48 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 Januari 1920. actie heeft gevoerd, tegenover den Raad. Hij acht zich verplicht, dit te doen tegenover de burgerij, omdat in het algemeen dikwijls de raadsleden en vooral de voorstellers in een bepaalde situatie worden gedrongen en hun wordt verweten, dat zij deze directe actie niet goed hebben weten aan te pakken. Hoe staat nu de Raad tegenover de organisatie van caféhouders? Spreker beschouwt dat eenvoudig als patroon tegenover werkman, niet direct, maar indirect. Wanneer toch het voorstel-Üijkstra-Jansen wordt aan genomen, zal de Raad althans voor een gedeelte daarmee treden in de portomonnaie van de caféhouders. Waarmede de verhouding als van patroon tot werkman is bepaald. Was dit directe optreden van de organisatie nood zakelijk? Spreker meent hierop gerust ontkennend te kunnen antwoorden. Het voorstel is reeds lang geleden ingediend en bovendien heeft de heer Dijkstra in de vergadering van 13 Januari aan den Voorzitter de vraag gesteld of er van den kant der vergunning houders nog geen bezwaarschriften waren ingekomen. De heer Dijkstra heeft toen nog zijn verwonderiug te kennen gegeven, dat er bij de stukken, die voor den Raad ter inzage lagen tot 's daags voor de ver gadering, geen enkel schrijven der vergunninghouders was gevoegd. Die vraag is in sprekers fractie wel degelijk naar voren gebracht, ook zij had wel gaarne eens inzage gehad van de schade, die aan het bedrijf zou worden veroorzaakt. De vergunninghouders hebben de gelegenheid laten voorbijgaanmisschien dat zij de uitspraak van den heer Dijkstra niet hebben gelezen, misschien dat ze deze niet goed hebben opgevat, maar vast staat, dat bij een dergelijke aangelegenheid het bestuur van een modern georganiseerden arbeidersbond de gelegenheid had weten aan te grijpen om zijn bezwaren in te dienen tegen de zaak, waarvan hij meende dat zij de verkeerde richting op ging. Er is dus wel gelegenheid geweest, ook zelfs nog na de poging van Burgemeester en Wethouders om het punt te doen behandelen in de spoedvergadering, maar de heeren zijn nergens anders mee gekomen dan met hun directe actie. Daardoor geven zij een scheeve voorstelling aan de zaak. Zij hebben den strijd gewild. Wat toch was het geval? In den morgen van j.l. Donderdag gaf het bestuur der organisatie kennis aan Burgemeester en Wethouders dat op Vrijdag de zaken zouden worden gesloten, indien er geen ver andering in den stand der zaken kwam. M. a. w. wilde dit zeggen: de zaak moet dus vandaag nog worden behandeld. Door het college is daarop de spoedeischonde vergadering bijeengeroepen. Toen heeft de heer Tulp voorgesteld wat ook thans aan de orde is geweest, om de zaak uit te stellen, tot .plaatselijke keuze" bij de wet is geregeld. Dit voorstel is toen niet in behandeling gekomen, omdat de heer Collet met 't voorstel kwam om de geheele behandeling tot heden uit te stellen, welk voorstel ook werd aange nomen. Doch had toen het voorstel van don heer Tulp om de behandeling voorloopig uit te stellen, voorde organisatie niet een spoorslag moeten zijn, om den Raad alsnog te verzoeken om ook de behandeling op vandaag uit te stellen? De vergunninghouders hebben toen nog vergaderd, na den Raad, doch zij hebben daar besloten, botweg, om de zaken stop te zetten, in plaats van hun actie uit te stellen en een verzoekschrift in te dienen bij den Raad. Zij hebben daarmede den Raad en de raadsleden in een situatie gedrongen door hun eigen optreden. Het zou dan ook niet goed zijn, dat de Raad daarvoor terugging. Wanneer