52 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 Januari 1920. De voorgestelde maatregel is niet in het belang van den enkeling voorgesteld, maar in het belang van de geheele gemeenschap. De heer Postraia wil herhalen wat reeds meerdere j malen door den heer Visser is aangevoerd. Ook spreker is in principe voor het voorstel-Dijkstra- Jansen; hij zou gaarne te allen tijde meewerken in Leeuwarden en overal om het alcoholisme te bestrijden. Zijn bezwaar geldt hier enkel dat bij de diepingrij pende belangen van een groot aantal ingezetenen hij j zich niet verantwoord zou achten om, zooals hot voorstel daar ligt, er voor te stemmen. Zoo lang hij niet de zekerheid heeft, dat de hotel- en caféhouders op een andere manier gedekt zullen worden voor de financieele schade, die ze moeten lijden, zal spreker zijn stem niet aan het voorstel geven, tenzij men hier j eon geruimen tijd in het vooruitzicht stelt, voordat het besluit in werking zal treden. Do Voorzitter maakt nogmaals er op attent, dat er in hot voorstel van de heeron Dijkstra en Jansen slechts wordt gesproken over verbod tot verkoop van sterken drank. Spreker had verwacht, dat de heer Dijkstra zich in zijn antwoord wat duidelijker zou hebben uitgedrukt, doch spreker heeft niets gehoord. Do zaak is nu deze het voorstel is om alle mo gelijke sterken drank-verkoop te verbieden en blijkbaar is dat toch niet de bedoeling van iedereen hier. De heer Visser zegt uitdrukkelijk in zijn voorstel „sterken drank in 't klein", er moet dus een misverstand zijn. Spreker herhaalt wat hij straks ook al heeft gezegd, de verordening is wel te maken, maar zooals de heeren Jansen en Dijkstra voorstellen, valt ook onder den verkoop van sterken drank een verkoop tot welke hooveelheid ook. En sprekor gelooft niet, dat men dit laatste zal mogen doen, daarom meent hij, dat men het verbod alleen moet bepalen voor voor hot publiek toegankelijke lokalen. De voorstellors zullen misschien niet precies naar de letter hebben gekeken, maar alleen het oog hebben gehad op de idee van het verbod tot verkoop in 't klein. Dit voorstel gaat echter verder, maar spreker geeft de verzekoring, dat wanneer het voorstel zoo wordt aangenomen, de ver ordening niet zal dekken het voorstel, dat is aange nomen. Spreker wenscht thans nog even verder op de kwestie in te gaan. Er is gezegddit voorstel hoeft een geweldige beroering gebracht, waarvoor was dit noodig Waarvoor is men zoo aan hot sputteren ge gaan, waarvoor die staking? Er is zelfs verdedigd dat hetgeen gebeurd is wel een staking was. Spreker echter ziet in de heele kwestie dit, dat men hier waarschijnlijk naar een dieperen ondergrond heeft te zoeken. Spreker geeft volkomen toe, dat er op grond van artikel 135 der Gemeentewet, zooals dit op het oogenblik wordt opgevat, wel een verordening is te maken, maar niet in den ruimsten zin, zooals het voorstel-Dijkstra-Jansen wil. Om zoo'n verordening in 't loven te roepen behoeft men de „Gemeentestem" er niet bij te halen en Oude en Nieuwo-Pekela ook niet. Wat is nu de kwostie De drankwet bestaat in haar tegenwoordigen vorm al sinds lange jaren naast artikel 135 der gemeentewet. En zooals die stand nu is, had de Raad een verordening, als straks bedoeld, al lang in het leven kunnen roepen. Daar is echter nooit aan gedacht. En nu ziet spreker de zaak zoo in, dat langzamerhand het groote publiek do oogen zijn open gegaan en dat het zich nu niet speciaal kant tegen aanneming van dit voorstel, maar dat het vreest, dat de Raad misbruik gaat maken van de macht, hem bij artikel 135 der gemeentewet toege kend, een artikel, dat daarvoor niet oorspronkelijk is