1' 36 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 Januari 1920. De heer Berghuis (wethouder) merkt op dat deze schatting alleen de niet-roerende goederen betreft. Met de afschrijvingscijfers heeft spreker straks al meegedeeld, dat zoodra de roerende goederen tot nul herleid zijn, zij ook voor nul op de balans komen te staan. Het geldt hier alleen de onroerende goederen, daarvoor kan men geen andere waarde aannemen dan de tegenwoordige Zou men daarbij rekening houden met de waarde, waarvoor ze zijn aangekocht en nader afgeschreven, dan kwamen ze misschien voor f 2. of 3.op de balans Ie staan en dan had men zeer zeker geen overzicht. Spreker is het in dit op zicht niet eens met den heer De Boer. Spreker heeft zich op het standpunt gesteld gelijk een koopman zou doen, die op een gegeven oogenblik zijn bedrijf begint. De heer De Boer wil, nu dit vraagstuk is aange sneden, een eenvoudig voorbeeld geven, dat hier zeer groote belangen van de gemeentehuishouding op den voorgrond treden. Stel, dat zekere bezitting f '200. heeft gekost en dat, nadat er reeds eenige jaren op afgeschreven is, de tegenwoordige waarde ƒ300.is. De gemeente zal dan een winst maken van f 100. en daarmee zijn de gemeente-financiën veel te gunstig voorgesteld. Ér is geen waarde van 300.—, dat gebeurt ook in andere commercieele boekhoudingen niet. De waarde moet niet gebouwd zijn op die van den tögenwoordigen tijd, maar op de aankoopwaarde. De heer Schaafsma (wethouder) is het met den heer De Boer niet eens. Als voorbeeld noemt spreker de stoombooten, die op de balans van de stoomvaartmaatschappijen staan voor de tegenwoordige waarde. Indien de reiniging altijd een bedrijf was geweest, dan stonden de bezittingen op de balans voor de waarde waarvoor ze zijn gekocht. Maar we hadden hier geen bedrijf en nu zijn het wel bezit tingen die door de gemeente zijn geëxploiteerd, doch deze worden nu bij het nieuwe bedrijf voor de werke lijke waarde op de balans gezet, omdat het bedrijf nu de bezittingen gaat exploiteeren en men toch een bepaald systeem moet volgen. Wanneer alles toch aangeschaft had moeten worden, had men toch ook de bezittingen op de exploitatierekening moeten zetten voor de waarde waarvoor het wordt gekocht en dat is toch ook een veel hoogere waarde dan voor eenige jaren terug. Spreker acht het dan ook volkomen lo gisch, dat het wordt gedaan zooals nu, het terrein op de balans te zetten voor den geschatten prijs, berekend naar wat het thans zou hebben gekost. De heer Nijholt kan zich neerleggen bij wat het college voorstelt; hij wil er wel in meegaan omdat het hier slechts kleine zaken betreft en geen bedragen die de gemeente-financiën in de war zullen sturen. Maar dat wordt straks heel anders bij het opzetten van een grondbedrijf; in dat geval zal spreker niet met een opzet als thans voorgesteld meegaan en dan is hij het zeer zeker met den heer De Boer eens, dat men zich dan te rijk zou rekenen en daarmee de gemeentefinanciën in de war stuurt. De beraadslagingen worden gesloten. Artikel 27 wordt onveranderd vastgesteld. Artikels 2830 worden onveranderd vastgesteld. De verordening op het beheer der gemeentereini ging wordt onveranderd vastgesteld. De Voorzitter wil, nu het besluit omtrent de ver ordening is gevallen, opmerken, dat er nog enkele artikelen eenigszins moeten worden gewijzigd, omdat er besloten is tot het instellen van een commissie voor dit bedrijf, inplaats van voor alle bedrijven. Spreker stelt voor, dat de redactie-wijzigingen als nog door Burgemeester en Wethouders zullen worden aangebracht. Met algemeene stemmen wordt dienovereenkomstig besloten. Aan de orde is onderdeel b van het punt der agenda (Ontwerp II van bijlage no. 53 van 1919), zooals dit in verband met het besluit tot het instellen van een commissie voor de gemeentereiniging door Burge meester en Wethouders is gewijzigd. De Voorzitter doet mededeeling van de wijzigingen, door Burgemeester en Wethouders aangebracht: in het hoofd der verordening te lezen voor „de gemeentebedrijven", „het bedrijf der gemeente reiniging" in artikel 1 voor „der gemeentebedrijven" te lezen „van het bedrijf der gemeentereiniging" en voor „bedrijven", „gemeentereiniging" in artikel 6 onderdeel a voor „der bedrijven in