een dergelijk optreden door een arbeiders organisatie was toegepast, zou men zeggen dat die menschen niet voor reden vatbaar waren. Spreker wil er nog op wijzen dat verschillende burgers den raadsleden verwijtenJullie hebt ze go- dwongen tot die daad. Spreker heeft echter nooit geweten dat er onder de burgerij met zijn „burger wacht" zooveel Bolsjewieken zaten. Sprekers slotconclusie is, dat de vergunninghouders den bal hebben afgetrapt en dat het spel thans ook uitgespeeld moet worden. Hij ontzegt hun den zede lijken moed en het recht om de verantwoording van hun daad op den Raad te schuivenzij zelf dragen daarvoor de volle verantwoordelijkheid. En de Raad zou in dit spel al een zeer slecht elftal zijn, wanneer hij hier niet trachtte met eer uit den strijd te komen. Daarom beveelt spreker het voorstel-Dijkstra-Jansen met warmte aan en hij hoopt, dat de Raad het zal aannemen. De heer Tulp gelooft, dat men het er allen wel over eens is, dat men gaarne het drankmisbruik wil bestrijden. Doch sprekers meening is, dat men daarvoor goede middelen moet kiezen en niet die, zooals voor gesteld door de heeren Dijkstra en .Jansen. Men moet het drankmisbruik op zichzelf bestrijden, waarmee spreker echter niet bedoelt die paar gevallen van dronkenschap op straatdat wordt door de politie wel in orde gemaakt, er volgt gewoonlijk een proces-verbaal op. Tot bestrijden van het drankmisbruik willen de vergunninghouders zelve over 't algemeen wel mee werken en nu meent spreker, dat men wel bepalingen kan maken om die vergunningzakendie zich daaraan niet houden, de vergunning te ontnemen. Men moet de zaak zelve en bij den wortel aanpakken om ze met succes te bestrijden. Daartoe zou spreker de heeren Dijkstra en Jansen nog een ander middel willen aanraden De heer Dijkstra„Nu moeten we oppassen De heer Tulp zegt, dat de heer Dijkstra een lieelen tijd met argumenten heeft getracht de raadsleden te overtuigen lioe verkeerd de drank is. Maar laat hij niet hier al die dingen verkondigen, de geheele Raad is er toch wel degelijk van overtuigd; laat de heer Dijkstra met al die duizenden die achter hem staan zelf die holen opzoeken van ellende en drankmisbruik, laat hij daar de menschen op de hoogte brengen hoe slecht het misbruik is van sterken drank hier is dat onnut laat hij die menschen opheffen uit dien poel en dan zal hij zijn directe actie voeren met succes. Wanneer het voorstel mocht worden aangenomen, wil spreker toch nog op een paar punten wijzen. Volgens zijn meening zal het gebruik zich verplaatsen en ook de controle, waartoe nu de vergunninghouders zelve wel gaarne willen medewerken. De bordeelen, die we hier indertijd hebben gehad, zijn ook afgeschaft, maar het kwaad heeft zich verplaatst in nog veel ergere mate. Ten opzichte van de maatregelen tegenover het drankmisbruik wil spreker dan ook aanraden wees voorzichtig en weet wat ge doet. Dan is het een onbillijkheid, dat de sociëteiten niet onder het verbod zullen vallen. Misschien dat societeits-besturen uit solidariteitsgevoel zelf er in meegaan, maar 't is hier toch een bevoorrechting van den een bij den ander. Maar het ergste is, dat hier de onschuldigen worden getroffen, eerlijke en fatsoenlijke caféhouders treft men in de beste dagen van de week, wanneer zij de meeste drukte hebben. Spreker zou den heer Dijkstra nog willen vragen Houdt dit voorstel ook verband met den aanstaanden vrijen Zaterdagmiddag En heeft hij er wel aan gedacht dat 't geen hij voorstelt een groote financieele Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 Januari 1920. 