42 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 Januari 1920. deed in het belang van de bevolking. Een klein voor beeld hiervan is, dat toen een maximum-prijs werd gesteld op de sla-olie, onmiddellijk uit de uitstalkasten do sla-olie was verdwenen en ze niet meer te krijgen was voor het publiek. De handel heeft zeker niet de belangen van de burgerij behartigd en daarom moet hij zich ook niet verbeelden, dat hij nog het ver trouwen van het publiek geniet zooals voor den oorlog. Om te doen uitkomen de resultaten op een moment als Vrijdag spreekt het vanzelf, dat het de bedoeling was om met het stopzetten van de restaurants enz. de handeldrijvende en zakendoende menschen te dwars- boomen. Dit was echter totaal niet noodig. Spreker heeft natuurlijk op Vrijdag en Zaterdag ook eens rondgekeken om ook eens te vernemen hoe andere gedeelten der bevolking en verschillende personen er over dachten. En met genoegen kan spreker verklaren dat er in de arbeidersbuurten en bij de vrouwen in 't algemeen een groote vreugde heerschte ,,dat de kroegen zouden verdwijnen" alweer dit misver stand helaas En als spreker dan verklaarde, dat dit niet het geval zou zijn en zoo'n vrouw hem dan vroeg: „Kun je er niet wat aan doen, ik heb deze week 7.meer gekregen," dan hoeft spreker daar niets meer aan toe te voegen daar spreekt uit zich zelf al een stuk ellende uit. Bij het vertrek der treinen ging het in den omtrek der wachtkamers geregeld toe. En do treinen die anders vertrokken met een 1000 passagiers waaronder een 150 a 200 beschonken kerels, vervoerden nu enkel nuchtere menschennu geen gevloek en getier en geraas zooals anders. De heer Fransen „De Vrijdag er dus ook bij De heer Dijkstra vervolgt, dat wanneer hij onmid dellijk scheiding heeft gemaakt tusschen het kroeg wezen en het hotelwezen, hier wel een reden voor was, omdat het wel een groote dwaasheid zou wezen om te meenen dat de geheel-onthouders beweging zelfs gekant zou zijn tegen het hotelwezen als een deel van het maatschappelijk verkeer. Spreker kan zich in dit verband beroepen op een der meest emi nente drankbestrijders in ons land, de heer F. U. Schmidt, die zegt ,,Een misverstand dat veel aangetroffen wordt is „dit: maar 't is toch onmogelijk om alle café's en „restaurants te verbieden! Nu, we zouden dat ook „niet graag willen: een groot deel, en niet altijd het „slechte, van ons volksleven is saamgeweven met 't „bestaan van café's en restaurants. Men denke aan „het reis-, aan het vereenigingswezenDe kwestie is „juist niet alleen dat we de café's en restaurants „niet willen verbieden maar dat we ze zoo ,.goed mogelijk willen hebben. En daarom moet de drank „juist uit die inrichtingen, daar verbeteren ze op. Het „gaat dus niet tegen de café's zelf". Dit is dus gewoonweg een verdediging van ont houders-zijde van het restaurant-wezen. En wat be- teekent nu voor het restaurant-wezen sprekers voor stel om den verkoop van sterken drank te verbieden van Zaterdagsmiddags tot 's Maandagsmorgens! Dan moet spreker nog tot zekere hoogte zijn ver bazing uitdrukken over het feit dat, waarschijnlijk uit een soort solidariteitsgevoel, de kasteleins om de veemarkt zich ook bij de actie hebben aangesloten, terwijl een groot gedeelte van die kasteleins niet eens vergunning hebben om op de tijdstippen, in sprekers voorstel genoemd, sterken drank te verkoopen De heer Fransen: „Zij zien het aankomen voor den Vrijdag!" De heer DijkstraDat is toch wat kras Alsof de kwestie ging tegen de inrichtingen van maatschappelijk verkeer Spreker zal ook zoo vrij zijn, een uitspraak aan te halen van wat de organisatie van het hotelwezen zelf zegt van het drankgebruik. Spreker citeert daartoe: „Men hoore trouwens de drankverkoopers zelf. De „president van de Zutfensche rechtbank had een be klaagde, die een borrel te veel op had, toegevoegd „hebt ge wel eens een mageren tapper gezien Toen „beklaagde met „neen" antwoordde, zei de president: „Dat komt omdat die menschen vet worden van wat „jullie met zweet verdienen". „3600 vergunninghouders vonden het toen noodig „aan den Minister van Justitie tegen die uitlating te „protesteeren. In het adres wezen zij o.a. er op, dat „geen enkel tapper gaarne een dronken persoon in „zijn lokaal zal zien, waar ieder kastelein liever melk, ,,thee, koffie of goedkoope likeuren zal verkoopen dan alcoholische dranken, omdat aan de eerste meer ver- „diend wordt dan aan de laatste. „Als dat zoo is en 3600 kasteleins verzekerden „het dan is het heelemaal geen nood, bij verbod „Dan zal menig tapper blij zijn dat hij niet meer „aan de vraag naar drank kan voldoen en de ver- meerderde vraag naar andere artikelen, waar „meer „aan verdiend wordt", zal hem de scha ruimschoots „vergoeden". Hierin komen, meent spreker, van do zijde der vergunninghouders al zeer krasse uitdrukkingen voor. Spreker kan zich levendig voorstellen, dat de organi satie zich tegen zijn voorstel verzet, maar wanneer men nu het antwoord der vergunninghouders in ver band met sprekers voorstel ziet en men beschouwt dan die uitspraak, het oordeel van de 3600 vergunning houders, dan behoeft spreker daar, meent hij, niets meer aan toe te voegen. Spreker wenscht nog onder de aandacht van den Raad te brengen de memorie van toelichting, door de organisatie van hotelhouders enz. aan den Raad gestuurd. Als spreker de argumenten, daarin vervat, stuk voor stuk de revue heeft laten passeeren, zal hij er niet meer aan hebben toe te voegen. In de eerste plaats dan de wettigheid, wat de aangelegen heid betreft om den verkoop van sterken drank te verbieden. Spreker zou willen zeggen, warneer het recht daartoe door de drankverkoopers wordt be twijfeld, als het verbod in strijd is met de gemeente wet, dan behoeven zij zich daar zoo druk niet over te maken, dan wordt het in Den Haag wel verworpen. De heeren schijnen er zelf echter niet zoo gerust op te wezen. Ook naar aanleiding van enkele woorden, zoo pas door den Voorzitter naar voren gebracht, wil spreker voorlezen welke uitspraak de regeering beeft gedaan in verband met het besluit van het gemeente bestuur van Rockanje. Daartoe diene het volgende „Het gemeentebestuur van Rockanje wilde evenwel „een anderen weg inslaan en het tappen van sterken „drank verbieden, de localiteiten zouden dan open „kunnen blijven. „Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland vroegen „den Minister van Arbeid zijn gevoelen. Deze ant woordde d.d. 18 November in een gansch anderen „zin dan tot dusver gebruikelijk was. „Het komt er hier slechts op aan of een eventueele „verordening, houdende verbod tot het schenken van „sterken drank op nationale feestdagen, lotingsdagen „voor de militie etc., een gebied zou betreden, dat „door de Drankwet tot rijkszaak is bestempeld. De „beantwoording dezer vraag hangt m. i. af van het „motief dat den wetgever heeft geleid of hij n.l. „beoogde de stof in haar ganschen omvang te regelen, „dan wel van bepaalde zijden, daarbij vrijheid latende „aan den gemeentelijken wetgever aanvullend op te „treden ook buiten de bepaaldelijk bij de wet voor „dezen aangewezen terreinen. De aanhef van artikel 7 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 Januari 1920. 43 „der Drankwet wijst nu op het laatste: de gemeente raad blijft, mits zijn regeling niet met de rijksrege ling in strijd komt, bevoegd op grond van artikel „135 Gemeentewet een tapverbod uit te vaardigen „voor bepaaldelijk aangewezen dagen. Strijd met de „rijksregeling is niet te ontdekken, omdat het verder „gaande sluitingsverbod van artikel 7 der Drankwet „ruimte laat voor een minder ver gaand tapverbod. „Een verordening als bedoeld door het Gemeente bestuur van Rockanje is dus m. i. niet onwettig"' Dit is dus het antwoord omtrent het standpunt van den Minister, wat deze aangelegenheid betreft. De heer De Vos: „Dat is een persoonlijke meening van den Minister geweest De heer Dijkstra„Dat heb ik u niet gevraagd". De heer De Vos„Maar ik wilde het toch maar even zeggen". De heer Dijkstra zijn betoog vervolgend, komt thans aan de klacht door de vergunninghouders naar voren gebracht, omtrent het moeten betalen der hoogo ver gunningsrechten. Het is een algemeene klacht, waar zij telkens mee aankomen, dat het betalen dier rechten niet voor de poes is. En spreker zal tot op zekere hoogte niet bestrijden, dat die kosten er in loopen en nog al wat bedragen. Maar hij zal dan ook zoo vrij zijn, den café- en hotelhouders toe te voegen dat u moet betalen, toegestemd, maar wat moeten wij betalen ten opzichte en tengevolge van uw bedrijf? Dat is de keerzijde der medaille. Spreker heeft bij de behandeling der begrooting daaromtrent al het een en ander gedemonstreerd en do bedroevende cijfers genoemd, die de gemeente al vast had te boeken in verband met de kosten tengevolge van het alcoholisme. Hij wil er thans nog aan toevoegen, dat er in de gemeente Leeuwarden in 1911 reeds 635,000.werd uitgegeven aan sterken drank. Men behoeft dus niet te meenen, dat het slechts een spelletje is. üe ge volgen daarvan doen zich dan ook gevoelen op ver schillend gebied. Ziekte, krankzinnigheid, kinderleed en allerlei andere dingen, te veel om op te noemen, dat zijn de gevolgen er van voor de gemeenschap. Spreker noemt nog de scholen voor achterlijke kin deren waaromtrent absoluut vast staat, dat 29 °/0 dier