60 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 Januari 1920. Een klein antwoord nog aan den heer Tulp, die spreker en geestverwanten wil promoveeren tot be- keerders van dronken menschen. Dat baantje mag de heer Tulp zelf wel houden. Iemand, die bij het drank kapitaal is geïnteresseerd, mag zooiets niet zeggen. De geheelonthouders-beweging is echter het gevolg van een to-niet-gaan van zooveel levens. Wat gebruik is en wat misbruik, staat niet aangeteekend, de oen is van 2, de ander van 25 slokjes stapel dronken. De strekking van de woorden van de heer Tulp is: bekeert do dronkaards en spaart het drankkapitaal. Opdat dit in de gelegenheid zal blijven nog meer slachtoffers te maken Met de tactiek om de zaak uit te stellen tot plaatselijke keuze" kan spreker niet meegaan. Tijd gewonnen is veel gewonnen, dat zei Napoleon ook. Daarom geen uitstel meer. De heer De Boer merkt op, dat de heer De Vos heeft gezegd, dat de vergunninghouders niet hebben gestaakt Heeft hij de kwestie verdoezeld, opdat daaruit niet de juiste konsekwentie zal worden getrokken Spreker zou den heer De Vos en anderen dan willen vragen Wat verstaat gij dan wèl onder staken? Spreker meent dat het ishet ophouden met het uitoefenen van de een of ander functie, dat is de meest uitgebreide beteokenis van het woord. Het heeft spreker ten zeerste verwonderd, dat er van de zijde „van onze tegenstanders" met geen woord is gesproken over deze staking der vergunning houders want het is en blijft een staking. Spreker heeft zich daar ten zeerste over verwonderd, omdat anders bij een staking de burger-personen in staat en gemeente er steeds den mond van vol hebben, 't Is waar, het was hior niet een gewone staking, maar eene die ten doel had invloed uit te oefenen op de wetgevende werkzaamheid der overheid. Deze staking droeg dus een geheel ander karakter dan een gewone loonstrijd. De bedoeling was onkel om pressie uit te oefenen op de overheid en die soort stakingen zijn het vooral dio door do burger-partijen zoo scherp worden veroordeeld, behalve wanneer ze het zelf doen. Spreker hoopt, dat ook door de arbeidersklasse hieruit de juiste gevolgtrekking is gemaakt en dat zij, wanneer het noodig is, ook op deze wijze voor hunne belangen weten op te komen, dat dan ook door hen de staking zal worden goproclameerd. Spreker heeft ondekt, dat zijn tegenstanders daar thans niet op tegen zijn. Een tweede punt is, dat de vergunninghouders in hun laatste adres betoogen, dat de staking hunner werkzaamheden niet was het werken in een bepaalde richting, maar alleen om aan te toonen do groote beteekenis, die het hotel-, café- en restaurantwezen in het openbare loven inneemt. Sproker wenscht daar een wiskundig juiste conclusie uit te trokken. Deze les, aldus spreker, waren we niet noodig we wisten allen wel dat deze zaken in het openbaar loven oen zeer belangrijke plaats innemen. Maar spreker trekt er een andere les uit, n.l. dezo dat het niet langer vertrouwd is, dat dergelijke inrichtingen van openbaar verkeer in handen van particuliero personen blijven berusten, omdat zij het in hun macht hebben, door het sluiten van die inrichtingen, het geheele maat schappelijke verkeer stop te zetten. Zij hebben ons wèl zoo duidelijk deze conclusie verschaftdat het hotel- café- en restaurantwezen moot overgaan in beheor der overheid. Spreker kan dan ook don heeren dank zeggen voor hun go voerde actie, omdat zij, aldus sproker niet alleen aan ons, die dit reeds wistenmaar ook aan het publiek hebben geleerd, dat het niet meer in het belang is van het publiek, dat die inrichtingen in particuliere handen blijven. Spreker hoopt ook, dat de Raad deze conclusie te zijner tijd zal weten te trekken. Er is op gewezen, dat bij aanneming van het voorstel do waarde der panden belangrijk zal achteruitgaan. Wanneer echter dit voorstel wordt aangenomen zal de achteruitgang van de waarde dior panden niet zoo groot zijn als de vooruitgang in den loop der oorlogs jaren is geweest. Als mon de waarde eens bepaalt en deze vergelijkt, met de koopsom in 1914, gelooft spreker dat men op die panden nog wel een zoet oorlogswinstjo kan maken. Alles bijeengenomen meent spreker dan ook, dat er niet eenige reden is, om dit voorstel niet aan te nemen. Er zal geen reden bestaan om van den in geslagen weg terug te tredenin het belang der gemeenschap dient het voorstel te worden aangenomen. De heer Visser wil nog met een enkel woord op do rede van den heer Do Vos terugkomen. Dezo doet het voorkomen alsof er een politieke kwestie achter het voorstel schuilt. Sproker gelooft niet, dat dit waar is hier treedt op den voorgrond de bestrijding van den alcohol zonder politieke bedoelingen. Men moet geen spijkers op laag water zoeken. Spreker wil daar om eerlijk en objectief zijn oordeel er over zeggen. 