49 schade aan de verkoopers berokkent, dat deze daarvoor schadevergoeding moeten hebben Denken de heeren er wel aan de heeren De Vries en Terpstra hebben dit nog niet aangegeven dat ook de vergunning houders een groote schade zullen lijden door waarde verlies kunnen panden Naargelang zij hun winst moeten derven en de vergunningsrechten worden betaald, zullen de caféhouders daarvoor vergoed moeten worden. Spreker had gaarne gewild, hij komt daar nog eens op terug, dat de zaak was uitgesteld tot de „plaatselijke keuze" in de wet is vastgelegd. Dat gold voor 't geheele land, hier is het thans een uitzonderings-geval. En dit zal tengevolge hebben, dat men in 't vervolg voor het houden van vergaderingen en congressen hier zal wegblijven, want alle menschen zijn nog niet zoo engelachtig, dat ze bij zoo'n gele genheid zich het gebruik van alcohol willen ontzeggen. De heer De Vos drukt zijn spijt uit, dat de Raad een half uur heefc moeten wachten op en luisteren naar de citaten van de heeren Jansen en Dijkstra. Daardoor is het onwillekeurig laat geworden. Zij hadden die citaten wel achterwege kunnen laten dat alles was aan den Raad wel bekend. Spreker wil in de eerste plaats wijzen op de onjuistheid van het verwijt dat de hotelhouders hebben gestaakt. Die actie is geen staken geweest, omdat, aldus spreker, het geen conflict was tusschen werkgever en werk nemer, zooals dat bij jullie sociaal-democraten, die de menschen opzweepen, gebeurt. Dan wil spreker hierop wijzen dat, wanneer de strijd kwam van den kant van sprekers partij of van rechts, dan zouden de sociaal-democraten de eersten zijn die zich vierkant tegen het voorstel zouden verzotten. Een voorbeeld is de afschaffing van de kermis hier verzet van den kant der sociaal-democraten, in Sneek gaat het juist van hen uit. 't Is maar de zaak dat het van hen moet uitgaan, een„wij moeten den boventoon houden", dat is de geheele kwestie geweest. De heer De Bosr„Dat is het alleen, ja!" De heer De Vos vervolgt, dat hij den heer Dijkstra dankbaar is, dat deze nog eens ter sprake heeft ge bracht, dat spreker het teniet gaan van sommige inrichtingen volkomen koud laat. Hij wil dat thans herhalen, dat het hem volkomen koud laat dat in richtingen als „Duo Carels" en de inrichting tegen over het Glerechtshof te gronde gaan. Maar de ver schillende tapperijen en andere inrichtingen gaan thans reeds meer en meer inzien, dat het een goede zaak is, dat de kermis wordt afgeschaft, en dat er op de puinhoopen van die kormis iets beters en schooners kan worden opgebouwd, dat ook aan het café- en hotelwezen en aan de eerlijke tapperijen ten goede komt. De heer Dijkstra stelt de vraag hoeveel de burgerij moet betalen ten gevolge van het drankmisbruik. Alles zeer waar, maar een wedervraagHoeveel moeten de burgers niet betalen tengevolge van den strijd, in November 1918 door de sociaal-democraten uitgelokt en om te voorkomen dat Beëlzebub er zijn vingers tusschen krijgt? De heer De Boer: „Beëlzebub, wie is dat? Waar staat die ingeschreven De heer De Vos: „Beëlzebub, dat is jullie leider!" Spreker zal bekorten, maar wenscht er toch nog den bij zonderen nadruk op te leggen, dat wanneer de strijd, aldus spreker, van ons of van rechts was gekomen, dat dan de sociaal-democraten zich niet voor het voorstel zouden verklaren. Er zitten andere motieven achter dan drankbestrijdingdat is geen correcte zaak en dat moet men hier niet doen in ons rustige stadje. Maar wat jullie willen, aldus spreker, dat is geen strijd, jullie willen oproer maken en daarin van