geschreven, maar dat door de nieuwe opvattingen den Raad de bedoelde macht geeft. Dat, meent spreker, is de diepere ondergrond van do algemeeno publieke belangstelling. Het is dus niet om het borreltje of om de speciale belangen der caféhouders, maar wan neer de Raad dit doetde macht, toegekend bij ar tikel 135, toegepast tot het alleruiterste, dan komt men morgen weer voor iets anders en men vreest als zoodanig machtsmisbruik van den Raad. Dat is het wat het publiek er in is gaan zien. Als men wil wat hior de drankbestrijders willen doen, moet dit gebeuren op grond van zedelijkheid en gezondheid. In artikel 135 zijn drio motioven ge noemd op grond van de drankwet is geen verbod te maken ofschoon artikel 7 daarvan wel spreekt van „onverminderd de bevoegdheid gegeven bij artikel 135 dor gemeentewet" en die motioven zijn de oponbaro orde, de zedelijkheid en do gezondheid. Op grond van de openbare orde en het handhaven daarvan acht spreker die maatregel niet noodig. Wil men nu de motieven zedelijkheid en gezondheid zoo ruim opvat ten, dat daaronder ook het gebruik van sterkon drank valt, dan dient men bij eon dorgelijko muggenzifterij daar b.v. ook onder te rangschikken het aantal si garen, dat iemand por dag mag rooken, dat is in het wezen van de zaak hetzelfde. En dan kan men op grond van artikel 135 der Gemeentewet de menschen ook voorschrijven om 's avonds om 10 uur naar bed te gaan in hot belang der gezondheid ook dat is in den grond van den zaak precies hetzelfde. Do Drankwet regelt het gebruik en misbruik van den drank, op grond daarvan is de verordening niet te maken men moest dus een ander deurtje zien te vinden en dat deurtje is artikel 135 der gemeentewet, ofschoon dat de oorspronkelijke bedoeling van het artikel niet is. Vandaar het verzot en de groote be langstelling van het publiek, dat als het ware bij instuïtie voelt, dat, wanneer men dit artikel toepast op dergelijke gevallen en het wordt door den Hoogen Raad goedgekeurd en men dus door dit achterdeurtje binnenkomt, men over de wetgevendo bevoegdheid van den gemeonteraad niet meer gerust kan zijn. Men hoeft bij al 't kabaal ook over 't hoofd gezien de billijkheid dat men de belanghebbenden ook scha deloos moet stellen. Spreker zal daar nu niet verder over sproken, omdat niet is te zeggen tot welk be drag de inkomsten worden gereduceerd. En of werkelijk deze kwestie het drankmisbruik zal bestrijden of niet, is ook een vraag. De menschen die willen drinken kunnen het de vorige dagen ook krijgen, do groote misbruikers behoudt men dus toch. Maar op staatsrechtelijk terrein is het juist de toe passing van artikel 135 der Gemeentewet die oorzaak is van het groote verzet. Men zegt wol dat er zooveel adhaesie-betuigingen zijn ingekomen maar ook zijn er de laatste dagen adressen ingekomen, die tegen het voorstel zijn en van menschen, die geen onmiddellijk belang er bij hebben. Dat is een uiting van het groote publiek over eon dergelijke toepassing van artikel 135. De heer Dijkstra meent, dat het overweging ver dient aan hot voorstel, zooals het door hom is ingediend, nog iets toe te voegen, om precies de bedoeling naar voren te brengon. Men diene hot dan to lezen als volgt: De ondergeteekendo stolt voor sterke drank- verkoop te verbieden in voor het publiek toeganke lijke localiteiten in onze gemeente, en dan verder op de dagen en uren als in het oorspronkelijke voorstel genoemd. Dat is de bedoeling. Mot opzet is niet gesproken over verkoop van sterken drank in 't klein, omdat dan weer precies hetzelfde onrecht zou geschieden als bij de 8-uur sluiting; zooals het toen is gedaan moesten de vergunninghouders sluiten en de drankwinkels konden open blijven. Spreker zou wel onderscheid hebben gemaakt tusschen "Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 Janurai 1920. 