't Zijn hier allen drankbestrijders, in principe is men er voor, men hoort zooiets als „sluit Schiedam", zelfs wordt er gezegd, dat de belanghebbenden er wol iets voor gevoelen dat is hior gauw gezegd, maar als 't er werkelijk eens op neer kwam, zouden ze wel niet zoo radicaal zijn en tegen sputteren doch 't blijkt, dat men in principe niet tegen het voorstel is en 't allen volkómen eens is, dat de drank zeer veel ellende brengt. Alleen om reden van bijkomenden aard wil men niet met het voorstel meegaan. Spreker beschouwt het echter zoowaar zooveel moreele ovorwegingen zijn, is er alles voor te zeggen, waar nu hier de gelegenheid is, toon daar dat ge voor de zaak zijt door een bescheiden deelneming aan de actie om in te grijpen. Te allen tijde moet toch worden ingegrepen in het particuliere vrijheidsidee, dat dan eenigszins op den achtergrond treedt. Dat is ook wel gebleken bij de arbeidswetgeving voor kinderarbeid bij de industrie. Terwille van het algemeen belang, het maatschappelijk sociale belang, moet ook in het particuliere belang worden ingegrepen door de wet geving In zedelijke richting is men het allen eens, dat we door dit voorstel werken tot de moreele ver heffing van het geheele Noderlandsche volk, onver schillig van welke religie of politieke partij de menschen zijn. En wanneer do overheid nu wil medo- werken tot de verheffing van hot volk, dan moet men niet komen met nietigheden en geniepigheden, maar consequent ter wille van die moreele verheffing den alcohol bestrijden. Doet men het vandaag niet, dan zal men het binnenkort toch moeten doen. Het volk kan niet op tegen zijn vijand, den alcohol, deze strijd wordt misschien gestreden in de harten van zoovelen, in het zielelevon van zoovelen, waarvan iemand spreker zelf verteltIk zou zoo gaarne afstand doen van het gebruik van den alcohol. Als ik in de stad liep en ik hvam voorbij een café, dan zei ik, niet doen, ik streed en overwon. Ik moest dien strijd weer strijden voor de tweede en derde maal, maar voor de, vierde maal, trots dien slryd, moest ik weer vallen en greep ik naar den alcohol. Al wil men dan de zwakken alleen maar helpen in hun moeilijken en zwaren strijd, laat men dan het voorstel aannemen. Spreker moet echter eerlijk zijner is ook eon keerzijde. Kortelings, in de laatste vergadering, heeft spreker reeds gememoreerd, dat, al komen zij hior geenszins te staan voor een overrompeling, de café houders toch gedeeltelijk zouden worden overrompeld, wanneer men overging tot oen zoo spoedig mogelijke invoering, omdat dit voor hon een groote materieele Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 Januari 1920. 51 schade zou beteekenen. Als dit niet het geval was, dan zouden die heeren hun actie niet voeren. Maar het valt natuurlijk niet te ontkennen, dat bij ieder mensch het egoïsme en zijn bestaansvoorwaarden op den voorgrond staan. Men zal de menschen dus eenigen tijd moeten geven, om zich aan do komonde toestanden aan te passen en in verband daarmede dient spreker het volgende bemiddelings- of com promisvoorstel in De ondergeteekende stelt voor, het verbod van verkoop van sterken drank in het klein van Zaterdags middags 12 uur tot den daaraanvolgenden Maandag 8 uur on op alle christelijke feestdagen in te voeren vanaf 1 Januari 1921. De heer De Boer: „1 Januari 1919 was boter!" Mevrouw Buisman—Blok Wijbrandi wenscht ook te zeggen, dat zij haar stem zal geven aan het voorstel Dijkstra-Jansen. Zij doet dat niet uit politieke of partij-overwegingen, maar alleen als vrouw. Spreekster betreurt het ten zeerste dat een dergelijke maatregel een categorie van belanghebbenden schade zal doen lijden, maar zij acht dezen maatregel van zooveel belang voor vele vrouwen en kinderen, dat zij het met haar verantwoordelijkheidsgevoel als vrouw niet kan overeenbrengen om mede te werken tot verwer ping van dit voorstel. De heer Schaafsma (wethouder) meent, dat het compromis-voorstel van den heer Visser te vroeg is ingediend. Men heeft hior dezen middag oen beginsel besluit te nemen, als dit is gebeurd dan komt het voorstel van den heer Visser te pas. Daarom moet deze het voorstel nu terugnemen en niet de zaak vertroebelen, maar afwachten tot het beginsel-voorstel is aangenomen. Nog enkele woorden tot den heer De Vos. De wijze, waarop de heer De Vos den laatsten tijd de zaken in den Raad behandelt, is niet in overeenstemming met zijn waardigheid als raadslid. Als hij op een dergelijke wijze als tegen den hoor Dijkstra optreedt, hengelt