Niet
tegenstaande spreker geen geheelonthouder is, staat
hij toch op het standpunthoe gauwer de geheele
drankverkoop wordt gestaakt, hoe beter het is. Doch
waar aan den drankhandel thans ook nog verbonden
zijn de logeergelegenheden voor reizende personen,
hebben de vergunninghouders het middel in de hand,
om het dagelijksch bestuur der gemeente voor een
moeilijke vraag te stellen, zoo, dat dit met de handen
in 't haar komt bij den Raad der gemeente, om te
vragen wat in dezen te doen.
Wanneer het punt dezen avond wel wordt behandeld,
zal spreker straks het woord weer vragen om nog
eens in 't breede te praten over het beginsel van de
zaak, omdat er kolossaal groote maatschappelijke be
langen betreffende moraliteit en zedelijkheid bij te
pas komen, terwijl er verder nog zooveel andere
dingen bij komen kijken. De eerste vraag is nu echter:
zullen we het punt behandelen of uitstellen en ten
opzichte daarvan gaat spreker volkomen mee met het
voorstel van den heer Collet.
De heer Visser zal niet in herhaling treden be
treffende datgene, wat reeds naar voren is gebracht,
doch meent toch ook te moeten zeggen dat hij het
volkomen eens is met de heeren, die gezegd hebben,
dat de Raad niet voor dreigementen moet bezwijken.
Spreker dunkt dat de houding, die de hoteliers, café-
honders enz. hebben aanvaard, van dien aard is, dat
zij de leden van den Raad, die misschien ten opzichte
van dit vraagstuk een nog twijfelachtige houding
aannamen, tegen zich in 't harnas jagen.
De eerste vraag is nu dezezullen wij het punt
behandelen of niet behandelen Doch spreker meent,
dat hij ook zijn principiëele gedachten omtrent dit vraag
stuk wel naar voren mag brengen, omdat het geldt
de bestrijding van den alcohol en bij dit vraagstuk
al spoedig valt te constateeren, dat zooals door den
oorlog veel intellect is verwoest en vernietigd, ook
mede door den oorlog het drankgebruik weer is ver
hoogd met een groot percentage. Spreker heeft hier
voor zich de cijfers uit een dagblad van gisteravond
in 1918 was in September de opbrengst aan accijns
belasting 1,315,170.in 1919, toen de kostprijs
met 65 was verhoogd, had dus die opbrengst,
wanneer het drankgebruik stabiel was gebleven, moeten
zijn f 2,170,000—. Doch terwijl in September 1918
die opbrengst was 1,315,170.was de opbrengst
in September 1919 4,092,000.dus niet met 65
maar met meer dan 200 toegenomen. Deze cijfers
geven te denken, en geven ook den drankbestrijders
materiaal in handen om hun actie met kracht door
te zetten.
Wat de principiëele kwestie betreft, spreker kan
zich volkomen vereenigen met het voorstel Dijkstra-
Jansen. Verbetering van de drankwet is Ook zeer
gewenschtin staat, provincie en gemeente ziet men
dagelijks de drankellende, we weten allen welk een
vreeselijke ellende en verwoesting en vernietiging het
gevolg is van den drank. Straks als de 8-urige ar
beidsdag wordt ingevoerd, is het wenschelijk dat de
wet zich daarnaar richt mot nieuwe drankbepalingen.
Niet dat spreker vreest voor de georganiseerde ar
beiders op sociaal terrein kennen de menschen hun
grootsten vijand, den alcohol. Om reden van princi-
piëelen aard verklaart spreker zich dan ook voor het
voorstel en hij meent dat de Raad hier niet moet
bezwijken voor dreigementen. In den Raad zullen
te allen tijde wel beslissingen worden genomen, die
niet naar het genoegen zijn van alle gemeentenaren,
doch als de Raad hiervoor bezwijkt, wat zal men
dan in de toekomst krijgen?
Het dreigement is onbillijk en onhebbelijk. Doch
spreker wil deze materie zoo objectief mogelijk be
schouwen en dan is er ook een keerzijde aan. Het
valt toch niet weg te redeneeren, dat materieel een groot
deel van de betrokken personen groote schade zou
lijden, door het bedoelde voorstel aan te nemen.
Spreker meent dan ook dat men deze bezwaren niet
uit het oog moet verliezen en bij de behandeling van
het punt wel degelijk het voor en tegen onder oogen
moet zien. Daarom zou het misschien gewenscht zijn,
wanneer de Raad al doorgaat met de behandeling
van deze stof tot een bemiddelingsvoorstel te komen,
waarbij een zekere tijd wordt bepaald en gezegd dan
en dan zal het in werking treden. Wanneer zoo'n
voorstel mogelijk was, zou spreker zich daarvoor
verklaren.