hunnen geheelen omvang" te lezen „van het bedrijf der reiniging in zijn geheelen omvang"; in onderdeel b voor „de bedrijven" te lezen „het bedrijf" onder c voor „onder de verschillende bedrijven" te lezen „daarbij" in artikel 7 voor „de bedrijven" te lezen „het be drijf" en de woorden „voor die bedrijven" te laten vervallen in artikel 8 voor „de door de directeuren opge maakte verslagen" te lezen „het door den directeur opgemaakte verslag" en voor „bedrijfsbegrootingen" te lezen „bedrijfsbegrooting" in artikel 10 voor het in den tweeden regel driemaal voorkomende woordje „een" telkens te lezen „den" in artikel 11 voor „de bedrijven" te lezen „het bedrijf" en artikel 13 te lezen als volgt „Deze verordening treedt in werking met den dag harer vaststelling Met afwijking van het bepaalde in artikel 2 worden de leden der commissie voor de gemeentereiniging voor de eerste maal gekozen zoo spoedig mogelijk na het vaststellen dezer verordening". Met algemeene stemmen wordt de verordening met inachtneming van deze wijzigingen vastgesteld. 13. (Agenda no. lö.) Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wijziging van de verordening tot vaststelling van het getal en de jaarwedden der leeraren enz. aan het gymnasium gemeenteblad 1916 no. 24 en 1919 no. 21) (bijlage no. 4 van 1920). De beraadslagingen worden geopend. Den heer De Boer lijkt het toe dat het aanbeveling verdient, het voorstel, waarmee curatoren komen, de voorkeur te geven boven het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Hij meent, dat wanneer het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt aangenomen, men een geheel individueele regeling maakt voor de leeraren aan het gymnasium en als het ware de ver ordening omtrent het salaris der leeraren geheel bui ten werking zal treden, terwijl hun rechtspositie dan niet nader geregeld is, en er als het ware een con- tractueele toestand wordt geschapen. De heer Schoondermark (wethouder) geeft toe, wat de heer De Boer zegt, maar dat is bij het voorstel Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 Januari 1920. 37 van curatoren precies hetzelfde, dat gaat alleen nog iets verder. Zooals de verordening luidt of zal luiden wanneer het voorstel wordt aangenomen, kunnen Burgemeester en Wethouders naar omstandigheden handelen, wanneer ze niet in de gelegenheid zijn een leeraar te krijgen. Dat is ook de bedoeling van den minister geweest, daarom is in de wet eenige vrijheid gelaten, 't Is echter een individueele han deling, men moet het eigenlijk beschouwen als mar- eliandeeren, omdat de eene leeraar in een betere positie komt dan de andere, wat zijn ooorzaak hierin vindt, dat het eene vak tijdelijk en tengevolge van vraag en aanbod in een betere conditie is dan het andere. We hebben een tijd gehad, dat er geen leeraar in de oude talen was te krijgen, nu kan men geen leeraar krijgen in de natuur- en scheikunde, men moet die als het ware koopen. Daarom wordt deze wijziging in de verordening voorgesteld, omdat dit vak nu tegen woordig weer beter betaald moet worden dan de andere vakken. Dat is echter geen motief om mee te gaan met het voorstel van curatoren. De heer De Boer is niet overtuigd. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders zal tot gevolg hebben dat nadat de aanvangswedde is vastgesteld, de verhoogingen willekeurig kunnen worden toegekend, b.v. bij den eene na 1 jaar, bij den ander na 3 jaar enz. In het voorstel van curatoren ligt opgesloten dat wanneer het aanvangssalaris is vastgesteld, de volgende verhooging dan weer na 2 jaar wordt toegekend dan wordt daar dus weer een geregelde toestand geschapen. Er is niet veel aan te doen dat hier wat meerdere vrijheid wordt genomen, maar wat Burge meester en Wethouders voorstellen is spreker wat al te vrij; dan is het beter de verordening maar heele- maal in te trekken en de zaak maar aan Burgemeester en Wethouders over te laten. De Voorzitter merkt op, dat niet Burgemeester en Wethouders, maar de Raad zelve ten slotte toch vaststelt. De kwestie vindt nu juist toepassing bij iemand, die zich bereid heeft verklaard de betrekking van leeraar in de schei- en natuurkunde aan de middel bare meisjesschool en aan het gymnasium te aan vaarden, echter niet onder de f 3500. Deze