24 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Donderdag 22 Januari 1920.
de zaak uit te stellen tot plaatselijke keuze", een
voorstel op de principieele kwestie zelf en deze is
het eigenlijk niet, die op 't oogenblik wordt behandeld.
Als wordt aangenomen om het punt te behandelen,
dus het voorstel-Collet verworpen, dan komt het
voorstel van den heer Tulp aan de orde en kan dus
over dit voorstel worden gestemd.
Als men de zaak zelve beschouwt, is het sprekers
idee, dat niet kan worden ontkend, dat op grond van
artikel 135 der Gemeentewet wel een dergelijke ver
ordening in het leven is te roepen. Spreker gelooft
dan ook wel, dat wanneer het voorstel Dijkstra-
Jansen wordt aangenomen, de verordening er zal
komen. Spreker wil er echter nogmaals aan herinneren,
dat hij oorspronkelijk tot idee heeft gehad en dat
de Raad dit ook had aangenomen dat het voorstel
was gezonden aan Burgemeester en Wethouders om
prae-advies, omdat het zoo ingrijpend was, dat het
niet zoo maar kon worden behandeld, 't Spijt spreker
altijd nog, dat dit niet is gebeurd, doch spreker heeft
zich destijds vergist.
Spreker wil er ook nogmaals op wijzen, ook in verband
met 't geen door den heer Oosterhoff is gezegd, dat
hij den Raad hij heeft dit in den beginne ook
reeds gezegd bijeen heeft geroepen, omdat hij niet
alleen de verantwoordelijkheid wenschte te dragen
voor wat er morgen misschien gebeurt. En de Raad
zal ook moeten aanvaarden, dat hij de gevolgen, niet
alleen voor morgen, maar ook in de toekomst, voor
zijn eigen rekening neemt.
De heer Nijholt wenscht nog een paar woorden te
zeggen, niet over het voorstel-Collet, maar toch in
verband daarmee. Stel voor, dat dit wordt aangenomen,
dan bestaat er geen gelegenheid meer om nog iets
in 't midden te brengen en spreker wenscht dit toch
te doen, te meer daar de Voorzitter heeft gezegd,
dat hij nu den Raad verantwoordelijk stelt voor wat
staat te gebeuren. Dat staat er echter naast. Als men
vraagt wie hier verantwoordelijk is, dan zijn dat de
caféhouders, doch niet de Raad. Zij sturen de boel in
de war en niet de Raad.
Eén ding zou spreker nog onder de aandacht willen
brengen van Burgemeester en Wethouders. Als de
staking morgen doorgaat, en dat zal wel, ofschoon
niet allen er aan mee zullen doen en er wel sommigen
zullen openblijven spreker heeft daar althans iets
van gehoord dan zal het morgen op enkele plaatsen
wel lastig zijn, vooral om de veemarkt. Buiten de
veemarkt loopt het wel vlot; demelksalons, de Beurs
en de Waag zijn open, de le, 2e en 3e klasse wacht
kamer van het station zijn open en ook de zaal boven
de Coöperatieve Zuivelbank blijft open, dat zijn alle
gelegenheden, die aan mogelijke moeilijkheden, die
kunnen ontstaan, afbreuk zullen doen. Spreker zou
echter nog aan Burgemeester en Wethouders willen
vragen om al het mogelijke te doen, om den toestand
zoo dragelijk mogelijk te maken en wil nog wijzen
op de veemarkt zelf, waar enkele groote luifels staan.
Deze overdekte plaatsen kunnen aan alle zijden ge
makkelijk worden afgesloten en wanneer dan daarin
tafels en stoelen worden geplaatst, krijgt men wel
een primitieve gelegenheid, maar toch een plaats
waar de menschen kunnen afrekenen. Spreker zou
dan ook gaarne willen, dat er van den kant van het
college zooveel mogelijk wordt gedaan om in de
behoeften tegemoet te komen.
De heer Dijstra blijft voor een behandeling op
hedenavond en wel kort en goed, omdat de Raad
voor behandeling van dit punt bijeen is geroepen.
De motieven, om het niet te behandelen, wegen
spreker niet zwaar genoeg. En waar men herhaalde
lijk heeft verklaard, dat men zich absoluut niet laat
beheerschen door eenigen drang of dreigement, is er
voor spreker thans geen bezwaar om heden de zaak
te behandelen en af te doen.
De heer Schoontlermark (wethouder) zou den Raad
in overweging willen geven heden het voorstel wèl
te behandelen, niet, omdat hij bang is voor dreige
menten, doch als men de zaak op 't oogenblik zou
uitstellen, zou men, waar de Voorzitter den Raad
heeft bijeengeroepen omdat de verantwoording hem
te zwaar was, een onbeleefdheid tegenover den Voor
zitter begaan
De heer Jansen „Neen, we staan achter hem
De heer Schoontlermark (wethouder).Ik ben aan
't woord, mijnheer Jansen". De kwestie dient der
halve te worden uitgemaakt, of het voorstel Dijkstra-
Jansen wordt aangenomen, ja of neen. Dat is voor
de zaak zelf ook veel beter, de belanghebbenden
weten dan ook welke houding ze moeten aannemen.