kinderen hun achterlijkheid hebben te danken aan de drankzucht hunner ouders, het te vroeg sterven aan tuberculose, voor een groot gedeelte de schuld van de drankzuchtige ouders, men leze maar de per centages. Deze aangelegenheid heeft ook de aandacht getrok ken van Mr. Goeman Borgesius, die indertijd in een te Utrecht gehouden rede zei, dat het alcoholisme toen reeds, directe en indirecte kosten inbegrepen, aan Nederland een 300 millioen gulden kostte. Dat bedrag is nu, met de algemeene prijsstijging met 90 100 gerust te stellen op 600 millioen. De kasteleins en dergelijke menschen maken zich erg benauwd dat de arbeiders weer zullen gaan „Maan- daghouden". Als ze dat werkelijk denken zou spreker hen willen toevoegen: Dan is er voor jullie heelemaal niets te doen, dan beurt ge toch evengoed uw centen. Maar we leven niet meer in dien tijd. De gewel dig moreele verheffing door de vakbeweging is een waarborg tegen het „Maandaghouden". En mocht dit werkelijk de spuigaten uitloopen, welnu, dan kan worden overwogen wat daartegen te doen Er wordt ook aan getwijfeld of de beperking van den alcoholverkoop wel goede resultaten zal hebben en er wordt o.a. gevraagd of na de 8-uur sluiting het aantal beschonken personen minder was dan vorige jaren. Spreker meent, dat dit de drankbestrijders niet zoo bijzonder zal interesseeren en dat ze zich daar niet zoo dik over zullen maken, maar hij wil toch nog even iets memoreeren waaruit blijkt, dat het toch niet onverschillig is hoeveel gelegenheid er is en hoe veel sterke drank er verkocht wordt. In 1913 waren te Amsterdam 3022 gevallen van dronkenschap tegen 1138 in 1918, in Rotterdam waren deze cijfers in dezelfde jaren respectievelijk 2327 en 773, in Den Haag 1559 en 737 en in Utrecht 643 en 209. Iemand, die nog wil beweren, dat dergelijke maatregelen als spreker heeft voorgesteld, niet van waarde zijn, be- schouwe deze cijfers, welke oflficieole gegevens zijn. Hij moet dan wel tot de conclusie komen, dat het niet precies heelemaal onverschillig is hoe, en wanneer en hoeveel sterke drank er wordt aangeboden of de gelegenheid tot het gebruiken daarvan wordt open gesteld. Een andere aangelegenheid is de clandestiene ver koop. Een aardig stokpaardje van de heeren vergun ninghouders. Zij verkoopen natuurlijk nooit clandes- stien ze zijn zoo onschuldig als pasgeboren kinderen Maar zoo af en toe bereiken ons berichten, die op het tegendeel wijzen. Spreker heeft bij zich een citaat uit het „Handelsblad" niet uit „Het Volk" ge titeld „Goud- en jeneverdorst" dat schijnt dus familie van elkaar te wezen. Het citaat luidt aldus „Zoowel in de Vereenigde Staten, als daarbuiten heerschte gerechtvaardigde verbazing over het feit, dat, niettegenstaande de drooglegging, nog alom in New-York sterke dranken verkrijgbaar waren. De oor zaak daarvan is ontdekt. Er bestond een uitgebreide samenzwering tusschen officieele personen en hotel- en restaurant-eigenaars in New-York. De laatsten betaalden aan de betrokken autoriteiten enorme sommen, waarvoor zij straffeloosheid verwier ven, dan wel tijdig een waarschuwing ontvingen tegen dat do politie in hun lokalen een inval doen zou. Een ambtenaar van het ministerie van justitie werd betrapt en had zich dezer dagen voor den rechter te verant woorden. Bij zijn verhoor kwam aan het licht, dat tot de omgekochten behooreneen vooraanstaand republi- keinsch politicus, die candidaat is voor een hoog ambt; een lid van de griffie van de rechtbank; twee bekende advocatenverscheidene politici en tal van autoriteiten, die min of meer hooge ambten bekleeden bij het stadsbestuur. De omkoopers, die duizenden dollars er voor over hadden om clandestien drank te kunnen verkoopen, behooren tot de eigenaars der bekendste hotels en restaurants van New-York". Dat is het antwoord op de angstige vrees van de vergunninghonders, dat de clandestiene verkoop bij de aanneming van sprekers voorstel zal toenemen. Er staat nog een andere zin in de circulaire die niet zoo precies juist is. De vergunninghouders zeggen daar„dank zij het optreden van den burgemeester is er niet geheel over en zonder ons beslist". Van dat „optreden" is spreker niets bekend. Wel kan hij zich herinneren, dat de Voorzitter het voorstel bij de begrooting direct in stemming wilde brengen, waarop de heer Tulp aanhouding heeft verzocht. De burge meester wordt er hier met de haren bij gesleept, wel is De heer Tulp: „De Voorzitter heeft geen haren!" De heer Dijkstra spreker een vergissing van den Voorzitter bekend. Wat de haren van den Voor zitter betreft, daar komt spreker straks op terug.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1920 | | pagina 9