53 kroegen en hotels en andere inrichtingen van openbaar verkeer, maar iemand die bij „minstens 10 L." ver koopt zou er dan niet onder vallen. Daarom geen onderscheiding van verbod tot verkoop van sterken drank in 't klein. Nu verklaart de Voorzitter het verzet van het groote publiek tegen het voorstel. Spreker zal daar niet verder over sprekenhij heeft echter deze overtuiging, dat het groote publiek sympathiseert met de bestrijding van den alcohol en met de idee in het voorstel neer gelegd dit laatste doel van het publiek is veel grooter dan het eerste, dat er tegen is. En als de vrouwen meestemmen mevrouw Buisman heeft dat heel goed ingezien dan hebben de voorstandors van het voorstel een overweldigende meerderheid, want als er één categorie van menschen lijdt onder de gevolgen van het alcoholisme, dan is dat „moedor de vrouw". Dit voorstel kan er wel door in verband met art. 135 der gemeentewet. Het is hier iets nieuws, dat geeft spreker toe, maar men moet niet vergeten, dat de Gemeentewet is van 1851, zoodat het haast ook tijd wordt dat daar een nieuwo voor komt De heer De Vos: „13 jaar mis!" De heer Dijkstra wil hiermee betoogen, dat in zoo'n tijdsverloop zich nieuwe gezichtspunten en bepaalde uitleggingen vormen. En het voorstel bevat een principe, dat in de lijn ligt van den tegenwoordigen tijd. Deze minister neemt dan ook met zijne uitlegging een zeer juist standpunt in. En zou deze bepaling nu in strijd zijn mot de bedoeling van don rijkswetgever Dan wil spreker opmerken, dat de redactie van zijn voorstel zeker veel minder ver gaat dan oen sluitings- vorbod, dat ruimte laat voor een minder ver strekkend tapverbod. Dit is, meent spreker, zeer logisch, als het andersom was, dan was sprekers voorstel in strijd met de bedoeling van den wetgever, maar een tap verbod is minder ingrijpend dan een sluitingsverbod. Spreker acht dit een zeer logische redeneering, waar men niet ovor behoeft te debatteeren. Als dezo uitlegging er niet was, zou spreker niet met zijn voorstel ge komen zijn. Do heer IJ de Vries heeft straks gezegd dat hij in principe verbazend veel voor het voorstel gevoelde, maar dat het hem niet. genoeg omlijnd is. Hij wil niet ontkennen, dat er bij de begrooting wel eenigs- zins over gesproken is, doch hij wil ook opmerken, dat het bij de behandeling der begrooting was, dat wethouder Schaafsma spreker toen, niet zeer edel, het verwijt heeft gemaakt: als go iets voorstelt, moet ge daarbij een duidelijke toolichting en becijfering ter tafel brengen, anders vat je het lidmaatschap van den Raad niet ernstig op. En dat hoeft spreker zeer ernstig opgevat en in verband daarmee durft spreker nu opmerken, dat dit voorstel, dat zoo enorm ingrijpt, zeer onvolledig is. Principieel is sprekor er misschien even sterk voor als do voorstellers zelf, maar niet met opoffering van anderen. Men had moeten zorgen, dat er een berekening met overgangsbepalingen bij was. De kleine vergunningsrechten, daar draait het niet om, het gaat hier om de groote waardevermin dering der panden. Spreker geeft daar eenige voor beelden van, o. a. noemt hij de herberg van Bergman aan den Wirdumerdijk, die de vorige week voor 60,000.is verkocht, maar die, wanneer het bekend geweest was, dat dit voorstel zou worden aangenomen, misschien met 30,000.roeds voldoende betaald was. En moeten die menschen deze schade nu lijden De wensch is ook hier de vader der gedachte bij de voorstellers. Spreker zou ook zeer gaarne in