40 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 Januari 1920. in hotels en die gelegenheden, waar hij verder ge nuttigd kan worden. Dit is nog maar een zeer ge brekkige remieder, die sterken drank wil blijven gebruiken, kan zich daar nog overvloedig van voorzien. Daarom gelooft spreker dat er in het uitbrengen van prae-advies heelemaal geen gevaar schuilt, terwijl tengevolge van behandeling op nu, dit niet die voor- deelen oplevert, die de heer Jansen daaraan toeschrijft. De heer Visser heeft gezegd, dat de kwestie van prae-advies van geen beteekenis is, omdat elk raads lid zijn gevestigde meening over het voorstel heeft. Dit is inderdaad niet absoluut onjuist, doch er zit voor spreker deze waarheid in, dat hij in principe mi egaat in het streven in de richting van het voorstel voor hem is het echter niet de kwestie of maar hoe het zal gebeuren. Spreker herinnert nog even aan de adressen, genoemd onder de „mededeelingen" van zoopas, om te kunnen constateeren dat niet alleen de eminente belangen van de rechtstreeks belanghebben den er mede gemoeid zijn, maar dat ook een machtig groot percentage van de burgerij critisch staat tegen over dit voorstel. Spreker acht het dan ook belang rijk genoeg om met de behandeling nog 14 dagen, desnoods nog iets langer, te wachten om prae-advies op het voorstel te krijgen. Men moet niet uit het oog verliezen, dat men de vrucht maar één keer kan plukken, als men ze onrijp plukt is de gelegenheid daartoe voorbij wanneer ze rijp is. De Voorzitter meent dat het 't zelfde blijft of men voor of tegen prae-advies is, omdat de zaak toch niet aan de orde kan komen. Spreker wil er den Raad op wijzen dat, zooals het voorstel van de heeren .Jansen en Dijkstra voor hem ligt, het voor spreker, al zou hij er ook de grootste voorstander van zijn, niet acceptabel is. Waarschijnlijk is het voorstel bedoeld als een principe-verklaring, maar het komt alleen hierop neer, dat men den verkoop van sterken drank op bepaalde dagen in de gemeente wil verbieden. Doch wanneer men de redactie, zooals hot voorstel is gesteld, aanneemt, moet men ook absoluut genoegen nemen met de kwesties die er aan de zaak vastzitten. En dan dringen er tal van vragen op, die door het voorstel niet worden beantwoord. Wat gebeurt er bij het ten geschenke geven en bij het verstrekken Is dit ook verboden Vallen de sociëteiten en logementsvergunningen er onder? Deelt ook de groothandel er in, zoodat men verkoop van 10 vaten tegelijk ook moet verbieden Spreker ziet niet in dat de Raad er ook de macht toe heeft om dat laatste ook te verbieden en hij meent dan ook dat, wanneer men een verordening maakt alleen in den geest zooals de heeren Dijkstra en Jansen willen, deze op 't oogenblik positief over den kop zal gaan. De verordening is te maken maar niet in dien vormzij kan niét plotseling in de vergadering geredigeerd wordenwel waar schijnlijk als de zaak kalm wordt overdacht. Hier wordt echter alleen gesproken over het verbod tot verkoop van sterken drank, daar valt alles onder en wanneer in dien algemeenen zin het voorstel luidt, is het volgens sprekers inzicht voor den Raad niet te doen. Wel is een verordening mogelijk op het ver bieden van verkoop van sterken drank in voor het publiek toegankelijke lokalenaan de hand van art. 135 der gemeentewet is dit in een prae-advies nader te bespreken. Doch wanneer men er zoo mee komt, is het voor den Raad niet te accepteereu. Zooals het voorstel is geredigeerd zal om juridische redenen, wanneer dit in een