per soon verdient dat op 't oogenblik in Den Haag ook, doch wenscht liever bij het gymnasiaal onderwijs over te gaan, maar alleen onder die voorwaarde. Spreker heeft den persoon nu gevraagd wat zijn be doeling daarmee was, of hij nu zijn laatste periodieke verhooging wenschte na verloop van den tijd dat als regel een verhooging wordt toegekend, of dat hij wilde wachten tot de eigenlijke tijd voor die laatste verhooging was gekomen. Het antwoord was: „als ik voorloopig maar f 3500.heb, dan wil ik voor de volgende verhooging mijn tijd wel afwachten". Bij het voorstel van curatoren zou dit nu niet ge beuren, dan zou de betrokkene na 3 jaren dienst al weer een verhooging krijgen. Nu staat men voor het geval, dat de betrokkene er direct op staat om onmiddellijk na 3 jaar weer een periodieke verhoo ging te genieten, hij wil wel langzamerhand inloopen tot hij weer gelijk komt met zijn collega's, dat is dus hier na 9 jaar. Dus gaan curatoren hier met hun voorstel verder dan Burgemeester en Wethouders. Nu dan ook in het eerste het beste geval de be trokken persoon zelf zegt, dat hij niet direct staat op de periodieke verhoogingen, hebben Burgemeester en Wethouders gemeend de vaststelling daarvan te moe ten regelen bij het bepalen van het aanvangssalaris. En waar zich nu ten slotte verschillende gevallen kunnen voordoen, moet men deze in de hand hebben. Spreker gelooft trouwens wel dat die 3500. wel spoedig geheel in de verordening zal worden opgenomen, 't Is een kwestie die niet zoo'n langen tijd meer zal duren, daar het minimum salaris aan de R. H. B. S. zal worden vastgesteld op f 3500. en waar het Gymnasium altijd met de Burgerschool is gelijkgesteld, vermoedt spreker, dat ook de sala- rieering aan het Gymnasium wel zal worden gewij zigd. In zooverre zou dan deze wijziging der veror dening dus maar een overgangsmaatregel zijn. Nu echter bij het eerste geval de betrokken per soon het spreker zelf in den mond gaf door te zeg gen: ik geef er niet zooveel om, meenden Burge meester en Wethouders, dat ze niet zoover behoefden te gaan als curatoren wat ook van den Inspeoteur afkomstig is en dat ze dus dichter bij huis kon den blijven en daarmee meteen goedkooper uit waren. Dat is dan ook de oorzaak dat de voorstellen van curatoren en van Burgemeester en Wethouders niet gelijkluidend zijn. De heer Do Boer constateert, dat de perioden van toekenning der verhoogingen dus geheel afhangen van de bekwaamheid in het marchandeeren van den candidaat. Waar het nu echter toch een overgangstoestand geldt, wil spreker het voorstel van curatoren onder steunen en niet dat van Burgemeester en Wethouders. De Voorzitter: „Maakt U er een voorstel van om het voorstel van curatoren aan te nemen - De heer De Boer: „Ja". De Voorzitter: „Dat is dan dus een amendement op het voorstel van Burgemeester en Wethouders". De heer De Boer: „Ik dacht dat het twee voor stellen waren." De Voorzitter: „Onder litt. C. is afgedrukt het schrijven van curatoren, dat is er bij gedaan om te laten zien, hoe in het ontwerp-raadsbesluit het voor stel van curatoren door Burgemeester en Wethouders is omgewerkt". De heer Schoondermark (wethouder) merkt op, dat de heer De Boer hetzelfde kan bereiken, door tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders te stemmen of voor te stellen om den zin onder A. „In deze gevallen enz." te schrappen en daar mee de redactie van curatoren te herstellen. De heer Berghuis (wethouder) wil den Raad nog waarschuwen, dat wanneer het voorstel-De Boer wordt aangenomen, dit eenvoudig zal beteekenenhet geld van de gemeente weggooien. Meer zal spreker er niet van zeggen. De heer De Boer: „Dat is ook voldoende! De beraadslagingen worden gesloten. Het voorstel van den heer De Boer, om ten op zichte van de wijziging der salarieering van de leeraren aan het gymnasium te besluiten tot het voorstel van curatoren, wordt verworpen met 17 tegen 7 stemmen. Vóór stemmen: de heer Zandstra, mevrouw Besuijen- Lindeboom, de heeren Collet, Dijkstra, Tiemersma, Nijholt en De Boer. Tegen stemmende heeren Visser, Fransen, Lauten- bach, Van Weideren baron Rengers, Dijstra, Ooster- hoff, Van der Werff, Schaafsma, mevrouw Buisman-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1920 | | pagina 6