34 Verslag; vau de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 Januari 1920.
Spreker meent dat men in 't algemeen het eenmaal
ingenomen standpunt moet handhaven, dat de gemeente
landerijen koopt, die in de omgeving van de stad
liggen, en die zij, zij het dan niet direct, dan toch
in de toekomst zal moeten gebruiken. Uit dien hoofde
zal spreker dan ook zijn stom aan het voorstel geven.
De heer 0. F. de Vries (wethouder) kan volkomen
onderschrijven wat door den beer Dijstra is gezegd,
dat het heel moeilijk is den prijs te bepalen. En dan
wil spreker dit opmerken, dat de heer Van der Werff
den prijs bepaalt als greidlanden en niet als bouwterrein.
De gemeente wil het echter niet aankoopen om maar
een stuk land te hebben, maar om hot later te bezigen
voor bouwterrein. Er zullen in de toekomst arbeiders
woningen op gebouwd worden en dan is het voor
den prijs, waarvoor het is aangeboden, gezien de
andere prijzen van andere stukken land, niet te duur.
De heer Van der Werff is van meening, dat dit
terrein van 15 H.A. slechts gedeeltelijk vatbaar is
voor bouwterrein. Het grootste gedeelte komt daar
lang niet voor in aanmerking.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders
onder A wordt met 21 tegen 3 stemmen aangenomen.
Vóór stemmende heeren Visser, Zandstra, mevrouw
BesuijenLindeboom, de heeren Collet, Fransen,
Lautenbach, Van Weideren baron Rengers, Dijstra,
Schaafsma, Dijkstra, Tiemersma, mevrouw Buisman-
Blok Wijbrandi, de heeren Tulp, O. F. de Vries,
Nijholt, De Boer, Postma, Berghuis, IJ. de Vries,
Schoondormark en Jansen.
Tegen stemmende heeren Oosterhoff, Van der
Werff en De Vos.
De heer IJ. De Vries vraagt ten opzichte van punt
B van het voorstel of die terreinen voor de voetbal-
vereenigingen nu komen te liggen aan den Poppeweg.
Of is dit nog niet bepaald
De Voorzitter antwoordt dat Burgemeester en Wet
houders op 't oogenblik nog geen bepaald idee hebben
waar de voetbalterreinen zullen komen. Het college
heeft alleen nog maar overwogen, dat, waar de ge
meente thans zoo'n complex van landerijen gaat aan
koopen, het wel mogelijk zal zijn de verschillende
vereenigingen te helpen aan een terrein, waar ze
noodig aan toe zijn.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het voorstel onder B wordt met algemeene stem
men aangenomen, waardoor het geheele voorstel van
Burgemeester en Wethouders is aangenomen.
11. (Agenda no. IS.) Voorstel van Burgemeester en
Wethouders om medewerking te verleenen aan de N. V.
Internationale LuchtvervoeroJiderneming (1L. V.O.) inzake
het houden van een tentoonstelling op luchtvaartgebied
enz.
Dit voorstel luidt als volgt
Na afloop der Eersto Internationale Luchtvaart
tentoonstelling (Elta), het vorig jaar te Amsterdam
gehouden, is op initiatief van eenigen harer bestuurs
leden te Amsterdam opgericht de N. V. Internationale
Luchtvervoer Onderneming (I. L. V. O.), welke zich
blijkens hare statuten o. m. ten doel stelt het in
richten en exploiteeren van vliegvelden en het or-
ganiseeren van vliegdemonstraties. In het jaar 1920
is het bestuur, gelijk het bij brief van 10 December
1919 aan ons college schreef, voornemens met een
geheel modern ingericht vliegveld, waaraan zoowel
binnen- als buitenlandsclie vliegers verbonden zijn,
verschillende plaatsen in ons land te bezoeken om
door vliegdemonstraties en tijdelijk ingerichte vlieg-
diensten aan te toonen, wat door de luchtvaart be
reikt kan worden en hoezeer ook voor onze gemeente
het inrichten van oen vlieghaven van noode is. On
getwijfeld is het voor haar van verstrekkend belang
een vooraanstaande plaats, wat de provincie betreft,
in het vliegverkeer der toekomst in te nemen. De
hoofdstad van ons gewest dient in dit opzicht zich
een leidende plaats te verzekeren en niet achteraan
te komen. Yoor Friesland spreekt het sterker dan
wellicht voor vele andere provinciën, dat wij ons
hier niet afzijdig moeten houden, omdat het van
zoo groot belang is, indien het verkeer met andere
deelen des lands vergemakkelijkt wordt. Te voel
wordt steeds de afgelegenheid van onze gemeente
betreurd om niet medewerking te verleenen bij de
pogingen om, waar mogelijk, aan dit bezwaar tegemoet
te komen.