verordoning is verwerkt, deze in Den Haag vernietigd worden. De heer Dijkstra meent dat de Voorzitter zich wat al te gemakkelijk van het voorstel afmaakt. Het voorstel is ingediend op de breedst mogelijke wijze, doch de verschilende dingen, die de Voorzitter naar voren brengt, kunnen bij de behandeling van de ver ordening zelve ter sprake worden gebracht. Het voor stel dat door spreker is ingediend, is niets nieuws onder de zon; er zijn in ons land al heel wat van deze voorstellen tot wet verheven. Spreker zal daar nu niet veel meer van zeggen, straks als hij het voor stel moet verdedigen, zal hij daar wel op terug komen. Hij verklaart echter juridisch sterk te staan, straks zal hij naar voren brengen een wetsbepaling in ver band met art. 135 der Gemeentewet en art. 7 dei- drankwet en de memorie van toelichting van den Minister. Als men dat hoort, zal men wel tot de conclusie komen, dat de zaak heel anders is dan de Voorzitter ze inziet. En 't is ook wel gebleken, dat het drankkapitaal het anders inziet, anders zou den ze er niet zoo'n kabaal over maken. De heer Jansen heeft met eenige verbazing gehoord het standpunt, dat door den Voorzitter wordt inge nomen. In verband hiermede verwijst hij naar no. 7 in „de Gemeentestem" van 27 December 1919, waarin voorkomt een uitspraak van den Hoogen Raad, be treffende een besluit van den Raad der Gemeente Oude Pekela, welke wel niet in dezelfde lijn ligt als dit voorstel, maar toch denzelfden grondslag heeft en waarbij het sluiten van tapperijen werd goedgekeurd. En waar spreker meent, dat het verbieden van ver koop van sterken drank nog zoover niet gaat, dit nog niet van zooveel kracht is als het sluiten van tapperijen, daar is hij ook van meening dat zoodanig besluit wel zal worden goedgekeurd. Doch eerst dient de principieele kwestie nu te worden uitgemaakt, en dan kunnen de bezwaren, zooals ook reeds door den heer Dijkstra is gezegd, bij het maken van de strafverordening onder de oogen worden gezien. De heer Schaafsma (wethouder) gelooft, dat de Raad bezig is af te dwalen. Hij meent dat het ver standig is, thans het voorstel van de heeren Rengers en Dijstra in stemming te brengen. Spreker heeft het voorstel-Dijkstra-.Jansen altijd opgevat als een beginsel-kwestie; als de Raad daarin meegaat kan de zaak later door Burgemeester en Wethouders op regelmatige wijze worden behandeld. De kwesties, die de Voorzitter straks heeft opgewor pen, behooren toch bij het in elkaar zetten van de verordening te worden behandeld. De Voorzitter zegt dat hij zijn standpunt, 't welk hij zooeven heeft uiteengezet, inneemt, omdat, wan neer het voorstel, zooals het er nu ligt, door den Raad wordt aangenomen, er niet een goede verorde ning uit te maken is. De heer Jansen heeft gelijk dat er wel een verordening is te maken, maar niet een voor het verbod tot verkoop van 10 vaten tege lijk. Spreker heeft ook bedoelde „Gemeentestem" voor zich liggen, in dat opzicht staat hij dus quitte met den heer Jansen, maar wat daar in staat is een ge heel andere kwestie, die hier niet aan de orde is. Spreker heeft enkel een prae-advies willen moti- veeren, omdat, wanneer ten slotte het voorstel zoo wordt aangenomen, de verordening hieruit voort vloeiende in Don Haag zeker niet wordt aanvaard. Ten opzichte van het voorstel tot adhaesie-betui- ging aan het voorstel van 10 kamerleden tot het in stellen van „Plaatselijke Keuze" heeft men de con cept-wet weten te krijgen; daaromtrent wist de Raad dus, waar men aan toe was en wat de voorstellers met hun voorstel bedoelden. Nu heeft in zijn memorie van toelichting de heer Dijkstra ook wel een en ander omtrent dit voorstel uitgewerkt, maar dat staat niet in het voorstel; de heer Dijkstra zal wel een gedachte Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 Januari 1920. 