Maar voor dreigementen moet de Raad niet be
zwijken. Wat spreker betreft, hij heeft er niets tegen,
dat vanavond het voorstel wordt behandeld. De café
houders enz. hebben met hun actie niet op sprekers
principe gewerkt. Spreker meent dan ook, dat heden
het principe, hoe de Raad er over denkt, wel kan
worden vastgesteld.
De heer Jansen is, toen hij vernam dat de hoteliers,
caféhouders enz. een „dikke Bertha" in 't vuur brachten
tegen de voorstellers, een oogenblik bevreesd ge
worden, niet zoozeer voor de belanghebbenden, maar
bevreesd, dat zij Leeuwarden wel eens wat al te vroeg
onder de Blauwe Vaan zouden kunnen brengen. Want
inderdaad gelooft spreker, dat de actie, die de heeren
thans voeren, een strijd tegen de drankbestrijders is,
die niet anders dan ten gunste van de laatsten kan
uitvallen, een strijd, die reeds 50 jaren lang hier in
Friesland met volharding is gestreden.
Toen spreker zoopas den heer Collet hoorde spreken
over het dreigement, dat den Raad hier bijeen heeft
gebracht, kwam ook bij spreker een oogenblik de
gedachte op om niet terug te deinzen voor een dreige
ment maar dat men den Raad den tijd heeft te laten
om, als wettig gekozen raadsleden, zelf te bepalen
wanneer zij de aanhangige zaken zullen afdoen.
Verslag van do handelingen van den gemeenteraad
van Leeuwarden van Donderdag 22 Januari 1920. 23
Spreker kan dan ook het voorstel van den heer Collet,
steunen om deze zaak, zooals door Burgemeester en
Wethouders is vastgesteld, op a.s. Dinsdag te behan
delen. De Raad behoeft niet te vreezen voor de actie
en de middelen welke men in 't vuur brengt.
Spreker dankt den Voorzitter, dat hij zoo actief' is
geweest den Raad bijeen te roepen en spreekt meteen
de hoop uit, dat de Voorzitter ook voor morgen de
middelen zal weten te beramen, die noodig zijn om
den goeden gang van zaken te bevorderen.
De Voorzitter merkt op, dat er is ingediend een
voorstel, om heden het punt niet te behandelen, en
daartegenover een voorstel van den heer Tulp, om
de zaak uit te stellen tot „plaatselijke keuze" in de
wet is opgenomen. Het eene voorstel wil dus de zaak
behandelen op Dinsdag zooals ook aanvankelijk de
bedoeling was, het andere wil uitstellen tot „plaat
selijke keuze' een feit is geworden en nu meent
spreker dat men zich eerst dient te bepalen tot deze
beide punten, dus, of het voorstel vanavond zal
worden behandeld of niet. En zijns inziens moet men
dan eerst blijven bij het voorstel om het punt niet
heden, maar a.s. Dinsdag te behandelenmisschien
zal de stemming zoo uitvallen, dat het punt niet in
behandeling komt en dan zullen er verschillende
motieven naar voren zijn gebracht over het voorstel
zelf, die niet noodig waren geweest. Waaromspreker
dan ook wil voorstellen, nu eerst uit te maken of
het punt der agenda al of niet zal worden behandeld.
Gebeurt de behandeling niet hedenavond, dan kan
het voorstel-Tulp ook tot Dinsdag worden aange
houden.
Spreker stelt voor, nu voorloopig niet meer den
principieelen kant aan te raken, maar te beslissen of
de behandeling zal worden uitgesteld of niet.
De heer Dijstra zegt dat toen deze zaak bij de
begrooting aan de orde kwam. hij gevraagd heeft,
om de kwestie in handen te stellen van Burgemeester
en Wethouders om prae-advies, omdat hij de zaak
van te ingrijpend belang achtte en het hem voor
kwam dat ze niet op denzelfden dag mocht worden
afgedaan.
Als de vraag nu echter aan de orde komt of dit
vraagstuk nu zal worden behandeld of niet, dan kan
spreker wel zeggen, wat hem persoonlijk betreft, dat
er bij hem absoluut geen bezwaar bestaat om de
kwestie nu te behandelen en af te doen, omdat hij
zich ook volkomen heeft voorgenomen deze zaak ook
te behandelen zonder in acht te nemen wat er is
gebeurd en wat we hieromtrent lezen in do courant.
Als de aankondiging in de courant van de sluiting
van diverse gelegenheden zou moeten worden opgevat
als een dreigement, dan stelt spreker daar tegenover
dat hij daarvoor niet uit den weg gaat. Als de zaak
aan de orde komt moet die naar beste weten worden
behandeld en afgedaan, zoo beschouwt spreker het.