Op het verzoek der genoemde vennootschap, d.d. 10
December 1919, om, in samenwerking met den gar-
nizoens-commandant, die zijne medeworking reeds
heeft toegezegd, het excercitieterrein aan het Kalver-
dijkje beschikbaar te stellen voor het houden van
eene luchtvaarttentoonstelling met daaraan verbonden
vlietrdemonstraties, welke men zich voorstelt te houden
van 15 April tot 15 Mei e. k., moet dus naar onze
meening geieedelijk worden ingegaan. Het ligt in
de bedoeling om te trachten, bij wijze van proef hot
vervoer der post naar Groningen per vliegdienst te
doen plaats hebben, om daarmede de aanmerkelijke
tijdsbesparing bij deze wijze van overbrengen, ver
geleken bij de thans gebruikelijke, aan te toonen, terwijl
tevens gedurende die maand luchtvaartdiensten met
andere gemeenten genoemd worden Amsterdam
en Groningen zullen worden onderhouden.
Gelijk wij reeds opmerkten heeft de garnizoens
commandant zijne medewerking toegezegd en zich
bereid verklaard de exercities tot. de morgenuren te
beperken. Aangezien deze landen bovendien verpacht
zijn moet met den pachter, S. A. v. d. Weide, over
eengekomen worden over de schadevergoeding wegens
de huuronttrekking gedurende den tijd van het hou
den der tentoonstelling en den tijd welke noodig zal
zijn om de noodzakelijke gebouwen, welke slechts een
klein gedeelte van het terrein zullen innemen, op te
stellen en weer af te breken. Do daarvoor te betalen
schadevergoeding ad 800.moet door de Vennoot
schap gedragen wordenzij heeft zich daartoe bereid
verklaard en eveneens tot het storten van een waar
borgsom van 2500.waaruit zoo noodig kan be
taald worden het weder in orde brengen van het ter
rein en do eventueel toegebrachte schade.
Wij hebben dus de eer U voor te stellen te be
sluiten
de medeworking der gemeente toe te zeggen voor
de totstandkoming van een tentoonstelling op lucht
vaartgebied met daaraan verbonden vliegdemonstra
ties, te houden door de N. V. Internationale Lucht
vervoer Onderneming-(I. L. V. O.) in het voorjaar van
1920 op het exercitieterrein aan het Kalverdijkje en
Burgemeester en Wethouders te machtigen op den
voet van de briefwisseling tusschen hun college en
de genoemde Vennootschap van December 1919/Januari
1920, het daartoe noodige verder met het bestuur der
I. L. V. O. te regelen.
Met algemeene stommen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 Januari 1920. 35
Op voorstel van den Voorzitter wordt punt 13
der agenda aangehouden tot na afhandeling der
andere punten.
12. (Agenda no. 14.) a. Voortzetting der behandeling
van het voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
vaststelling van een ver or den it tg op het beheer der ge
meente,reiniging bijlage no. 53 van 1919).
b. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
vaststelling van eene verordening, regelende de samen
stelling en den werkkring van de commissie van bijstand
voor het bedrijf der gemeentereiniging
Het voorstel onder b luidt als volgt
Naar aanleiding van Uw besluit van den 13 Januari
1.1. om niet een commissie van bijstand voor alle
gemeente-bedrijven in te stellen nevens de bestaan
blijvende commissie voor de lichtbedrijven, een com
missie voor de gemeentereiniging, hebben wij de eer
U hierbij ter vaststelling aan te bieden het ontwerp
van eene verordening voor laatstgenoemde, in hoofd
zaak overeenkomende met ons ontwerp, opgenomen
in bijlage no. 53 van 1919.
(De wijzigingen in Ontwerp II van bijlage no. 53
van 1919 worden door den Voorzitter bij de behan
deling zelve medegedeeld).
Aan de orde is onderdeel a van het te behandelen
punt.
De Voorzitter herinnert er aan dat de Raad den
vorigen keer is gekomen tot artikel 27 van Ontwerp I.
Dat artikel is dus aan de orde.
De beraadslagingen worden heropend.
De heer Oosterhoff was aanvankelijk voornemens
om op dit artikel een amendement in te dienen, dat
de afschrijving op de bestaande goederen zou wijzigen.
Maar spreker heeft eens over de zaak nagedacht en
na de mededeeling, de vorige vergadering gedaan,
heeft spreker begrepen dat ten slotte de wijze, waarop
het nu gebeurt, geen verschil maakt met zijn opvatting,
De geschatte kostprijs wordt nu zoo gevonden of
liever het tegenwoordig bedrag zoo geschat, dat
wanneer men jaarlijks 10 afschrijft, de geschatte
waarde is afgeschreven in het aantal jaren dat het
voorwerp nog rneê kan. Dit is hetzelfde beginsel dat
spreker heeft voorgestaan. Kan iets b.v. nog 3 of 4
jaar meê, dan komt het door de afschrijving na dat
aantal jaren juist op nul.