41 hebben om niet verder te gaan dan zoover, maar in het voorstel staat dat niet. Daarom dringt spreker alsnog aan op prae-advies. Thans stelt spreker voor, eerst de principieele kwestie te behandelen of het voorstel heden zal wor den behandeld of niet en brengt daartoe eerst in stemming het voorstel van de heeren Rengers en Dijstra. Het voorstel van de heeren Rengers en Dijstra om het voorstel van de heeren Dijkstra en Jansen alsnog in handen te stellen van Burgemeester en Wethouders om prae-advies, wordt verworpen met 14 tegen 11 stemmen. Voor stemmen: de heeren Fransen, Lautenbach, Van Weideren baron Rengers, Dijstra, Oosterhoft, Van der Werff, Tulp, De Vos, Postma, IJ. de Vries en Schoondermark. Tegen stemmen: de heeren Visser, Zandstra, me vrouw Besuijen-Lindeboom, de heeren Collet, Schaaf sma, Dijkstra, Tiemersma, mevrouw Buisman-Blok Wijbrandi, de heeren O. F. de Vries, Nijholt, De Boer, Berghuis, Jansen en Terpstra. De Voorzitter stelt thans aan de orde het voorstel van den heer Tulp om de behandeling van het voor stel van de heeren Dijkstra en Jansen uit te stellen tot de kwestie omtrent „Plaatselijke Keuze" door de Kamers is behandeld. Het voorstel van den heer Tulp wordt verworpen met 18 tegen 7 stemmen. Vóór stemmen de heeren Fransen, Van Weideren baron Rengers, Oosterhoff, Tulp, De Vos, Berghuis en Schoondermark. Tegen stemmende heeren Visser, Zandstra, mevrouw BesuijenLindeboom, de heeren Collet, Lautenbach, Dijstra, Van der Werff, Schaafsma, Dijkstra, Tiemersma, mevrouw BuismanBlok Wij brandi, de heeren O. F. de Vries. Nijholt, De Boer, Postma, IJ. de Vries, Jansen en Terpstra. Thans is aan de orde het voorstel van de heeren Dijkstra en Jansen zelve. De heer Dijkstra had niet gedacht, dat het voor stel, door hem ingediend namens zijne fractie en den heer Jansen, zooveel stof zou hebben opgejaagd, 't Is heelemaal geen kwestie die nu opnieuw wordt aangesneden, omdat ze bij de begrooting alreeds was aangesneden. Spreker kan zich de spontane actie van het georganiseerd drankkapitaal maar kwalijk begrij pen, omdat dat voorstel enkel bedoelt en beteekent tegen het alcoholisme eenigszins keerend en remmend op te treden. Meer ziet spreker er ook niet in. Hij weet ook wel dat wanneer men verschillende dingen in de maatschappij wil veranderen, men dan de zaak maar niet zoo bruut kan aanpakken, maar met de werkelijkheid rekening moet houden. En daarom spreekt het voorstel ook alleen van een verbod tot verkoop van sterken drank, maar niet van alcohol houdende dranken. Waar nu uit het voorstel een betrekkelijke beschei denheid spreekt en er toch zoo'n kolossaal spectakel over gemaakt is in het land en in de gemeente, doet dit spreker als drankbestrijder in zekeren zin een groot genoegen, want als één groep gezorgd heeft, dat de aandacht werd gevestigd op de pest van het alcoholisme, dan zijn dat in dit geval de kasteleins en vergunninghouders zelf geweest. Dit is sprekers principieele meening omtrent de zaak zelve. Hij wil thans het voorstel nog iets nader toelichten, ook omdat hij juist door de bewe ging, die er uit ontstaan is, verplicht is verschillende misvattingen en uitleggingen van het voorstel te bestrijden. Spreker heeft zoopas kennis