Tot zoover meent spreker op 't oogenblik te
kunnen volstaan, omdat hij eigenlijk, als hij er verder
over zou uitweiden, over het argument van aannemen
of verwerpen, volgens het advies van den Voorzitter
niet bij de orde zou zijn. Spreker meent echter, dat
het punt op het oogenblik zeer wel behandeld kan
worden.
De heer De Vos kan nóch met het voorstel om de
zaak uit te stellen, nóch met het voorstel van den
heer Tulp, om de behandeling aan te houden tot
„plaatselijke keuze" een feit is geworden, meegaan.
De Voorzitter heeft deze vergadering bijeen geroepen
en waarom nu gewacht tot a.s. Dinsdag Dan krijgt
men weer hetzelfde punt en alles is dan weer precies
't zelfde, terwijl nu ieder lid over deze kwestie wel
een gevestigde opinie zal hebben. Spreker is het vol
komen eens met wat door de koffiehuishouders en
hotelhouders is gezegd, ook hem komt het voor dat
hot voorstel-Dijkstra-.Jansen allen rechtsgrond mist.
Men kan spreker dan tegenwerpen, dat het is gegrond
op de drankwet, het moge dan volgens de letter
der wet daaruit te halen zijn, doch als men de kwestie
ridderlijk wil opvatten, dan is het, meent spreker, niet
naar den geest van den wetgever geweest. In Leeu
warden bestaat er bovendien absoluut geen aanleiding
om deze maatregelen te treffen en op zoodanige
manier de drankwet toe te passen.
De heer Jansen „Minister Aalberse
De heer De Vos vervolgt, dat, wat de heer Visser
straks heeft gezegd omtrent de hoogere opbrengst
der accijnzen, wel waar is, maar een feit is het ook,
dat de vergunninghouders voor de incasso daarvoor
hebben te zorgen. En zij betalen er hun vergunnings
recht voor, Toen indertijd aan de orde was, dat de
tapperijen om 8 uur moesten sluiten, heeft spreker
alreeds op een onbillijkheid daarbij gewezen, omdat
anderen tot 12 uur konden doorgaan. Nu wil men
de menschen ook nog verplichten van Vrijdagsmiddags
12 uur tot Maandagsmorgens 8 uur geen drank meer
te verkoopen, wat op 't zelfde neerkomt als de zaken
maar te sluiten. Dit is een groote onbillijkheid. En
spreker begrijpt ook niet waarom eenig uitstel nood
zakelijk is. De billijkheid eischt echter wel, dat de
heeren voorstellers hun voorstel intrekken, om er
desnoods later op terug te komen bij „plaatselijke
keuze", dat is dan de aangewezen weg. Doch gebeurt
dit niet, dan is een tweede eisch dat het voorstel
wordt verworpen.
De heer OosterhofF moet eerlijk zeggen, dat hij
zich verbaast over de heeren, die er voor spreken
om heden de kwestie te behandelen of zich daar vrij
koel tegenover stellen. Spreker krijgt sterk den indruk
dat men dit doet onder den invloed van zijn per
soonlijke meening omtrent het voorstel zelf. Doch
deze dient men heden geheel ter zijde te stellen.
Spreker wil daarover thans ten minste geen woord
zeggen, doch sluit zich volkomen bij het voorstel
van den beer Collet aan. Men moet zich, geheel los
van zijne meening over de kwestie zelf, niet laten
dwingen tot behandeling van het onderwerp. Dat is
beneden de waardigheid van den Raad. Waar moet
dat zoo naar toe Als een onderwerp voor behande
ling is vastgesteld op een bepaalden dag, moet het
worden behandeld op dat oogenblik en zij, die met
staking hebben gedreigd, moeten de consequenties
daarvan zelf maar dragen. Spreker wil niets zeggen
omtrent het voorstel zelve, behoudt zich daaromtrent
zijn zienswijze voor, doch meent, dat de Raad niet
mag wijken voor een dreigementals een besluit is
genomen dat een punt op een bepaalden dag zal
worden behandeld, moet dit gebeuren ook.
De Voorzitter stelt aan de orde het voorstel van
den heer Collet, om het voorstel van de heeren
Dijkstra en Jansen a.s. Dinsdag te behandelen.
Daarnaast komt dan achterna het voorstel van den
heer Tulp
De heer Tu!p„Is mijn voorstel niet van verder
strekkenden aard 't Is natuurlijk een kwestie hoe
men 't beschouwt".
De Voorzitter heeft er over gedacht welk voorstel van
den verst strekkenden aard is. Het eene voorstel wil
het punt op a.s. Dinsdag behandelen, het andere de
zaak uitstellen tot de „plaatselijke keuze" is ingevoerd.
Volgens sprekers inzicht is echter het voorstel, om