het voorstel willen meegaan, doch zou toch minstens willen bepalen hoe lang de termijn moet zijn voor het afwikkelen der loopende contracten. En moet dat nu zijn een half jaar, een jaar, anderhalf of twee jaar? Een termijn moet er worden gesteld, wil men dat niet, maar de zaak maar gauw afwikkelen in een 14 dagen, dan noemt spreker dat machtsmisbruik. De heer Schaafsma (wethouder) moet nog een korte opmerking maken aan het adres van den heer IJ. de Vries. Deze tracht spreker er weer bij te halen, wel aardig, maar de heer De Vries is niet gelukkig, wanneer hij sproker er bij haalt. De heer De Vries moet het raadsverslag maar eens nalezen, dan zal hij zien, dat spreker herhaaldelijk hoeft gezegd: „als hij dergelijke dingen aanvalt, dan moet de heer De Vries met een beter voorstel komen, als hij door het voorstel van Burgemeester en Wethouders, om den aftrek te bepalen op 700.is teleurgesteld. Wanneer ik door het voorstel was teleurgesteld, dan kwam ik met een beter voorstel". De heer De Vries heeft dit toen echter herhaaldelijk verzuimd, waarom is hij toon niet met een verder strekkend voorstel gekomen Wat hier op 't oogenblik aanhangig is, blijft een principioele beslissing. Als het principe is beslist zoo als het voorstel 't wil, dan kan een verordening worden gemaakt. Wanneer de Raad dit niet wil dan doet men het natuurlijk niet. Er zijn enkele opmerkingen gemaakt op staats rechterlijk terrein, doch als spreker dan goed door denkt, meent hij, dat men tot de erkenning moet komen dat, waar deze uitlegging van artikel 135 volgens don Voorzitter altijd waar is geweest, men deze dan ook wel degelijk mag toepassen. Deze op vatting wordt ook door het Rijksbestuur gehuldigd, dit vindt het goed, dat een dergelijke verordening wordt gemaakt. De burgerij moet die toepassing weten en wat de opvatting des ministers is geweest. Als het meerendeel van het volk niet homogeen met die op vatting van don minister gaat, hoort die minister hier niet. Dat de wet van 1851 een beetje anders wordt uitgelegd dan toen ze is gemaakt, is nogal begrijpelijk. Als de Voorzitter dan ook zegt, dat het groote publiek als bij intuïtie zou voelen dat men hier heeft te doen met machtsmisbruik van den Raad, is spreker het absoluut niet eens met den Voorzitter. Spreker gelooft het niet, dat groote groepen der bur gerij daardoor in beweging zijn gebracht maar alleen door de wijze, waarop de hotel- en caféhouders zijn opgetreden. Er gaat een wetgevende macht van den Raad uit, maar van misbruik maken daarvan, daar gelooft spreker niets van. Bij de behandeling der Drankwet is artikel 135 der Gemeentewet ook be sproken en spreker meent, dat de Staten-Generaal altijd deze opvatting hebben gehad, welke men er nu aan geeft. De Voorzitter merkt op dat art. 7 der drankwet alleen slaat op een tapverbod „onverminderd de be voegdheid van den Raad gegeven bij art. 135 der Gemeentewet". Deze opvatting is dus niet een uit vinding van lateren tijd geweest. Er is echter ook wol degelijk bestrijding tegen geweest bij de behande ling der drankwet. De heer Visser wenscht nog even de bedoeling van zijn voorstel naar voren te brengen. Spreker wil laten uitkomen, dat hij in principe voor het voorstel- Dijkstra-Jansen is, maar hij wil den betrokken menschen, do hoteliers, caféhouders enz. door zijn voorstel de gelegenheid geven, zich beter bij de komende toestanden aan te kunnen passen. Het voorstel wil dus met hunne belangen eenigszins rekening houden. De Voorzitter wenscht thans tot stemming over te gaan. Spreker doet voorlezing van het voorstel van

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1920 | | pagina 14