De verantwoording is dan bij de caféhouders en niet
meer bij den Raad. Daarom wil spreker wel degelijk
in overweging geven het punt vanavond wel te be
handelen.
De heer 08 Vos wou nog even met nadruk zeggen,
dat als het voorstel wordt aangenomen, om vanavond
het punt der agenda niet te behandelen, hij dan niet
de minste verantwoordelijkheid daarvoor wil dragen.
De Voorzitter behoeft die verantwoordelijkheid niet
te dragen, de Raad in zijn geheel is dan ook niet
verantwoordelijk, maar alleen de leden, die er voor
hebben gestemd om heden het punt niet te behan
delen.
De heer IJ. de Vries is van oordeel dat men ten
opzichte van de verantwoordelijkheid de zaak gaat
omdraaien. De hoteliers, die een houding aannemen,
terwijl ze nog niet weten wat de Raad zal doen,
zijn verantwoordelijk, maar niet de Raad. Als de Raad
een uitspraak heeft gedaan, zal hij met die uitspraak
de verantwoording van de gevolgen op zich nemen,
doch zoolang de Raad dit niet heeft gedaan en men
niet weet wat hij zal besluiten, zal doen en laten,
rust op de vergunninghouders de verantwoordelijkheid.
Deze wordt dan ook hier op zijn verkeerden kant
gelegd. Als de uitspraak is gedaan is de verant
woordelijkheid aan den Raad, dit zou a.s. Dinsdag
worden gedaan, doch nu de vergunninghouders een
houding aannemen vóór de Raad een uitspraak heeft
gedaan, is de Raad daarvoor niet aansprakelijk. Waar
mee spreker niet zeggen wil dat op Burgemeester
en Wethouders niet eenige verantwoordelijkheid rust,
maar in den grond van de zaak is die toch bij de
vergunninghouders en die blijft dus voor hun rekening.
De heer Berghuis (wethouder) wenscht in't midden
te brengen, dat men niets koopt voor die verant
woordelijkheid. Het nuchtere feit ligt er dat we morgen
staan voor een stremming in het handelsverkeer en
door wie dat nu veroorzaakt wordt laat spreker koud.
Alleen weet hij wel, dat het een schade voor de ge
meente Leeuwarden zal zijn en spreker gelooft ook
dat men de scha wel kan voorkomen, door het doen
vallen van het voorstel, zooals, naar hij hoopt, zal
gebeuren. En als de beslissing gevallen is vanavond,
al mocht het voorstel dan ook onverhoopt worden
aangenomen, zal men dan morgen wel overgaan tot
een protest-staking? Waar ze daar toch niet mee
kunnen doorgaan, al willen ze er mee beginnen, is
het voor spreker de groote vraag, wat men na een
beslissing op hedenavond zou doen.
Spreker wil niet op den een of ander de verant
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Donderdag 22 Januari 1920. 25
woording laten rusten laat de Raad echter, nu men
bij elkaar is, meteen meedeelen, wat zijn beslissing in
dezen is.
De heer Dijkstra wil opmerken dat die verantwoor
delijkheidskwestie hem hier wel wat vreemd aandoet.
Wanneer toch een dergelijk conflict zich voordoet bij
de arbeidersklassen, heeft men bij ondervinding dat
er niet lang wordt gezocht naar de verantwoordelijke
personen in de vakbeweging. Dan weet men ze wel
aan te wijzen dan zijn het de georganiseerde vak
arbeiders.
Als hier een stremming komt in het handelsverkeer
en daardoor een toestand die minder aangenaam is,
moet de schuld daarvan worden gegeven aan diegenen,
die dezen toestand totaal onnoodig hebben veroorzaakt.
De meeste stremming zal zich wel bewegen om en
bij de veemarkt en nu hebben juist de caféhouders
bij de veemarkt niets met het voorstel te maken,
want dit spreekt van den Zaterdag en niet van
Vrijdag. Het is dus al ver gezocht met die stremming
van het handelsverkeer. En daar komt nog bij dat
de voorstellers zelfs niet het hotêl- en restaurantwezen
bestreden hebben. De verantwoording van wat er zal
gebeuren drukt dan ook ten volle op hen, die deze
directe actie voeren en die altijd den mond er van vol
hebben, wanneer zooiets de arbeiders betreft.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het voorstel van den heer Collet, om heden niet
over te gaan tot behandeling van het voorstel-Dijkstra-
Jansen, doch de behandeling daarvan te houden op
a.s. Dinsdag, zooals oorspronkelijk was bepaald, wordt
met 16 tegen 7 stemmen aangenomen.
Vóór stemmen de heeren Terpstra, Van der Werff,
Visser, Lautenbach, Postma, Nijholt, O. F. de Vries,
Tiemersma, Oosterhoff, mevrouw BesuijenLindeboom,
de heeren Zandstra, Collet, IJ. de Vries, Jansen,
Schaafsma en Dijkstra.
Tegen stemmen: de heeren Dijstra, De Vos, Berghuis,
Van Weideren baron Rengers, Tulp, mevrouw Buis
manBlok Wijbrandi en de heer Schoondermark.
Het voorstel zal dus worden behandeld op Dinsdag
27 Januari 1920.
Niets meer te behandelen zijnde, wordt de vergade
ring door den Voorzitter gesloten.