rechts en links gesteund en geholpen worden. Natuurlijk, het ligt voor de hand. wanneer ze niet in helder water kunnen visschen, dan maar in troebel water. Ze willen twist en tweedracht zaaien in onze rustige gemeente en daarom is spreker er tegen. Men tracht op alle mogelijke wijzen vreemdelingen te trekken, het vreemdelingenverkeer te bevorderen, doch door maatregelen als thans worden voorgesteld, zullen do letters V. V. V. hoe langer hoe meer gaan aanduiden: „Vatbaar Voor Vernietiging". En wethouder Schaafsma, die indertijd gespietst heeft aan een diner hier van Vreemdelingenverkeer, dat die zoo meteen voor het voorstel-Dijkstra zal stemmen, dat is spreker onbegrijpelijk. De heer Schaafsma zit waarschijnlijk met twee voeten in één kous; hij moet gedwongen zijn door zijn fractie, maar ter wille van zichzelf zou hij tegen stemmen. Spreker hoopt, dat het voorstel verworpen wordt ofschoon hij niet veel hoop daarop heeft. De heer Dijkstra wil den laatsten spreker, den heer De Vos, alleen dit zeggen, dat hij op diens puren onzin geen antwoord kan geven. Dat spreekt over het opzwiepen en telkens staken, wat zeg je me daarvan Ten opzichte van het zakelijk betoog van den heer IJ. de Vries meent spreker ook nog een kleinigheid naar voren te moeten brengen. De heer De Vries zegt dat hij het principieel met het voorstel eens is, welnu, dat is hoofdzaak, dit is een principe-voorstel, dus de heer De Vries zal niet de minste moeite hebben om daarvoor te stemmen. Wat de financieele sehade betreft, wanneer het vergunningsrecht wordt aangetast, is die zaak geregeld bij de drankwet. In art. 20 der drankwet komt voor, dat wanneer men geen sterken drank mag verkoopen van Zaterdagmiddag 6 uur tot Maandagmorgen 8 uur, de vergunninghouders 50 van kun vergunnings recht minder behoeven te betalen. En als de heer De Vries zich nog verder dik maakt over andere mogelijke schade, die de vergunninghouders zullen krijgen en dat de Raad daar rekening mee moet houden, dan wil spreker opmerken dat men die finan cieele bezwaren niet op een goudschaaltje kan wegen. Wij moeten hier kiezen of deelen, er worden twee soorten van schade aangericht, n.l. in de maatschappij en hier ook zeer zeker voor de betrokken menschen wanneer het voorstel wordt aangenomen. Doch het behoeft dezen laatsten niet onverwacht te overkomen zij moesten er op voorbereid wezen en zij konden weten, dat na een 75- of 80-jarigen strijd van de geheelonthoudersbeweging deze office niet steeds op denzelfden voet kon worden voortgezet. En men zie de stemming in den lande. Tal van adhaesie-betuigingen zijn ingekomen bij het adres inzake plaatselijke keuze van den heer Rutgers e. a. En dit adres is niet voor de poes. Sprekers conclusie is dus, dat de heeren caféhouders kunnen weten, dat het absoluut heerschen van Koning Alcohol is afgeloopen. Hij kan nog familie worden van den vorst in Amerongen. De gedachte der geheelonthouding wordt gedragen door de gansche bevolking; bij het adres van den heer Rutgers e. a. zijn adhaesiebetuigingen ingekomen van een 1000-tal vereenigingen, waarvan 200 kerkelijke, 178 arbeiders- en vakvereenigingen, 143 afdeelingen der S. D.A.P., 92 jongelingsvereenigingen en ook van katholieke zijde, want ook in het katholieke leven komt de strijd tegen de alcohol naar voren. Deze vereenigingen vertegenwoordigen te zamen een 200.000 menschen. Spreker herhaalt, dat dus de caféhouders wel konden weten dat „het zwaard van Damocles" boven hunne hoofden slingerde.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1920 | | pagina 12