hij naar allerlei stemmen, en als hij geen enkele politieke partij of richting vertegenwoordigt, dan zou spreker zeggenverdwijn dan maar. De wijze, waarop de heer De Vos spreker in het debat heeft gehaald, is hot beste bewijs, dat, wanneer de vergunninghouders den heer Do Vos voor de verde diging hunner belangen hebben gekozen, zij dan een leelijke misgreep hebben gedaan. En wat het feit zelf betreft, omtrent sprekers speech bij Vreemdelin genverkeer De heer Collet: „Ga daar niet op in". De heer Schaafsma (wethouder)„Ja, maar 't praatje komt straks in de Leeuwarder Courant en 't Nieuwsblad en dan wordt het door het publiek zelf gezegd". De heer Tulp „Daar moet je je boven plaatsen". De heer Schaafsma (wethouder) gelooft dan, de verschillende stemmen in den Raad gehoord (van verschillende zijden is aangedrongen om niet te ant woorden), dat het niet noodig is den heer De Vos nog verder te antwoorden, omdat spreker wel ziet, dat diens woorden bij al de andere raadsleden geen weerklank vinden. De heer De Vos zegt alleen even het feit te hebben goconstateerd, dat wethouder Schaafsma op een diner van Vreemdelingenverkeer op het welzijn dier veree- niging heeft gespeecht en dat do heer Schaafsma nu van den anderen kant meewerkt om die vereeniging onderste boven te werpen, omdat er niet veel vreem delingen meer naar Leeuwarden zullen komen, waar dergelijke voorstellen zijn aangenomen. De heer Oosterhoff had ook vrij uitvoerig zijn meening over dit onderwerp willen zeggen, maar met het oog op den tijd zal hij dit thans niet doen. De heeren De Vries en Tulp hebben alreeds verschillende motieven naar voren gebracht, doch sprekers hoofdbezwaar is, dat hier sprake is van dwang en daarom zal hij tegen stemmen. Dat eene motief kan niet genoeg op don voorgrond treden, omdat hot, volgens spreker, het belangrijkste is. De heer Visser heeft hot alreeds ter sprake gebracht en daarvan gezegd: we moeten lang zamerhand niet meer opzien tegen dergelijke dwang maatregelen, do arbeidswetgeving op den kinderarbeid is toch ook reeds uitgevoerd. Deze vergelijking echter, zegt spreker, gaat absoluut niet op, omdat in het eerste geval het door den heer Visser genoemde het eene individu tegen het andere in bescherming wordt genomenhier ochtor wil men het individu tegen zichzelven beschermen. En in dat geval is spreker juist een absoluut tegenstander van eiken dwang. Ten slotte is toch het doel van de drankbestrijding, bestrijding der zedeloosheid enz. om do menschen moreel te verheffen en nu is juist sprekers meening, dat wanneer men dat door dwang tracht gedaan te krijgen, men geen resultaten zal bereiken. Met dat te doen maakt men de menschen geen haar beter. Don strijd te ontvluchten maakt slap en laf. Spreker vindt deze wijze van doen absoluut verkeerd. Spreker heeft in menig opzicht groote waardeoring voor het werk der drankbestrijding. Wanneer deze wijst op hare resultaten, kan zij dit werkelijk met trots doen. Met dwang bereikt men echter niets, maar wel door 't werk van overreding, het steunen van zwakken en 't geven van leiding aan hen. Spreker wil hot werk der drankbestrijding met oen volkomen eerlijk hart steunen, maar niet zooals thans wordt voorgesteld. De heer Da Boer wil nog even den heer Oosterhoff antwoorden. Deze betuigt zijn sympathie met den drankstrijd en is een voorstander van alles wat den eenling verheft, maar kan geen sympathie betuigen aan die dwangmaatregelen, die den eenling tegen zichzelf in bescherming nemen. Het is hier echter niet de eenling, die tegen zichzelf in bescherming wordt genomen, maar do maatschappij, waarvan die eenling deel uitmaakt, die tegen dien eenling beschermd moet worden. Hot maatschappelijk kwaad moet in den eenling bestreden wordenwanneer de heer Oosterhoff niet in het individu de maatschappij ziet, beschouwt hij het absoluut verkeerd. De heer Oosterhoff vertelt daar nog een meening die reeds lang verouderd is, 100 jaar ten achter. Het drankgebruik is, dank zij de actie daartegen, afgenomen, doch tot sprekers spijt en tot veler spijt moet geconstateerd worden dat het drankgebruik de laatste jaren weer is toegenomen De heer QostcrhcfF: „Omdat de menschen moreel zijn achteruit gegaan. De heer De Boer onderschrijft dat gedeeltelijk, maar dat bewijst meteen, dat de maatschappij tegen de zwakheid van den enkeling beschermd moet worden. In 1919 was het drankgebruik meer, maar ook de criminaliteit was ontzettend toegenomen. Het „Handels blad" van gisteravond bevatte daaromtrent zeer bijzondere cijfers; spreker kan deze den heer Oosterhoff aanbevelen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1920 | | pagina 13