genomen van een ingekomen stuk van de organisatie, waarin wordt gezegd, dat deze actie niet als een bedreiging was bedoeld. Dat schrijven de heeren nu. Iedereen die echter bij de actie tegenwoordig is geweest, en daarin heeft meegeleefd, kan voor zichzelf beoordeelen of dit al dan niet een dreigement was. Wat het was, laat spreker koud, we kunnen rekenen dat het is gebeurd en men kan er zich naar richten. Een ding kan spreker zich in de actie niet begrijpen, n.l. dat er geen onderscheid is gemaakt tu^schen de gewone kroegen en 't hotelwezen. De grootste meneeren uit Doelen, Phoenix en andere groote hotels stonden naast de kleine kroegbazen uit het minste buurtje, die ze in 't gewone dagelijksche leven niet aanzien. Dit heeft zeer eigenaardige toestanden verwekt, 't Was alsof deze actie precies hetzelfde was als een gewone maatschappelijke staking. Alsof de kroeg, de etterbuil van den tegenwoordigen tijd, en het goed ingerichte hotel op een lijn zijn te stellen Dit met andere dingen hebben een verbazend misverstand bij het publiek gebracht en tot wondere voorstellingen aanleiding gegeven. De staking is niet als een dreigement bedoeld Spreker wil er dit dan nog van zeggen, dat het iu ieder geval voor hem vast staat, dat deze actie onnoodig scherp is geweest en dat de behandeling tegenover de clientèle zeer onwellevend is geweest. Dat de actie scherp is gevoerd, blijkt wel hieruit, dat degene, die niet mee deed, eenvoudig werd ge boycot. 't Is zeker niet zoo'n kalme geschiedenis ge weest. Spreker herinnert zich, dat er zelfs tegen leveranciers aan melkinrichtingen is gezegd als ge meer melk daaraan levert dan in gewone omstandig heden, dan boycotten we je. Wanneer die strijd middelen naar voren worden gebracht, krijgt men toch wel de gedachte dat het niet zoo'n heel schappelijke geschiedenis is geweest. Er is over deze aangelegenheid zoo af en toe nog al eens geschreven spreker wil niet alles aanhalen, doch wenscht even te herinneren aan wat gister in de „Leeuwarder Courant" stond omtrent de uitwer king van deze kwestie, n.l. van het plotseling droog leggen der gemeente, dat de gewone dronkemans tooneelen en dergelijke akkevietjes evengoed plaats hadden De heer 0. F. de Vries (wethouder); „Neutrale krant De heer Dijkstra en dan wordt deze conclusie in het blad neergelegd „velen trokken er dan ook op uit in de richting van Marssum, Oud Tolhuis aan den Groninger Straatweg en andere gelegenheden buiten onze stad, om hun „glaasje" te drinken". De strekking van dit stukje beteekent volgens spreker het droogleggen beteekent toch niets, 't is beter dat de affaire van de drankgeschiedenis en het drankgebruik maar op denzelfden voet wordt voortgezet. Dan staat in het blad nog een stukje van de winkeliers- industrie- en handelsvereeniging, die ook opkomt voor do ge weldige belangen der gemeente en den wensch uit spreekt, dat de Raad niet overgaat tot het aannemen van het voorstel. Spreker zal het niet voorlezen maar hij wil er toch van zeggen, dat hetgeen, dat tot den handel behoort, zich niet al te veel moet voorstellen, na 't geen wat de handel in de afgeloopen 4 oorlogs jaren achter den rug heeft en heeft gepresteerd de bona fide handelaars niet te na gesproken van het vertrouwen van het publiek. Bij hen heeft toen toch steeds niet het gemeentebelang maar het eigen belang gesproken, omdat de handel in verschillende opzichten zooveel mogelijk heeft ontdoken, wat de regeering

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1920 | | pagina 8