Na de wijze waarop volgens de ontvangen inlich
tingen de zaken getaxeerd zullen worden, vervalt
sprekers motief, maar dan is dat niet de geschatte
kostprijs. Het geldt hier dan de afschrijving van de
door Burgemeester en Wethouders aangegeven waarde.
De heer IJ. de Vries kan in zooverre met het artikel
meegaan, als het alleen betrekking heeft op datgene
wat nu wordt overgenomen. In de vorige vergadering
heeft spreker ook al opgemerkt dat wanneer er nieuwe
dingen worden aangeschaft, deze niet op de geschatte
waarde, maar op den kostprijs moeten komen.
Dan zou spreker nog gaarne willen vragen, dat hij
den vorigen keer ook reeds heeft gedaan, wat men eigen
lijk bedoelt met het vernieuwingsfonds. Wat is de
bedoeling dat die 3, 5 en 10 °/o gestort zullen worden
of is dat alles maar een fictieve boel
De heer Berghuis (wethouder) zegt dat de heer
Oosterhoff zijn bezwaren dus weer gedeeltelijk tot
zich heeft genomen.
Den heer De Vries zal spreker even toelichten. In
deze verordening achtten Burgemeester en Wethouders
het wenschelijk dat op de balans niet twee soorten van
afschrijvingen kwamen, daar was een formeel bezwaar
tegen. Daarom moesten er twee waarden worden ge
nomen in plaats van twee afschrijvingen, n.l. de
werkelijke waarde en de waarde waarnaar wordt
afgeschreven. De nieuwe dingen komen voor op de balans
tegen de aanschafwaarde. In het overgangstijdperk
kunnen echter die dingen, die aanwezig zijn, niet
vallen onder de nieuwe afschrijving. En dit geldt
speciaal b.v. voor den vuilverbrandingsoven. Men stelt
deze nu op de waarde welke hij vertegenwoordigt,
daarbij in aanmerking nemende het aantal jaren dat
hij nog kan bestaan en zoekt de afschrijvingswaarde,
rekening houdende met een afschrijving van 5 °/0
en 't aantal jaren dat hij nog zal bestaan. Staat hij
dus voor f 400.op de balans en kan hij nog 5
jaar meê, dan is de afschrijvingswaarde te stellen op
f 1600.— en de jaarlijksche afschrijving 80.
Ten opzichte van de afschrijving van 10 °/0 onder
sub c zijn de lijsten daarvoor opgezet door den waar-
nemenden directeur der reiniging met den wethouder
en den verificateur der gemeente-financiên. En uit
jarenlange ondervinding is gebleken dat die 10 °/0
meer dan voldoende is. Dat is proefondervindelijk
aangetoond, 't is meer dan voldoende, zoo dat het
zelfs lager kon wezen.
De heer De Vries maakt bezwaar tegen het
afschrijvings- en vernieuwingsfonds en acht het
wenschelijk dat de afschrijvingen op de schuld aan
de gemeente drukken in plaats van een afzonderlijke
kas te houden. Spreker kan daar aanstonds op ant
woorden, dat er bij het college niets geen bezwaar
bestaat om in dien geest werkzaam te zijn, zoodra
de geheele boekhouding is gecentraliseerd. Thans
echter zou spreker bang zijn dat een dergelijke af
lossing in de gewone middelen zou verdwijnen,
zooals reeds meer verdwenen is. De tegenwoordige
inrichting der begrooting is echter zoo moeilijk om
juist te weten wat voor een bedrijf is gereserveerd.
Wat spreker betreft is dit een tijdelijke maatregel,
een voorloopige, tot de gemeente-financiën voldoende
ingericht zijn.
De heer Da Boer is grootendeels bevredigd als de
gemeente-huishouding zal worden gereorganiseerd en
al die fondserij zal vervallen en men daaromtrent
met nieuwe voorstellen zal komen. Hier geldt het een
overgangsmaatregel.
De vorige vergadering is gesproken over het schat
tingssysteem en de inventarisatie en er is toen gezegd
dat bij de stukken de gegevens daaromtrent zouden
worden overgelegd. Spreker heeft die echter nergens
gevonden, doch zou er toch gaarne wat van weten,
omdat het hem niet onverschillig is, hoe er wordt
geïnventariseerd.
De heer Berghuis (wethouder) zegt dat voor zoover
hem bekend is, de verschillende schattingsstukken
liggen bij de andere stukken. Hij kan echter den
heer De Boer wol gerust stellende schatting ge
schiedt door gemeenteambtenaren, door den waar-
nemenden directeur en den verificateur naar de werke
lijke waarde, wat de verbruiksgoederen betreft rekening
houdende, dat na den tijd, dat moet worden aange
nomen, dat ze versleten zijn, ze ook voor nihil op
de balans staan.
De heer De Boar„Dat is dus de waarde van den
dag". Spreker acht dit niet goed, omdat het gemeente
vermogen er kolossaal door wordt opgevoerd. Dat
de waarde wordt uitgedrukt in die van den tegen-
woordigen tijd, is geen goed systeem.